Van 5 t/m 9 september jl. werden liefhebbers van bizarre, merkwaardige, experimentele of op wat voor manier dan ook van het gangbare afwijkende films op hun wenken bediend. Want toen was Breda voor de zevende keer alweer het toneel van het B-movie, Underground & Trash Film Festival, beter bekend als het BUT Film Festival. Thema van deze editie was de Apocalyps. Oftewel: het einde van de wereld – dat ons volgens de Mayakalender op 21 december 2012 te wachten staat.
Wat laat het BUTFF zien?
Het BUT Film Festival – of kortweg BUTFF – is een initiatief van stichting Idee-fixe (ook wel IDFX genoemd). Deze stichting stelt zich ten doel om kunst op foto, film, video en moderne digitale media onder de aandacht van een groter publiek te brengen. Primair wil Idee-fixe dit bereiken door als intermediair te fungeren tussen enerzijds publiek en anderzijds kunstenaars, uitgevers en/of distributeurs van deze culturele middelen. Het BUTFF vertoont films die qua vorm, smaak en inhoud radicaal afwijken van de gangbare cinema en daardoor zowel aangrijpen als verrassen.
Het BUTFF werd voor het eerst gehouden in december 2006, met cultureel centrum Electron als bruisend middelpunt – dicht bij het station van Breda, maar redelijk ver van het centrum. Sinds 2010 is de hoofdlocatie van het festival kunstencentrum de Nieuwe Veste en dat ligt zéér centraal, op een steenworp afstand van de Markt. Verscheidene films werden herhaald, zowel bij het pand van Idee-fixe als in de Nieuwe Veste, waardoor bezoekers die zoveel mogelijk wilden zien aanzienlijk minder voor dilemma’s kwamen te staan. Bij café Het Hijgend Hert, nachtclub De Graanbeurs en theaterdinersalon De Avenue kon men terecht voor BUT-muziek en -performances, terwijl op de binnenplaats van de Nieuwe Veste bijna doorlopend performers in de weer waren.
Festival opent post-apocalyptisch
Omdat het BUTFF nu eenmaal geen gewoon filmfestival is, was de openingsceremonie dat ook niet. Na enkele korte speeches (die nog wel tamelijk gewoontjes waren) werkte een legertje festivalmedewerkers werkte met vereende kracht en onder luid geschreeuw een gigantische pop tegen de vlakte. Daarna volgde de openingsfilm, die – niet geheel onverwacht – gelinkt was aan het festivalthema, de Apocalyps. Gekozen was voor de Duitse productie Hell van Tim Fehlbaum, waarin de zon dusdanig veel hitte is gaan afgeven, dat het leven op aarde bijna ondraaglijk is geworden. Vandaar ook de titel, die, gelet op het land van herkomst, dus niet “Hel”, maar “Helder” betekent. Centraal in deze film staan de lotgevallen van twee zussen, die in handen vallen van een familie met snode bedoelingen. Een zeer indringende en qua insteek van platgetreden paden afwijkende rolprent, die nog lang blijft nadreunen.
Wat laat het BUTFF zien?
Het BUT Film Festival – of kortweg BUTFF – is een initiatief van stichting Idee-fixe (ook wel IDFX genoemd). Deze stichting stelt zich ten doel om kunst op foto, film, video en moderne digitale media onder de aandacht van een groter publiek te brengen. Primair wil Idee-fixe dit bereiken door als intermediair te fungeren tussen enerzijds publiek en anderzijds kunstenaars, uitgevers en/of distributeurs van deze culturele middelen. Het BUTFF vertoont films die qua vorm, smaak en inhoud radicaal afwijken van de gangbare cinema en daardoor zowel aangrijpen als verrassen.
Het BUTFF werd voor het eerst gehouden in december 2006, met cultureel centrum Electron als bruisend middelpunt – dicht bij het station van Breda, maar redelijk ver van het centrum. Sinds 2010 is de hoofdlocatie van het festival kunstencentrum de Nieuwe Veste en dat ligt zéér centraal, op een steenworp afstand van de Markt. Verscheidene films werden herhaald, zowel bij het pand van Idee-fixe als in de Nieuwe Veste, waardoor bezoekers die zoveel mogelijk wilden zien aanzienlijk minder voor dilemma’s kwamen te staan. Bij café Het Hijgend Hert, nachtclub De Graanbeurs en theaterdinersalon De Avenue kon men terecht voor BUT-muziek en -performances, terwijl op de binnenplaats van de Nieuwe Veste bijna doorlopend performers in de weer waren.
Festival opent post-apocalyptisch
Omdat het BUTFF nu eenmaal geen gewoon filmfestival is, was de openingsceremonie dat ook niet. Na enkele korte speeches (die nog wel tamelijk gewoontjes waren) werkte een legertje festivalmedewerkers werkte met vereende kracht en onder luid geschreeuw een gigantische pop tegen de vlakte. Daarna volgde de openingsfilm, die – niet geheel onverwacht – gelinkt was aan het festivalthema, de Apocalyps. Gekozen was voor de Duitse productie Hell van Tim Fehlbaum, waarin de zon dusdanig veel hitte is gaan afgeven, dat het leven op aarde bijna ondraaglijk is geworden. Vandaar ook de titel, die, gelet op het land van herkomst, dus niet “Hel”, maar “Helder” betekent. Centraal in deze film staan de lotgevallen van twee zussen, die in handen vallen van een familie met snode bedoelingen. Een zeer indringende en qua insteek van platgetreden paden afwijkende rolprent, die nog lang blijft nadreunen.
Hoofdgast Rémy Couture
Aangetrokken als hoofdgast dit jaar was de special make-up effects-kunstenaar, fotograaf en filmer Rémy Couture uit Montréal, de grootste stad van de Canadese, Franstalige provincie Québec (maar niet de hoofdstad, want dat is de stad Québec). Hoewel zijn focus ligt op zijn eigen projecten, werkt hij met enige regelmaat ook mee aan film- en tv-producties. Zo werd van zijn diensten dankbaar gebruik gemaakt bij de sf-films Screamers: The Hunting en Death Race, de horrorfilms The Mummy: Tomb of the Dragon Emperor en Humains, de actiefilm The Punisher: War Zone en het drama Barney’s Version.
Lever je als grimeur werk op dat zó goed gemaakt is dat het niet van echt te onderscheiden is, dan vallen je veelal loftuitingen en/of onderscheidingen ten deel. Zo niet in het geval van Couture. Sterker nog, in 2009 opende Interpol na een (inmiddels vier jaar oude) tip van een Duitse burger de jacht op hem omdat men het sterke vermoeden had dat de verminkingen, martelingen en moorden die voorkwamen in 16 fotosessies en twee korte films op zijn (inmiddels afgesloten) website www.InnerDepravity.com écht waren. Nadat het de autoriteiten zonneklaar was geworden dat niets van de getoonde gruwelijkheden echt was, werd de aanklacht tegen hem ineens omgebogen naar het plegen van morele corruptie door het verspreiden van obsceen materiaal. Op 10 december 2012 begint om die reden een proces tegen hem dat twee weken zal duren. Wie hem wil steunen, kan dat doen via www.supportremy.com.
Op het BUTFF werd over Couture de ontluisterende documentaire Art/Crime vertoond. Ook de maker hiervan, zijn landgenoot Frédérick Maheux, was hierbij van de partij. Art/Crime is geheel gewijd aan het werk van de kunstenaar en de tegen hem ondernomen gerechtelijke stappen. Ook verzorgde Couture een drukbezochte en veel bijval oogstende workshop, waarbij hij een meisje transformeerde in een zombie.
Hoe kwamen de BUTFF-organisatoren op het idee om Couture als hoofdgast uit te nodigen? “Dat is eigenlijk heel grappig om te vertellen”, zegt Frank Schonewille, hoofd programmering. “Vorig jaar al hadden we Art/Crime toegestuurd gekregen, maar de film kwam héél laat binnen, een dag of twee vóór de start van het festival. Dat was niet de versie die wij nu vertoond hebben, maar de Québec-versie, die 100 minuten duurt en meer geënt is op de mensen die daar wonen. Ik heb hem destijds als enige van het festivalteam gezien en vond hem fantastisch. Frédérick Maheux kenden we al, want van hem hadden we vorig jaar de film Théorie de la Religion gedraaid. Toen Alex Diehl, een van onze programmeurs, Art/Crime zag, vond hij deze documentaire zó interessant, dat hij met Frédérick in contact is getreden. En toen bleek dat Frédérick op dat moment van Art/Crime een andere, 20 minuten kortere versie had, bestemd voor een internationaal publiek. Toen Paul Hagenaars, onze festivaldirecteur, de film zag, vond ook hij hem fantastisch. En zo kwam het, dat we besloten om Rémy en Frédérick uit te nodigen voor ons festival.”
Hoe vaak Couture ook al in Europa is geweest, nog nooit eerder had hij er een filmfestival bezocht. Hoe is hem het bezoek aan Breda bevallen? “Erg goed”, glimlacht hij. “De sfeer is hier bijzonder relaxt. We zijn ook in Amsterdam en Rotterdam geweest en die steden zijn totaal anders, veel drukker. Vooral Amsterdam! Ja, we hebben het in Breda echt uitstekend naar ons zin gehad: lekker bier gedronken, mooie vrouwen gezien, ha ha!”
Rijke diversiteit aan films
De diversiteit van de vertoonde films was wederom van een grote rijkdom. Meer dan 40 lange en ongeveer evenveel korte films, uit alle windstreken, kwamen voorbij. Ook waren er tientallen gasten uit binnen- en (vooral) buitenland aanwezig. Het werd deze zevende editie nóg duidelijker dan ooit tevoren dat de organisatoren inmiddels uitstekend hun weg weten te vinden in BUT-filmland, want bijna zonder uitzondering ademden de geprogrammeerde films een sfeer die zo typisch is voor dit festival: bizar, vreemd, tegendraads, onconventioneel, veelal zonder commercieel oogmerk gemaakt, hier en daar grensoverschrijdend, deels experimenteel, soms confronterend, maar altijd verrassend.
Zo werden in de Braziliaanse film Beyond the Grave van Davi de Oliveira Pinheiro meerdere genres op niet onverdienstelijke wijze met elkaar verweven. Want deze productie opent met een werkelijk spectaculaire gevechtsscène, speelt in een post-apocalyptische wereld en draait om een wraaklustige politieman die tijdens zijn speurtocht naar een seriemoordenaar te maken krijgt met onder meer zombies en beoefenaars van zwarte magie. En o ja, er zitten ook nog wat elementen van de spaghettiwestern in. Het verhaalverloop mag hier en daar dan vraagtekens oproepen, wat de makers van begin tot eind met verve hebben weten over te brengen is het enthousiasme en de passie waarmee ze deze film gemaakt hebben. En dat zorgt voor een bijzondere kijkervaring – en eentje die beklijft.
Onder het kopje “Club 70’s” werd een double bill uit de zeventiger jaren gepresenteerd: Seven (1979) van Andy Sidaris en Brute Corps (1972) van Jerry Jameson. Seven is een zeldzame titel uit het oeuvre van de man die bekend stond om met maken van films met drie B’s: Bullets, Bombs & Babes. Volgens die formule maakte Sidaris ook deze – wervelende en amusante – rolprent, waarin zeven huurmoordenaars op Hawaii de jacht openen op zeven leden van een criminele organisatie. Daarbij maken ze gebruik van welbekende huurmoordenaar-attributen als een kruisboog en – je moet het gezien hebben om het te geloven – een skateboard. In Brute Corps wordt uit een heel ander vaatje getapt, al ontbreekt het ook hierin niet aan actie. Het betreft hier een in westernstijl (!) gemaakte actiefilm waarin een groep sadistische moordenaars een kleine Mexicaanse staf overneemt en vervolgens een jonge lifter en haar vriend verkracht, ontvoert en misbruikt.
Een film die bij tijd en wijle vergelijkingen opriep met Das Experiment, was Monk3ys van Drew Cunningham. Dit Britse psychologische drama opent opvallend en gedurfd: met beelden waaruit blijkt dat het met de drie hoofdpersonen uit de film gruwelijk afloopt. Het ging hier om mannen met totaal verschillende karakters en achtergronden die voor een wetenschappelijk onderzoek 48 uur lang samen in een kamer waren gezet in de hoop dat ze dan uiteindelijk hun ware aard zouden tonen. Vervolgens krijgt de kijker te zien wat zich binnen de muren van die ruimte heeft afgespeeld. Hoewel dit idee op papier uiterst veelbelovend klonk, kwam dat in de film, die bijna van begin tot eind drie afwisselend pratende en zwijgende mannen toont, niet helemaal uit de verf. Maar misschien kwam dat ook wel in zekere mate door het feit, dat veel van het gesprokene moeilijk verstaanbaar was, waardoor een deel van de impact die de film hád kunnen hebben verloren ging. Hier werd de ondertiteling – waarvoor gezorgd was bij een aantal films op het festival – dan ook node gemist.
Af en toe bij het kitscherige af, maar mede daardoor juist prima op zijn plaats op het festival was de Duitse cyberpunkachtige en in visueel opzicht zeer kleurrijke productie Phoebe Phoenix van Gerry Schuster. Daarin neemt de titelfiguur, een zangeres van een spacefunkband, het op tegen een oppermachtige muziekproducent die zonder haar toestemming muziek van haar – met veel succes – in een parallel universum had uitgebracht.
Heel andere koek was Crack Whore van de Amerikaan Lance Polland. In deze horrorkomedie laten twee hillbilly’s een prostituee aan huis komen, maar door een ongelukje komt zij om het leven. Daarop schakelen ze een vriend in om hun probleem op te lossen, waarna ze opnieuw een dame van lichte zeden over laten komen. Want al hun geld hadden ze immers nog! Maar het loopt allemaal faliekant uit de hand, waardoor het een héél ander soort opwindende avond wordt dan ze zich voorgesteld hadden… Crack Whore is met weinig geld, maar met wagonladingen plezier gemaakt, met als resultaat een crowd pleaser van de eerste orde. Waarmee maar weer eens bewezen is dat je geen tientallen miljoenen hoeft te hebben om een onderhoudende film te kunnen maken.
Aangetrokken als hoofdgast dit jaar was de special make-up effects-kunstenaar, fotograaf en filmer Rémy Couture uit Montréal, de grootste stad van de Canadese, Franstalige provincie Québec (maar niet de hoofdstad, want dat is de stad Québec). Hoewel zijn focus ligt op zijn eigen projecten, werkt hij met enige regelmaat ook mee aan film- en tv-producties. Zo werd van zijn diensten dankbaar gebruik gemaakt bij de sf-films Screamers: The Hunting en Death Race, de horrorfilms The Mummy: Tomb of the Dragon Emperor en Humains, de actiefilm The Punisher: War Zone en het drama Barney’s Version.
Lever je als grimeur werk op dat zó goed gemaakt is dat het niet van echt te onderscheiden is, dan vallen je veelal loftuitingen en/of onderscheidingen ten deel. Zo niet in het geval van Couture. Sterker nog, in 2009 opende Interpol na een (inmiddels vier jaar oude) tip van een Duitse burger de jacht op hem omdat men het sterke vermoeden had dat de verminkingen, martelingen en moorden die voorkwamen in 16 fotosessies en twee korte films op zijn (inmiddels afgesloten) website www.InnerDepravity.com écht waren. Nadat het de autoriteiten zonneklaar was geworden dat niets van de getoonde gruwelijkheden echt was, werd de aanklacht tegen hem ineens omgebogen naar het plegen van morele corruptie door het verspreiden van obsceen materiaal. Op 10 december 2012 begint om die reden een proces tegen hem dat twee weken zal duren. Wie hem wil steunen, kan dat doen via www.supportremy.com.
Op het BUTFF werd over Couture de ontluisterende documentaire Art/Crime vertoond. Ook de maker hiervan, zijn landgenoot Frédérick Maheux, was hierbij van de partij. Art/Crime is geheel gewijd aan het werk van de kunstenaar en de tegen hem ondernomen gerechtelijke stappen. Ook verzorgde Couture een drukbezochte en veel bijval oogstende workshop, waarbij hij een meisje transformeerde in een zombie.
Hoe kwamen de BUTFF-organisatoren op het idee om Couture als hoofdgast uit te nodigen? “Dat is eigenlijk heel grappig om te vertellen”, zegt Frank Schonewille, hoofd programmering. “Vorig jaar al hadden we Art/Crime toegestuurd gekregen, maar de film kwam héél laat binnen, een dag of twee vóór de start van het festival. Dat was niet de versie die wij nu vertoond hebben, maar de Québec-versie, die 100 minuten duurt en meer geënt is op de mensen die daar wonen. Ik heb hem destijds als enige van het festivalteam gezien en vond hem fantastisch. Frédérick Maheux kenden we al, want van hem hadden we vorig jaar de film Théorie de la Religion gedraaid. Toen Alex Diehl, een van onze programmeurs, Art/Crime zag, vond hij deze documentaire zó interessant, dat hij met Frédérick in contact is getreden. En toen bleek dat Frédérick op dat moment van Art/Crime een andere, 20 minuten kortere versie had, bestemd voor een internationaal publiek. Toen Paul Hagenaars, onze festivaldirecteur, de film zag, vond ook hij hem fantastisch. En zo kwam het, dat we besloten om Rémy en Frédérick uit te nodigen voor ons festival.”
Hoe vaak Couture ook al in Europa is geweest, nog nooit eerder had hij er een filmfestival bezocht. Hoe is hem het bezoek aan Breda bevallen? “Erg goed”, glimlacht hij. “De sfeer is hier bijzonder relaxt. We zijn ook in Amsterdam en Rotterdam geweest en die steden zijn totaal anders, veel drukker. Vooral Amsterdam! Ja, we hebben het in Breda echt uitstekend naar ons zin gehad: lekker bier gedronken, mooie vrouwen gezien, ha ha!”
Rijke diversiteit aan films
De diversiteit van de vertoonde films was wederom van een grote rijkdom. Meer dan 40 lange en ongeveer evenveel korte films, uit alle windstreken, kwamen voorbij. Ook waren er tientallen gasten uit binnen- en (vooral) buitenland aanwezig. Het werd deze zevende editie nóg duidelijker dan ooit tevoren dat de organisatoren inmiddels uitstekend hun weg weten te vinden in BUT-filmland, want bijna zonder uitzondering ademden de geprogrammeerde films een sfeer die zo typisch is voor dit festival: bizar, vreemd, tegendraads, onconventioneel, veelal zonder commercieel oogmerk gemaakt, hier en daar grensoverschrijdend, deels experimenteel, soms confronterend, maar altijd verrassend.
Zo werden in de Braziliaanse film Beyond the Grave van Davi de Oliveira Pinheiro meerdere genres op niet onverdienstelijke wijze met elkaar verweven. Want deze productie opent met een werkelijk spectaculaire gevechtsscène, speelt in een post-apocalyptische wereld en draait om een wraaklustige politieman die tijdens zijn speurtocht naar een seriemoordenaar te maken krijgt met onder meer zombies en beoefenaars van zwarte magie. En o ja, er zitten ook nog wat elementen van de spaghettiwestern in. Het verhaalverloop mag hier en daar dan vraagtekens oproepen, wat de makers van begin tot eind met verve hebben weten over te brengen is het enthousiasme en de passie waarmee ze deze film gemaakt hebben. En dat zorgt voor een bijzondere kijkervaring – en eentje die beklijft.
Onder het kopje “Club 70’s” werd een double bill uit de zeventiger jaren gepresenteerd: Seven (1979) van Andy Sidaris en Brute Corps (1972) van Jerry Jameson. Seven is een zeldzame titel uit het oeuvre van de man die bekend stond om met maken van films met drie B’s: Bullets, Bombs & Babes. Volgens die formule maakte Sidaris ook deze – wervelende en amusante – rolprent, waarin zeven huurmoordenaars op Hawaii de jacht openen op zeven leden van een criminele organisatie. Daarbij maken ze gebruik van welbekende huurmoordenaar-attributen als een kruisboog en – je moet het gezien hebben om het te geloven – een skateboard. In Brute Corps wordt uit een heel ander vaatje getapt, al ontbreekt het ook hierin niet aan actie. Het betreft hier een in westernstijl (!) gemaakte actiefilm waarin een groep sadistische moordenaars een kleine Mexicaanse staf overneemt en vervolgens een jonge lifter en haar vriend verkracht, ontvoert en misbruikt.
Een film die bij tijd en wijle vergelijkingen opriep met Das Experiment, was Monk3ys van Drew Cunningham. Dit Britse psychologische drama opent opvallend en gedurfd: met beelden waaruit blijkt dat het met de drie hoofdpersonen uit de film gruwelijk afloopt. Het ging hier om mannen met totaal verschillende karakters en achtergronden die voor een wetenschappelijk onderzoek 48 uur lang samen in een kamer waren gezet in de hoop dat ze dan uiteindelijk hun ware aard zouden tonen. Vervolgens krijgt de kijker te zien wat zich binnen de muren van die ruimte heeft afgespeeld. Hoewel dit idee op papier uiterst veelbelovend klonk, kwam dat in de film, die bijna van begin tot eind drie afwisselend pratende en zwijgende mannen toont, niet helemaal uit de verf. Maar misschien kwam dat ook wel in zekere mate door het feit, dat veel van het gesprokene moeilijk verstaanbaar was, waardoor een deel van de impact die de film hád kunnen hebben verloren ging. Hier werd de ondertiteling – waarvoor gezorgd was bij een aantal films op het festival – dan ook node gemist.
Af en toe bij het kitscherige af, maar mede daardoor juist prima op zijn plaats op het festival was de Duitse cyberpunkachtige en in visueel opzicht zeer kleurrijke productie Phoebe Phoenix van Gerry Schuster. Daarin neemt de titelfiguur, een zangeres van een spacefunkband, het op tegen een oppermachtige muziekproducent die zonder haar toestemming muziek van haar – met veel succes – in een parallel universum had uitgebracht.
Heel andere koek was Crack Whore van de Amerikaan Lance Polland. In deze horrorkomedie laten twee hillbilly’s een prostituee aan huis komen, maar door een ongelukje komt zij om het leven. Daarop schakelen ze een vriend in om hun probleem op te lossen, waarna ze opnieuw een dame van lichte zeden over laten komen. Want al hun geld hadden ze immers nog! Maar het loopt allemaal faliekant uit de hand, waardoor het een héél ander soort opwindende avond wordt dan ze zich voorgesteld hadden… Crack Whore is met weinig geld, maar met wagonladingen plezier gemaakt, met als resultaat een crowd pleaser van de eerste orde. Waarmee maar weer eens bewezen is dat je geen tientallen miljoenen hoeft te hebben om een onderhoudende film te kunnen maken.
Wereldpremière Noorse film Inside the Whore
Een heuse wereldpremière had het BUTFF met Inside the Whore van de Noorse filmmaker Reinert Kiil, die in 2009 de BUT Award voor beste lange film won met Hora (ook bekend als The Whore). Hiermee leverde de 30-jarige Noor deel twee uit een trilogie af. Een trilogie, waarin hij verschillende genres aan bod laat komen.
Was Hora een combinatie van wraak- en horrorfilm, waarin een schrijfster op het platteland enkele boerenkinkels die haar hadden aangerand keihard terugpakte, Inside the Whore is een pseudodocumentaire over het maken van een vervolg op Hora, wat de meest gruwelijke en groteske film aller tijden moet worden. Daarin speelt Kiil zelf de rol van de regisseur, onder zijn eigen naam. Tijdens de filmopnamen krijgt de crew van doen met een moordenaar die meer dan eens meedogenloos toeslaat. Is dit het werk van de op vergelding azende titelfiguur uit Hora of toch van een ander? Ook zien we dat deze making of in een filmzaal bekeken wordt door allerlei mensen uit de filmindustrie. Deze raamvertelling neemt na enige tijd een buitengewoon verrassende wending...
Met deze “film in de film” heeft Kiil zichzelf overtroffen, want ook al weet je dat na de eerste moord de kans groot is dat er nog meer bloedvergieten zal volgen, welke kant het verhaal op gaat, is geen moment ook maar enigszins voorspelbaar.
Het was alweer de derde keer dat Kiil was komen afdalen uit het hoge noorden om het festival te bezoeken. In 2009 was hij van de partij vanwege de programmering van Hora, in 2010 was hij jurylid en nu was hij er dus vanwege de allereerste vertoning van Inside the Whore. Meegekomen met hem waren acteur Torgrim Ødegård, die een kleine rol in de film speelt, en special make-up effects-specialiste Caroline Krueger Toledo.
Er zijn filmmakers die nooit filmrecensies lezen uit vrees voor slechte beoordelingen die vervolgens hun gemoedstoestand negatief zouden kunnen beïnvloeden. Maar daar behoort Kiil niet toe. “Ik smul er juist van als mensen mijn films verschrikkelijk vinden! Ontzettend vaak kom ik mensen tegen die van kunst houden, maar heel naar over mijn films spreken. Zij vragen zich af waarom ik dit soort films maak en vinden dat ik daar beter mee kan stoppen, omdat ik daarmee mijn leven ruïneer. Maar dat sterkt mij alleen maar in mijn overtuiging dat ik zulke films moet blijven maken!”
Volle zaal bij animatiefilmblok
Op zaterdagmiddag 8 september trok de vertoning van een blok met zeven korte internationale animatiefilms een volle zaal. Dit tot grote tevredenheid en blijdschap van Christoffel Manders, docent vaktheorie animatiefilms en algemene (vooral filmgerelateerde) theorie aan de Bredase kunstacademie St. Joost. Hij is iemand die al verschillende jaren niet alleen betrokken is, maar zich ook betrokken tóónt bij het BUTFF. "Ik ben een soort intermediair tussen het festival en St. Joost”, vertelt hij. “Dit jaar heb ik in het kader van de studentenfilms die hier vertoond zijn de studenten mogen aanjagen. Verder heb ik samen met festivaldirecteur Paul Hagenaars het animatiefilmblok samengesteld." Bijzonder enthousiast wordt hij als hij het over de geselecteerde animatiefilms heeft. "De kwaliteit ligt heel erg hoog. Het zijn bizarre vertellingen met vaak ook een bizarre vormgeving en daardoor échte BUT-films. Het aardige is, en dat constateerden we ook bij de inzendingen voor dit festival, dat er de afgelopen jaren een hernieuwde trend in de animatiefilmwereld is: het gebruik van 3D stop-motion. Dat vind ik heel verrassend om te zien."
Dit jaar verleent Manders voor de derde keer zijn medewerking aan het festival. "Twee jaar geleden heb ik een lezing gegeven, vorig jaar was ik jurylid en volgend jaar mag ik wc's schoonmaken, ha ha! Maar ik doe het veel plezier!"
Een heuse wereldpremière had het BUTFF met Inside the Whore van de Noorse filmmaker Reinert Kiil, die in 2009 de BUT Award voor beste lange film won met Hora (ook bekend als The Whore). Hiermee leverde de 30-jarige Noor deel twee uit een trilogie af. Een trilogie, waarin hij verschillende genres aan bod laat komen.
Was Hora een combinatie van wraak- en horrorfilm, waarin een schrijfster op het platteland enkele boerenkinkels die haar hadden aangerand keihard terugpakte, Inside the Whore is een pseudodocumentaire over het maken van een vervolg op Hora, wat de meest gruwelijke en groteske film aller tijden moet worden. Daarin speelt Kiil zelf de rol van de regisseur, onder zijn eigen naam. Tijdens de filmopnamen krijgt de crew van doen met een moordenaar die meer dan eens meedogenloos toeslaat. Is dit het werk van de op vergelding azende titelfiguur uit Hora of toch van een ander? Ook zien we dat deze making of in een filmzaal bekeken wordt door allerlei mensen uit de filmindustrie. Deze raamvertelling neemt na enige tijd een buitengewoon verrassende wending...
Met deze “film in de film” heeft Kiil zichzelf overtroffen, want ook al weet je dat na de eerste moord de kans groot is dat er nog meer bloedvergieten zal volgen, welke kant het verhaal op gaat, is geen moment ook maar enigszins voorspelbaar.
Het was alweer de derde keer dat Kiil was komen afdalen uit het hoge noorden om het festival te bezoeken. In 2009 was hij van de partij vanwege de programmering van Hora, in 2010 was hij jurylid en nu was hij er dus vanwege de allereerste vertoning van Inside the Whore. Meegekomen met hem waren acteur Torgrim Ødegård, die een kleine rol in de film speelt, en special make-up effects-specialiste Caroline Krueger Toledo.
Er zijn filmmakers die nooit filmrecensies lezen uit vrees voor slechte beoordelingen die vervolgens hun gemoedstoestand negatief zouden kunnen beïnvloeden. Maar daar behoort Kiil niet toe. “Ik smul er juist van als mensen mijn films verschrikkelijk vinden! Ontzettend vaak kom ik mensen tegen die van kunst houden, maar heel naar over mijn films spreken. Zij vragen zich af waarom ik dit soort films maak en vinden dat ik daar beter mee kan stoppen, omdat ik daarmee mijn leven ruïneer. Maar dat sterkt mij alleen maar in mijn overtuiging dat ik zulke films moet blijven maken!”
Volle zaal bij animatiefilmblok
Op zaterdagmiddag 8 september trok de vertoning van een blok met zeven korte internationale animatiefilms een volle zaal. Dit tot grote tevredenheid en blijdschap van Christoffel Manders, docent vaktheorie animatiefilms en algemene (vooral filmgerelateerde) theorie aan de Bredase kunstacademie St. Joost. Hij is iemand die al verschillende jaren niet alleen betrokken is, maar zich ook betrokken tóónt bij het BUTFF. "Ik ben een soort intermediair tussen het festival en St. Joost”, vertelt hij. “Dit jaar heb ik in het kader van de studentenfilms die hier vertoond zijn de studenten mogen aanjagen. Verder heb ik samen met festivaldirecteur Paul Hagenaars het animatiefilmblok samengesteld." Bijzonder enthousiast wordt hij als hij het over de geselecteerde animatiefilms heeft. "De kwaliteit ligt heel erg hoog. Het zijn bizarre vertellingen met vaak ook een bizarre vormgeving en daardoor échte BUT-films. Het aardige is, en dat constateerden we ook bij de inzendingen voor dit festival, dat er de afgelopen jaren een hernieuwde trend in de animatiefilmwereld is: het gebruik van 3D stop-motion. Dat vind ik heel verrassend om te zien."
Dit jaar verleent Manders voor de derde keer zijn medewerking aan het festival. "Twee jaar geleden heb ik een lezing gegeven, vorig jaar was ik jurylid en volgend jaar mag ik wc's schoonmaken, ha ha! Maar ik doe het veel plezier!"
Belgiëdag met vier Belgische films
Op vrijdag 7 september was het Belgiëdag op het BUTFF. Dat betekende dat BUT-gerelateerd werk van Belgische bodem in de schijnwerpers werd gezet. Dat werd op filmgebied gedaan met de vertoning van twee cultklassiekers, The Afterman (1985) en Afterman 2 (2005), beide van Rob Van Eyck, en twee recente producties, Karminsky-Grad van Jean-Jacques Rousseau en Zyklon Zombie van Davy Bonny en Thomas Van Troostenberghe. Eerstgenoemde drie films pasten bij het thema van dit jaar als een sleutel in een sleutelgat, terwijl een film met zombies, mits apart, op een festival als dit natuurlijk nooit misstaat.
In The Afterman verlaat Zero, een jongeman die niet kan lezen, schrijven of spreken, 20 jaar na het uitbreken van een nucleaire oorlog de bunker die hem al die tijd beschermde. Waar Van Eyck de kijker op meeneemt, is een bizarre en verbazingwekkende odyssee door een wereld waarin elk besef voor normen en waarden (zo goed als) verloren is gegaan. Zo kruist Zero’s pad dat van agressieve kannibalen, ruwe slavendrijvers die voor moord hun hand niet omdraaien, seksmaniakken die verkrachten bij het leven, afschuwelijk gedrogeerde monniken met een dubbele agenda en een niet voor een kleintje vervaarde, in pels gehulde jagersvrouw. Het resultaat: een schokkende, maar hier en daar ook zinnenprikkelende film die je vol verbijstering achterlaat. De inmiddels 73-jarige, uiterst flamboyante Van Eyck was aanwezig op het festival en genoot zichtbaar van alle aandacht. Hij vertelde dat een lesbische, bij een zwembad gefilmde scène, die ten tijde van de uitbreng veel stof had doen opwaaien, op YouTube in korte tijd meer dan een miljoen kijkers had getrokken. Voor dit wapenfeit had hij tot zijn grote verrassing zowaar een onderscheiding van YouTube ontvangen!
In Afterman 2, spelend in 2012, heeft Osama bin Laden zich als politiek vluchteling gevestigd in Brussel en is zowaar opgeklommen tot president van Europa. Onder zijn schrikbewind is Europa veranderd in fascistische dictatuur. Wanneer Zero, verblijvend in Rusland, hoort van de onheilstijdingen uit zijn vaderland België, besluit hij daarnaar terug te keren en zich aan te sluiten hij op een groep vrouwelijke verzetsstrijders. Als een van hen, met wie hij een verhouding had gekregen, op brute wijze ontvoerd wordt, zetten de verzetsstrijdsters en Zero alles op alles om haar te bevrijden. Dat gaat echter niet zonder slag of stoot… Hoewel Afterman 2 iets minder nadrukkelijk dan zijn voorganger als een post-apocalyptische film oogt, bevat ook deze film genoeg om de stevige BUT-honger te stillen. Een greep daaruit: een hand die (buiten beeld) afgesneden wordt en op straat gesmeten wordt, een mensenhart waarvan tijdens een maaltijd in een klooster lapjes gesneden worden en – naar mijn weten nog nooit vertoond in een film – wurging met een dildo. Zowel The Afterman als Afterman 2 zijn op DVD uitgebracht door de Belgische distributiemaatschappij Zeno Pictures van Gino Van Hecke, die ook op het festival van de partij was. Zie voor nadere informatie www.zenopictures.be.
Op vrijdag 7 september was het Belgiëdag op het BUTFF. Dat betekende dat BUT-gerelateerd werk van Belgische bodem in de schijnwerpers werd gezet. Dat werd op filmgebied gedaan met de vertoning van twee cultklassiekers, The Afterman (1985) en Afterman 2 (2005), beide van Rob Van Eyck, en twee recente producties, Karminsky-Grad van Jean-Jacques Rousseau en Zyklon Zombie van Davy Bonny en Thomas Van Troostenberghe. Eerstgenoemde drie films pasten bij het thema van dit jaar als een sleutel in een sleutelgat, terwijl een film met zombies, mits apart, op een festival als dit natuurlijk nooit misstaat.
In The Afterman verlaat Zero, een jongeman die niet kan lezen, schrijven of spreken, 20 jaar na het uitbreken van een nucleaire oorlog de bunker die hem al die tijd beschermde. Waar Van Eyck de kijker op meeneemt, is een bizarre en verbazingwekkende odyssee door een wereld waarin elk besef voor normen en waarden (zo goed als) verloren is gegaan. Zo kruist Zero’s pad dat van agressieve kannibalen, ruwe slavendrijvers die voor moord hun hand niet omdraaien, seksmaniakken die verkrachten bij het leven, afschuwelijk gedrogeerde monniken met een dubbele agenda en een niet voor een kleintje vervaarde, in pels gehulde jagersvrouw. Het resultaat: een schokkende, maar hier en daar ook zinnenprikkelende film die je vol verbijstering achterlaat. De inmiddels 73-jarige, uiterst flamboyante Van Eyck was aanwezig op het festival en genoot zichtbaar van alle aandacht. Hij vertelde dat een lesbische, bij een zwembad gefilmde scène, die ten tijde van de uitbreng veel stof had doen opwaaien, op YouTube in korte tijd meer dan een miljoen kijkers had getrokken. Voor dit wapenfeit had hij tot zijn grote verrassing zowaar een onderscheiding van YouTube ontvangen!
In Afterman 2, spelend in 2012, heeft Osama bin Laden zich als politiek vluchteling gevestigd in Brussel en is zowaar opgeklommen tot president van Europa. Onder zijn schrikbewind is Europa veranderd in fascistische dictatuur. Wanneer Zero, verblijvend in Rusland, hoort van de onheilstijdingen uit zijn vaderland België, besluit hij daarnaar terug te keren en zich aan te sluiten hij op een groep vrouwelijke verzetsstrijders. Als een van hen, met wie hij een verhouding had gekregen, op brute wijze ontvoerd wordt, zetten de verzetsstrijdsters en Zero alles op alles om haar te bevrijden. Dat gaat echter niet zonder slag of stoot… Hoewel Afterman 2 iets minder nadrukkelijk dan zijn voorganger als een post-apocalyptische film oogt, bevat ook deze film genoeg om de stevige BUT-honger te stillen. Een greep daaruit: een hand die (buiten beeld) afgesneden wordt en op straat gesmeten wordt, een mensenhart waarvan tijdens een maaltijd in een klooster lapjes gesneden worden en – naar mijn weten nog nooit vertoond in een film – wurging met een dildo. Zowel The Afterman als Afterman 2 zijn op DVD uitgebracht door de Belgische distributiemaatschappij Zeno Pictures van Gino Van Hecke, die ook op het festival van de partij was. Zie voor nadere informatie www.zenopictures.be.
In de gitzwarte komedie Karminsky-Grad wordt Wallonië omvergeworpen door een chaotische meute socialisten en wordt Charleroi omgedoopt tot Karminsky-Grad. Maar daarmee houdt de opstand niet op. Het leidt er zelfs toe dat een atoombom op Londen gegooid wordt! Hiermee opent de absurdistische filmmaker Rousseau een volledig uit de hand gelopen cinematografische aanval op alle conventies van het filmvak en creëert hij een soort chaoscinema met een geheel eigen, onnavolgbaar handschrift. Op het festival joeg Rousseau, verkleed als een combinatie van een gemaskerde, in een harnas gestoken tempelier en vermomde terrorist menig nietsvermoedende bezoeker de stuipen op het lijf!
Van een geheel andere orde is Zyklon Zombie. Daarin keren gevangenen op wie in het verleden experimenten zijn uitgevoerd in het heden terug om wraak te nemen… als zombies! Niet alleen hebben de makers aan het aloude zombiegenre een eigen draai gegeven, ook hebben ze er extreme muziek onder gezet, waardoor het een onvervalste BUT-film werd. De uit Oostende afkomstige makers vonden het zo plezant dat hun “prent” werd vertoond, dat ze prompt met een zeskoppige delegatie naar Breda waren afgereisd!
Van een geheel andere orde is Zyklon Zombie. Daarin keren gevangenen op wie in het verleden experimenten zijn uitgevoerd in het heden terug om wraak te nemen… als zombies! Niet alleen hebben de makers aan het aloude zombiegenre een eigen draai gegeven, ook hebben ze er extreme muziek onder gezet, waardoor het een onvervalste BUT-film werd. De uit Oostende afkomstige makers vonden het zo plezant dat hun “prent” werd vertoond, dat ze prompt met een zeskoppige delegatie naar Breda waren afgereisd!
Vier BUT Awards uitgereikt
Al verschillende jaren worden op het BUTFF, zoals het een rechtgeaard filmfestival betaamt, prijzen uitgereikt.
De eerste hiervan, de BUT Studentenaward, werd op vrijdagmiddag 7 september uitgereikt door de Bredase wethouder van Cultuur Wilbert Willems. Deze onderscheiding voor de beste korte film van studenten van de kunstacademie St. Joost in Breda werd toegekend aan Lieve Jerôme van Max, Una, Jeroen, Marlijn, Remco en Jasper. In dit zwartgallige filmpje, dat oogt als een tv-reportage uit een programma als Man Bijt Hond, wordt een portret geschetst van een meisje bij wie de lippen boven en onder met elkaar verwisseld zijn (en daarom een monddoekje draagt). Omdat van de makers niemand aanwezig was, werd de award in ontvangst genomen door een medewerker van St. Joost die de prijs later aan de winnaars zou overhandigen.
Op zaterdagavond 8 september volgde de tweede prijsuitreiking. Bekroond met de BUT Award voor de beste lange film werd Evil van de Slowaakse regisseur Peter Bebjak. Deze film maakte deel uit van het BUTRR-programma, een samenwerkingsverband tussen het BUTFF en het Razor Reel Fantastic Film Festival in Brugge. In Evil krijgen enkele ghosthunters in een huis waar het niet pluis zou zijn meer voor hun kiezen dan ze verwacht hadden. Met deze film zijn de makers, aldus het juryrapport, erin geslaagd om op eenvoudige wijze een goede spanningsopbouw tot stand te brengen.
De BUT Award voor beste korte film viel ten deel aan Justus – Cinema of the Dead van de Duitse filmmaker Simon Lahm, al had de jury de eerste paar minuten nog niet direct het idee iets heel bijzonders in handen te hebben. Dit is een deels op ware gebeurtenissen gebaseerde fake-documentaire over Justus Dallmer, een trashfan die over zijn films en toneelstukken vertelt en uitlegt wat het maken van trash nu eigenlijk inhoudt, waarna als donderslag bij heldere hemel een horde zombies ten tonele verschijnt. Deze inzending werd door de jury betiteld als een verrassende en vernieuwende film in het aloude zombiegenre.
Vorig jaar werd voor het eerst de Groundbreaker Award uitgereikt. Deze prijs voor filmmakers die een grote invloed op de undergroundfilm en/of -kunst hebben, ging ditmaal naar Rémy Couture voor de sporen die hij verdiend heeft met zijn special make-up effects, die zó levensecht zijn dat hij daardoor zelfs verdachte in een strafzaak is geworden.
Performances en muziek
Wat elk jaar weer sterk BUT-sfeerverhogend werkt, is dat er op het festival volop plaats wordt ingeruimd voor performances en muzikale optredens.
Het begon al meteen overdonderend met een act van Harry Merry, een Rotterdamse multi-instrumentalist wiens werk valt onder het genre “outsider music”. Die avond gaf hij het estafettestokje (lees: de microfoon) over aan DJ Dr. Droon. Deze overspoelde het publiek met escapistische, erotische, romantische, euforische, psychedelische, “gitarische” en “discoïsche” klanken.
Van donderdag 6 tot en met zondag 9 september zwierven dichters en performers over het festivalterrein, waaronder de dichtende krantenjongen alias B.U.D. (Bredase Underground Dichter), SiniKus met Morphine’s Sisters Houtig Cuisine (zeer beestonvriendelijk), Eduard Breuking, Hannah Krol, Woud van Kutheid, de Geconcentreerde Consumentenbond, Volvax en Kim de Weijer.
Verder liep iedere festivaldag de OnBUTsman (Pieter Vastbinder) rond, fungerend als aanspreekpunt voor eenieder die zijn ei kwijt wilde over, zoals hij dat zelf noemde, “de hele BUTzooi”. Ook peilde hij voor de dagkrant BUT Daily News de diepere gronden van de betrokkenheid (of zouden we moeten spreken van BUTrokkenheid?) van de vele, voor een evenement als dit onontbeerlijke vrijwilligers en hoorde hij ze uit over hun BUT-gevoel.
Op donderdagmiddag 6 september waren de befaamde dichter, schrijver en voordrachtskunstenaar Jules Deelder en regisseur Leo Verheul op het festival present ter omlijsting van de vertoning van de documentaire Pablo & Poëzie. Daarin is Deelder te zien tijdens zijn elfdaagse bezoek aan de Colombiaanse metropool Medellin, waar hij optrad op het grootste poëziefestival ter wereld, Festival Internacional de Poesía de Medellin. In de avonduren vlamde een andere Rotterdammer, David Boelee alias Pyromancer, letterlijk en figuurlijk. Want deze podiumdichter en schrijver liet op het binnenplein van de Nieuwe Veste zien, waarom hij bovenal te boek staat als een begenadigd vuurspuwer en vuurkunstenaar! In één woord spectaculair! Daarvan konden bezoekers bijkomen in Het Hijgend Hert onder het genot van een drankje en de loepzuivere zang van de deelnemers aan de BUT Karaoke. Nou ja, loepzuiver… Het mag een wonder heten dat geen enkel glas gesprongen is!
Omdat vrijdag 7 september voor een belangrijk deel in het teken van België stond, werd ook aan het performanceprogramma een Belgisch tintje gegeven. Zo was er een memorabel optreden van performer, dichter, schrijver en filosoof Antoine Boute. Hij droeg voor uit eigen werk, waarbij hij regelmatig, tot groot vermaak van zijn gehoor, de cabareteske toer op ging. ’s Avonds laat lieten in De Graanbeurs de black metalbands Hekte Zaren & Karma Sutra, Lemuria en Carach Angren horen dat de undergroundmuziek allesbehalve dood is.
Op zaterdagmiddag 8 september kon het publiek op het zonovergoten binnenplein urenlang genieten van het Belgisch/Brits/Noors/Estse dichters-/performerscollectief DAstrugistenDA, dat het BUTFF al eerder aandeed en graag de boel opnieuw op stelten kwam zetten. Die avond presenteerden stichting Idee-fixe, strip-, cultuur- en curiosatijdschrift Zone 5300 en Electron in De Avenue onder de noemer BUT Zone Graphic AND (Art / Novel / Design) een feestelijk programma rond muziek, strips en film met o.a. Azwera, Onder Kelvin (met stripauteur Remco Polman), Vera Bremington, Marinus van der Pol, Michiel van de Weerthof en een sketch battle met Maia Matches.
De laatste festivaldag, 9 september, stond van de vroege middag tot in de kleine uurtjes in het teken van non-stop performance, noise en poëzie. Parallel daaraan konden kinderen tot een uur of acht ‘s avonds met allerhande rommel (échte trash dus) monsters maken. Omdat het einde van de wereld nadert serveerden de zombiekoks van Fry Before You Die (een productie van de Rijminstructeur alias conceptmaker en performer Coen van der Spek) gefrituurde sprinkhanen met chilisaus onder een bedje van bloedworst. Ook naadloos aansluitend op het festivalthema was het optreden van de Apocalyptische Butriders tijdens het sluitingsfeest bij Het Hijgend Hert, waar tot diep in de nacht werd nagepraat en -geborreld.
Al verschillende jaren worden op het BUTFF, zoals het een rechtgeaard filmfestival betaamt, prijzen uitgereikt.
De eerste hiervan, de BUT Studentenaward, werd op vrijdagmiddag 7 september uitgereikt door de Bredase wethouder van Cultuur Wilbert Willems. Deze onderscheiding voor de beste korte film van studenten van de kunstacademie St. Joost in Breda werd toegekend aan Lieve Jerôme van Max, Una, Jeroen, Marlijn, Remco en Jasper. In dit zwartgallige filmpje, dat oogt als een tv-reportage uit een programma als Man Bijt Hond, wordt een portret geschetst van een meisje bij wie de lippen boven en onder met elkaar verwisseld zijn (en daarom een monddoekje draagt). Omdat van de makers niemand aanwezig was, werd de award in ontvangst genomen door een medewerker van St. Joost die de prijs later aan de winnaars zou overhandigen.
Op zaterdagavond 8 september volgde de tweede prijsuitreiking. Bekroond met de BUT Award voor de beste lange film werd Evil van de Slowaakse regisseur Peter Bebjak. Deze film maakte deel uit van het BUTRR-programma, een samenwerkingsverband tussen het BUTFF en het Razor Reel Fantastic Film Festival in Brugge. In Evil krijgen enkele ghosthunters in een huis waar het niet pluis zou zijn meer voor hun kiezen dan ze verwacht hadden. Met deze film zijn de makers, aldus het juryrapport, erin geslaagd om op eenvoudige wijze een goede spanningsopbouw tot stand te brengen.
De BUT Award voor beste korte film viel ten deel aan Justus – Cinema of the Dead van de Duitse filmmaker Simon Lahm, al had de jury de eerste paar minuten nog niet direct het idee iets heel bijzonders in handen te hebben. Dit is een deels op ware gebeurtenissen gebaseerde fake-documentaire over Justus Dallmer, een trashfan die over zijn films en toneelstukken vertelt en uitlegt wat het maken van trash nu eigenlijk inhoudt, waarna als donderslag bij heldere hemel een horde zombies ten tonele verschijnt. Deze inzending werd door de jury betiteld als een verrassende en vernieuwende film in het aloude zombiegenre.
Vorig jaar werd voor het eerst de Groundbreaker Award uitgereikt. Deze prijs voor filmmakers die een grote invloed op de undergroundfilm en/of -kunst hebben, ging ditmaal naar Rémy Couture voor de sporen die hij verdiend heeft met zijn special make-up effects, die zó levensecht zijn dat hij daardoor zelfs verdachte in een strafzaak is geworden.
Performances en muziek
Wat elk jaar weer sterk BUT-sfeerverhogend werkt, is dat er op het festival volop plaats wordt ingeruimd voor performances en muzikale optredens.
Het begon al meteen overdonderend met een act van Harry Merry, een Rotterdamse multi-instrumentalist wiens werk valt onder het genre “outsider music”. Die avond gaf hij het estafettestokje (lees: de microfoon) over aan DJ Dr. Droon. Deze overspoelde het publiek met escapistische, erotische, romantische, euforische, psychedelische, “gitarische” en “discoïsche” klanken.
Van donderdag 6 tot en met zondag 9 september zwierven dichters en performers over het festivalterrein, waaronder de dichtende krantenjongen alias B.U.D. (Bredase Underground Dichter), SiniKus met Morphine’s Sisters Houtig Cuisine (zeer beestonvriendelijk), Eduard Breuking, Hannah Krol, Woud van Kutheid, de Geconcentreerde Consumentenbond, Volvax en Kim de Weijer.
Verder liep iedere festivaldag de OnBUTsman (Pieter Vastbinder) rond, fungerend als aanspreekpunt voor eenieder die zijn ei kwijt wilde over, zoals hij dat zelf noemde, “de hele BUTzooi”. Ook peilde hij voor de dagkrant BUT Daily News de diepere gronden van de betrokkenheid (of zouden we moeten spreken van BUTrokkenheid?) van de vele, voor een evenement als dit onontbeerlijke vrijwilligers en hoorde hij ze uit over hun BUT-gevoel.
Op donderdagmiddag 6 september waren de befaamde dichter, schrijver en voordrachtskunstenaar Jules Deelder en regisseur Leo Verheul op het festival present ter omlijsting van de vertoning van de documentaire Pablo & Poëzie. Daarin is Deelder te zien tijdens zijn elfdaagse bezoek aan de Colombiaanse metropool Medellin, waar hij optrad op het grootste poëziefestival ter wereld, Festival Internacional de Poesía de Medellin. In de avonduren vlamde een andere Rotterdammer, David Boelee alias Pyromancer, letterlijk en figuurlijk. Want deze podiumdichter en schrijver liet op het binnenplein van de Nieuwe Veste zien, waarom hij bovenal te boek staat als een begenadigd vuurspuwer en vuurkunstenaar! In één woord spectaculair! Daarvan konden bezoekers bijkomen in Het Hijgend Hert onder het genot van een drankje en de loepzuivere zang van de deelnemers aan de BUT Karaoke. Nou ja, loepzuiver… Het mag een wonder heten dat geen enkel glas gesprongen is!
Omdat vrijdag 7 september voor een belangrijk deel in het teken van België stond, werd ook aan het performanceprogramma een Belgisch tintje gegeven. Zo was er een memorabel optreden van performer, dichter, schrijver en filosoof Antoine Boute. Hij droeg voor uit eigen werk, waarbij hij regelmatig, tot groot vermaak van zijn gehoor, de cabareteske toer op ging. ’s Avonds laat lieten in De Graanbeurs de black metalbands Hekte Zaren & Karma Sutra, Lemuria en Carach Angren horen dat de undergroundmuziek allesbehalve dood is.
Op zaterdagmiddag 8 september kon het publiek op het zonovergoten binnenplein urenlang genieten van het Belgisch/Brits/Noors/Estse dichters-/performerscollectief DAstrugistenDA, dat het BUTFF al eerder aandeed en graag de boel opnieuw op stelten kwam zetten. Die avond presenteerden stichting Idee-fixe, strip-, cultuur- en curiosatijdschrift Zone 5300 en Electron in De Avenue onder de noemer BUT Zone Graphic AND (Art / Novel / Design) een feestelijk programma rond muziek, strips en film met o.a. Azwera, Onder Kelvin (met stripauteur Remco Polman), Vera Bremington, Marinus van der Pol, Michiel van de Weerthof en een sketch battle met Maia Matches.
De laatste festivaldag, 9 september, stond van de vroege middag tot in de kleine uurtjes in het teken van non-stop performance, noise en poëzie. Parallel daaraan konden kinderen tot een uur of acht ‘s avonds met allerhande rommel (échte trash dus) monsters maken. Omdat het einde van de wereld nadert serveerden de zombiekoks van Fry Before You Die (een productie van de Rijminstructeur alias conceptmaker en performer Coen van der Spek) gefrituurde sprinkhanen met chilisaus onder een bedje van bloedworst. Ook naadloos aansluitend op het festivalthema was het optreden van de Apocalyptische Butriders tijdens het sluitingsfeest bij Het Hijgend Hert, waar tot diep in de nacht werd nagepraat en -geborreld.
BUT-kunst met een grote B
Zoals te doen gebruikelijk kon er op het festival ook nu weer BUT-kunst met een grote B bezichtigd worden.
Zo waren zowel op het binnenplein van als in de Nieuwe Veste kunstwerken te zien van Sane van der Horst, die de ouderwetse kermis als uitgangspunt gebruikt. Daarbij speelt hij met de grenzen tussen sprookjesillusies en nachtmerries. Zo kon men op het BUTFF door hem vervaardigde clowns met een meewarige blik aantreffen die iets verontrustends over zich hebben.
Aan een muur van de Nieuwe Veste prijkte een zes bij negen meter metende print van een tekening van een drieogig monster met in zijn/haar bek een groep feestende mensen. Dit kleurrijke werk was speciaal voor het BUTFF gemaakt door Marcel Ruijters, die al sinds zijn zevende jaar strips tekent en al minstens 30 titels heeft uitgebracht.
In café Het Hijgend Hert konden foto’s van Rémy Couture bezichtigd worden, wat zelfs voor BUTFF-diehards nog behoorlijk confronterend geweest kan zijn. Om nog maar te zwijgen over achteloze cafébezoekers…!
Op de tussenverdieping van het pand van stichting Idee-fixe waren, vooruitlopend op het festival Breda Photo (gehouden van 13 september t/m 21 oktober 2012), foto’s te zien van Bradley L. Garrett. Deze Amerikaanse fotograaf, antropoloog, archeoloog, maar vooral urban explorer, kon men in actie zien in de korte film Crack the Surface II van Tom Akerman. Urban exploring is het verkennen van en maken van foto’s in stedelijke of industriële gebieden waar een normaal mens eigenlijk niet komt. Omdat het hier vaak om in verval geraakte gebouwen of complexen gaat, is dat niet van enig gevaar ontbloot… Garrett en Akerman stonden op de gastenlijst, maar door problemen met de Engelse grenspolitie konden zij helaas niet op het festival aanwezig zijn.
Sekte van weirdos
Ook al was het dit jaar alle vijf BUTFF-dagen terrasjesweer, dat weerhield duizenden mensen er niet van om zich één of meerdere van die dagen onder te laten dompelen in bizarre, sinistere, hallucinante, absurdistische, betoverende, onwezenlijke, kunstzinnige en/of regelrecht onbeschrijflijke sferen.
Wat is de eerste gedachte die bij festivaldirecteur Paul Hagenaars opkomt als hij terugblikt op deze editie? “Wat hebben we weer een waanzinnige familie bij elkaar verzameld!” Hij vervolgt: “Het BUT Film Festival is een sekte van weirdos. En ik sta aan het hoofd van die sekte, wat ik helemaal briljant vind. Dat ik dat nog ooit voor elkaar zou krijgen, had ik echt nooit verwacht.”
Is er een vaste schare fans die elk jaar terugkomt? “Ja, er zijn fans die er elk jaar helemaal voor gaan.” Heeft hij het idee dat velen van hen anderen weer aansteken met het BUTFF-virus? “Onze festivalbezoekers zijn volgens mij vooral mensen die heel erg in zichzelf met de films en andere programmaonderdelen bezig zijn.” Dus er is geen sprake van een olievlek die zich uitspreidt? “Nee, dat is iets waar we zelf aan moeten werken, want anders gebeurt het niet. We moeten de mensen die het leuk vinden zien te bereiken. Maar het is over het algemeen niet zo, dat als we iemand bereiken, die persoon dan weer andere mensen warm maakt voor ons festival.”
Naast een website, www.butff.nl, heeft het festival ook een Facebook- en Twitter-pagina. Heeft volgens Hagenaars het toenemend gebruik van social media bijgedragen aan de naamsbekendheid van het festival? Daaraan twijfelt hij geen moment: “Social media zijn gewoon hartstikke belangrijk. Dat zijn ontzettend belangrijke platformen om ons festival op te presenteren. Want een krant als het NRC Handelsblad gaat echt geen artikel over ons schrijven; dat gaat gewoon niet gebeuren. De kranten nemen de wereld gewoon veel te serieus en dat doen wij nu juist niet!”
Over de opkomst toont Hagenaars zich dik tevreden. “We hebben weer meer bezoekers dan vorig jaar getrokken. Maar het gaat er ons niet alleen om hoevéél mensen het festival bezoeken, maar ook wélke mensen het festival bezoeken. Zo zitten we niet te wachten op bezoekers die na het zien van een film klagen: ‘Wat daarin gebeurt, kán toch helemaal niet!’ Nee, wat wij willen zijn enthousiaste bezoekers die ruimte in hun hoofd hebben om te accepteren wat ze te zien krijgen. Bij dezen daarom het advies aan alle mensen die dit soort films niet leuk vinden: ‘Niet komen! Lekker wegblijven!’ Want zulke mensen moeten we niet hebben.”
Bruisende binnenplaats
Als festivalproducer Dorien Eggink terugdenkt aan het festival van dit jaar, welk gevoel maakt zich dan onmiddellijk van haar meester? “Dat het supergezellig was!” zegt ze vol overtuiging. “En dat met name de sfeer op de binnenplaats van de Nieuwe Veste beter of in elk geval meer ‘ons ding’ is geworden. Want ik denk wel dat het dit keer heel erg bruiste met onze eigen ‘BUTheid’. Bij Electron, waar we het festival de eerste vier jaar hielden, had je echt zo’n bruisend hart-idee en dat was ook de enige plek in de hele omgeving waar je naartoe kon. En voor mij riep de sfeer op het plein nu voor het eerst datzelfde gevoel weer op.”
Als Eggink één film zou moeten noemen die behoort tot haar absolute favorieten van dit jaar, welke zou dat dan zijn? “Ik moet bekennen dat ik voor het eerst in het bestaan van het festival maar heel weinig films heb gezien. Ik heb wel veel korte films gezien, maar van de lange films heb ik nog geen 50 % gezien. Maar van de films die ik gezien heb, vond ik de gemiddelde kwaliteit hoog. Wat ik heel goed en leuk vond, was de Duitse korte film Justus – Cinema of the Dead. Die begint met een heel serieus, taai, zwaar interview met een regisseur. Veel te lang allemaal, veel te serieus. En dan ineens slaat dat om in een Blair Witch Project-achtige zombie-invasie en blijkt het een pseudodocumentaire te zijn. Dat vond ik een heel verrassende korte film. Nou ja, kórte film – hij duurt 20 minuten. Bij de lange films vond ik Breakdown Reward een erg leuke en tevens, om zijn eenvoud, heel bijzondere film. [In deze horrorkomedie is een opgegraven schat de inzet van een bizar kat-en-muis-spel.] Art/Crime vond ik een goed gemaakte documentaire over een goed onderwerp en ik vind dat we dit soort dingen moeten laten zien. We hadden dit jaar eigenlijk bijzonder veel documentaires, bedenk ik me nu ineens, want we hadden ook nog The King of Comics. Dat vond ik ook een heel mooie documentaire. Maar ik ben dan ook wel een beetje een fan van het werk van regisseur Rosa von Praunheim [echte naam: Holger Mischwitzky]. Eén van de eerste films die ik ooit in een filmhuis gezien heb, was een documentaire van Rosa von Praunheim. De Duitse homoseksuele striptekenaar Ralf König, die hij nu geportretteerd heeft, is nog een heel schattige man, maar hij heeft ook werkelijk unieke, waanzinnige figuren in Berlijn op film vastgelegd. Heel grappig vond ik Remington and the Curse of the Zombadings, een Filipijnse gay zombie-/slapstickfilm. Een niemendalletje, maar wel een echte feelgood movie.”
Zoals te doen gebruikelijk kon er op het festival ook nu weer BUT-kunst met een grote B bezichtigd worden.
Zo waren zowel op het binnenplein van als in de Nieuwe Veste kunstwerken te zien van Sane van der Horst, die de ouderwetse kermis als uitgangspunt gebruikt. Daarbij speelt hij met de grenzen tussen sprookjesillusies en nachtmerries. Zo kon men op het BUTFF door hem vervaardigde clowns met een meewarige blik aantreffen die iets verontrustends over zich hebben.
Aan een muur van de Nieuwe Veste prijkte een zes bij negen meter metende print van een tekening van een drieogig monster met in zijn/haar bek een groep feestende mensen. Dit kleurrijke werk was speciaal voor het BUTFF gemaakt door Marcel Ruijters, die al sinds zijn zevende jaar strips tekent en al minstens 30 titels heeft uitgebracht.
In café Het Hijgend Hert konden foto’s van Rémy Couture bezichtigd worden, wat zelfs voor BUTFF-diehards nog behoorlijk confronterend geweest kan zijn. Om nog maar te zwijgen over achteloze cafébezoekers…!
Op de tussenverdieping van het pand van stichting Idee-fixe waren, vooruitlopend op het festival Breda Photo (gehouden van 13 september t/m 21 oktober 2012), foto’s te zien van Bradley L. Garrett. Deze Amerikaanse fotograaf, antropoloog, archeoloog, maar vooral urban explorer, kon men in actie zien in de korte film Crack the Surface II van Tom Akerman. Urban exploring is het verkennen van en maken van foto’s in stedelijke of industriële gebieden waar een normaal mens eigenlijk niet komt. Omdat het hier vaak om in verval geraakte gebouwen of complexen gaat, is dat niet van enig gevaar ontbloot… Garrett en Akerman stonden op de gastenlijst, maar door problemen met de Engelse grenspolitie konden zij helaas niet op het festival aanwezig zijn.
Sekte van weirdos
Ook al was het dit jaar alle vijf BUTFF-dagen terrasjesweer, dat weerhield duizenden mensen er niet van om zich één of meerdere van die dagen onder te laten dompelen in bizarre, sinistere, hallucinante, absurdistische, betoverende, onwezenlijke, kunstzinnige en/of regelrecht onbeschrijflijke sferen.
Wat is de eerste gedachte die bij festivaldirecteur Paul Hagenaars opkomt als hij terugblikt op deze editie? “Wat hebben we weer een waanzinnige familie bij elkaar verzameld!” Hij vervolgt: “Het BUT Film Festival is een sekte van weirdos. En ik sta aan het hoofd van die sekte, wat ik helemaal briljant vind. Dat ik dat nog ooit voor elkaar zou krijgen, had ik echt nooit verwacht.”
Is er een vaste schare fans die elk jaar terugkomt? “Ja, er zijn fans die er elk jaar helemaal voor gaan.” Heeft hij het idee dat velen van hen anderen weer aansteken met het BUTFF-virus? “Onze festivalbezoekers zijn volgens mij vooral mensen die heel erg in zichzelf met de films en andere programmaonderdelen bezig zijn.” Dus er is geen sprake van een olievlek die zich uitspreidt? “Nee, dat is iets waar we zelf aan moeten werken, want anders gebeurt het niet. We moeten de mensen die het leuk vinden zien te bereiken. Maar het is over het algemeen niet zo, dat als we iemand bereiken, die persoon dan weer andere mensen warm maakt voor ons festival.”
Naast een website, www.butff.nl, heeft het festival ook een Facebook- en Twitter-pagina. Heeft volgens Hagenaars het toenemend gebruik van social media bijgedragen aan de naamsbekendheid van het festival? Daaraan twijfelt hij geen moment: “Social media zijn gewoon hartstikke belangrijk. Dat zijn ontzettend belangrijke platformen om ons festival op te presenteren. Want een krant als het NRC Handelsblad gaat echt geen artikel over ons schrijven; dat gaat gewoon niet gebeuren. De kranten nemen de wereld gewoon veel te serieus en dat doen wij nu juist niet!”
Over de opkomst toont Hagenaars zich dik tevreden. “We hebben weer meer bezoekers dan vorig jaar getrokken. Maar het gaat er ons niet alleen om hoevéél mensen het festival bezoeken, maar ook wélke mensen het festival bezoeken. Zo zitten we niet te wachten op bezoekers die na het zien van een film klagen: ‘Wat daarin gebeurt, kán toch helemaal niet!’ Nee, wat wij willen zijn enthousiaste bezoekers die ruimte in hun hoofd hebben om te accepteren wat ze te zien krijgen. Bij dezen daarom het advies aan alle mensen die dit soort films niet leuk vinden: ‘Niet komen! Lekker wegblijven!’ Want zulke mensen moeten we niet hebben.”
Bruisende binnenplaats
Als festivalproducer Dorien Eggink terugdenkt aan het festival van dit jaar, welk gevoel maakt zich dan onmiddellijk van haar meester? “Dat het supergezellig was!” zegt ze vol overtuiging. “En dat met name de sfeer op de binnenplaats van de Nieuwe Veste beter of in elk geval meer ‘ons ding’ is geworden. Want ik denk wel dat het dit keer heel erg bruiste met onze eigen ‘BUTheid’. Bij Electron, waar we het festival de eerste vier jaar hielden, had je echt zo’n bruisend hart-idee en dat was ook de enige plek in de hele omgeving waar je naartoe kon. En voor mij riep de sfeer op het plein nu voor het eerst datzelfde gevoel weer op.”
Als Eggink één film zou moeten noemen die behoort tot haar absolute favorieten van dit jaar, welke zou dat dan zijn? “Ik moet bekennen dat ik voor het eerst in het bestaan van het festival maar heel weinig films heb gezien. Ik heb wel veel korte films gezien, maar van de lange films heb ik nog geen 50 % gezien. Maar van de films die ik gezien heb, vond ik de gemiddelde kwaliteit hoog. Wat ik heel goed en leuk vond, was de Duitse korte film Justus – Cinema of the Dead. Die begint met een heel serieus, taai, zwaar interview met een regisseur. Veel te lang allemaal, veel te serieus. En dan ineens slaat dat om in een Blair Witch Project-achtige zombie-invasie en blijkt het een pseudodocumentaire te zijn. Dat vond ik een heel verrassende korte film. Nou ja, kórte film – hij duurt 20 minuten. Bij de lange films vond ik Breakdown Reward een erg leuke en tevens, om zijn eenvoud, heel bijzondere film. [In deze horrorkomedie is een opgegraven schat de inzet van een bizar kat-en-muis-spel.] Art/Crime vond ik een goed gemaakte documentaire over een goed onderwerp en ik vind dat we dit soort dingen moeten laten zien. We hadden dit jaar eigenlijk bijzonder veel documentaires, bedenk ik me nu ineens, want we hadden ook nog The King of Comics. Dat vond ik ook een heel mooie documentaire. Maar ik ben dan ook wel een beetje een fan van het werk van regisseur Rosa von Praunheim [echte naam: Holger Mischwitzky]. Eén van de eerste films die ik ooit in een filmhuis gezien heb, was een documentaire van Rosa von Praunheim. De Duitse homoseksuele striptekenaar Ralf König, die hij nu geportretteerd heeft, is nog een heel schattige man, maar hij heeft ook werkelijk unieke, waanzinnige figuren in Berlijn op film vastgelegd. Heel grappig vond ik Remington and the Curse of the Zombadings, een Filipijnse gay zombie-/slapstickfilm. Een niemendalletje, maar wel een echte feelgood movie.”
Guerrillamarketing
Hoofd programmering van het BUTFF is Frank Schonewille. Tevens is hij verbonden aan het online kanaal BUT TV en interviewde daarvoor ook dit jaar weer tal van festivalgasten. Als hij terugkijkt op deze zevende editie van het festival, wat waren dan voor hem dan de absolute hoogtepunten? “Dat waren er teveel om op te noemen, maar een van de hoogtepunten vind ik dat we dit jaar meer gasten dan ooit hebben gehad. In totaliteit zijn meer dan 20 mensen, die een film geregisseerd, geproduceerd of erin gespeeld hebben, langsgekomen. Meer dan 20! Dat is ontzettend veel!”
Waarom vinden volgens hem veel mensen het BUTFF interessanter dan andere filmfestivals? “Daarop kan ik je een heel makkelijk antwoord geven, en dat zal ik ook doen, maar ik zal je zo ook een uitgebreid antwoord geven. Het makkelijke antwoord is: kijk in het programmaboekje en je snapt waarom. Het uitgebreide antwoord is: wie bieden films aan die je vrijwel nergens anders te zien krijgt. Natuurlijk, we hebben films die af en toe ook op andere festivals vertoond worden, zoals Evil en Breakdown Reward, die eind dit jaar op het programma staan van het Razor Reel Fantastic Film Festival in Brugge, en Hell, die op verschillende andere festivals is gedraaid. Maar over het algemeen vind je op festivals waar men zich uitsluitend of voor een deel met genrefilms bezighoudt zo goed als geen BUT-films. Wij specialiseren ons nog steeds in juist die films die met minimale middelen gemaakt zijn, maar een maximale uitwerking hebben.”
Ondanks het stralende weer was het festival drukbezocht. Was dat tegen de verwachtingen in? Schonewille: “Nou, eigenlijk niet. Zo hadden we de voorgaande jaren op de zaterdag steeds prachtig weer, maar trokken we die dag elke keer toch meerdere uitverkochte zalen. Ook dit jaar was er op zaterdag in elk geval één uitverkochte zaal. Dus dat geeft aan dat mooi weer geen noemenswaardige invloed heeft op het bezoekersaantal.”
Over de BUTFF-aanhangers zegt hij: “We hebben een trouwe schare fans en die breidt zich nog altijd uit. Om nieuwe fans te bereiken, hebben we dit jaar een beetje aan guerrillamarketing gedaan. Zo heeft een van onze medewerkers afgelopen augustus op het popfestival Lowlands elke dag flyers verspreid. We weten dat ik elk geval van één bezoeker dat hij op Lowlands de flyer las en dacht: ‘Hé, daar moet ik naartoe!’ Hij is drie of vier dagen hier geweest en reisde elke dag op en neer vanuit Leerdam! Als het aan mij ligt, gaan we flyeren of met een stand staan op elk festival waar eventueel publiek voor het BUT Film Festival kan zijn. Het BUT Film Festival is een evenement voor de liefhebbers en daar zijn er heel veel van. Maar ja, je moet wel van het bestaan van het festival weten om er terecht te kunnen komen.”
BUTFF-fan wil verrast worden
Karin Broeksma is eindredactrice van de festivaldagkrant BUT Daily News en interviewster bij het online kanaal BUT TV. Vorig jaar werkte ze voor het eerst mee aan het festival, toen als zaalwacht en BUT TV-interviewster. Wat waren voor haar dit jaar de uitschieters onder de vertoonde films? “Ik was bijzonder geïntrigeerd door Gallino: The Chicken System, een pornofilosofische film [waarin droom en realiteit met elkaar verweven zijn]. Dat is een heel vreemde, maar tegelijkertijd heel mooi gemaakte film. De thematiek was zó anders dan je in eerste instantie zou denken, dat dit echt een film was die bleef hangen. Ook Evil en Morituris vond ik ijzersterke films. Morituris is een erg duistere film, maar heeft me van begin tot eind geboeid. En niet te vergeten The Afterman van Rob Van Eyck! Die man is echt een rebel! Hij is al over de 70, maar hij is ontzettend bevlogen en neemt het niet zo nauw met dingen. Dat vind ik fantastisch, zeker op zo’n leeftijd. Hij blijft altijd, zoals hij zelf zegt, een ‘Aftermanneke’, ha ha. Ik vond het werkelijk schitterend om hem hier bezig te zien en moest vaak enorm lachen om zijn uitspraken.” Welke van de twee Afterman-films vond ze de beste? Daar hoeft ze geen nanoseconde over na te denken: “De eerste natuurlijk! Die vond ik echt fantastisch. De tweede vond ik leuk, dat wel, maar de eerste vond ik aanzienlijk beter. Deel 2 is ook heel anders. Dat is een parodie, waarin de zaken allemaal niet zo serieus worden genomen en is vooral leuk, denk ik, als je ook deel 1 gezien hebt.”
Hoe zou Broeksma de typische BUTFF-fan omschrijven? “Dat is iemand die overal open voor staat, graag verrast wil worden, lichtelijk prettig gestoord is en altijd met een open blik naar een film gaat kijken, zo van: ‘Ik weet niet wat dit is en of het mijn genre is, maar misschien wordt het wel leuk. Laat ik gewoon eens kijken wat ik voorgeschoteld krijg.’ Dat element van verrassing speelt, denk ik, voor velen van hen een belangrijke rol bij de algehele kijkervaring.”
Hoofd programmering van het BUTFF is Frank Schonewille. Tevens is hij verbonden aan het online kanaal BUT TV en interviewde daarvoor ook dit jaar weer tal van festivalgasten. Als hij terugkijkt op deze zevende editie van het festival, wat waren dan voor hem dan de absolute hoogtepunten? “Dat waren er teveel om op te noemen, maar een van de hoogtepunten vind ik dat we dit jaar meer gasten dan ooit hebben gehad. In totaliteit zijn meer dan 20 mensen, die een film geregisseerd, geproduceerd of erin gespeeld hebben, langsgekomen. Meer dan 20! Dat is ontzettend veel!”
Waarom vinden volgens hem veel mensen het BUTFF interessanter dan andere filmfestivals? “Daarop kan ik je een heel makkelijk antwoord geven, en dat zal ik ook doen, maar ik zal je zo ook een uitgebreid antwoord geven. Het makkelijke antwoord is: kijk in het programmaboekje en je snapt waarom. Het uitgebreide antwoord is: wie bieden films aan die je vrijwel nergens anders te zien krijgt. Natuurlijk, we hebben films die af en toe ook op andere festivals vertoond worden, zoals Evil en Breakdown Reward, die eind dit jaar op het programma staan van het Razor Reel Fantastic Film Festival in Brugge, en Hell, die op verschillende andere festivals is gedraaid. Maar over het algemeen vind je op festivals waar men zich uitsluitend of voor een deel met genrefilms bezighoudt zo goed als geen BUT-films. Wij specialiseren ons nog steeds in juist die films die met minimale middelen gemaakt zijn, maar een maximale uitwerking hebben.”
Ondanks het stralende weer was het festival drukbezocht. Was dat tegen de verwachtingen in? Schonewille: “Nou, eigenlijk niet. Zo hadden we de voorgaande jaren op de zaterdag steeds prachtig weer, maar trokken we die dag elke keer toch meerdere uitverkochte zalen. Ook dit jaar was er op zaterdag in elk geval één uitverkochte zaal. Dus dat geeft aan dat mooi weer geen noemenswaardige invloed heeft op het bezoekersaantal.”
Over de BUTFF-aanhangers zegt hij: “We hebben een trouwe schare fans en die breidt zich nog altijd uit. Om nieuwe fans te bereiken, hebben we dit jaar een beetje aan guerrillamarketing gedaan. Zo heeft een van onze medewerkers afgelopen augustus op het popfestival Lowlands elke dag flyers verspreid. We weten dat ik elk geval van één bezoeker dat hij op Lowlands de flyer las en dacht: ‘Hé, daar moet ik naartoe!’ Hij is drie of vier dagen hier geweest en reisde elke dag op en neer vanuit Leerdam! Als het aan mij ligt, gaan we flyeren of met een stand staan op elk festival waar eventueel publiek voor het BUT Film Festival kan zijn. Het BUT Film Festival is een evenement voor de liefhebbers en daar zijn er heel veel van. Maar ja, je moet wel van het bestaan van het festival weten om er terecht te kunnen komen.”
BUTFF-fan wil verrast worden
Karin Broeksma is eindredactrice van de festivaldagkrant BUT Daily News en interviewster bij het online kanaal BUT TV. Vorig jaar werkte ze voor het eerst mee aan het festival, toen als zaalwacht en BUT TV-interviewster. Wat waren voor haar dit jaar de uitschieters onder de vertoonde films? “Ik was bijzonder geïntrigeerd door Gallino: The Chicken System, een pornofilosofische film [waarin droom en realiteit met elkaar verweven zijn]. Dat is een heel vreemde, maar tegelijkertijd heel mooi gemaakte film. De thematiek was zó anders dan je in eerste instantie zou denken, dat dit echt een film was die bleef hangen. Ook Evil en Morituris vond ik ijzersterke films. Morituris is een erg duistere film, maar heeft me van begin tot eind geboeid. En niet te vergeten The Afterman van Rob Van Eyck! Die man is echt een rebel! Hij is al over de 70, maar hij is ontzettend bevlogen en neemt het niet zo nauw met dingen. Dat vind ik fantastisch, zeker op zo’n leeftijd. Hij blijft altijd, zoals hij zelf zegt, een ‘Aftermanneke’, ha ha. Ik vond het werkelijk schitterend om hem hier bezig te zien en moest vaak enorm lachen om zijn uitspraken.” Welke van de twee Afterman-films vond ze de beste? Daar hoeft ze geen nanoseconde over na te denken: “De eerste natuurlijk! Die vond ik echt fantastisch. De tweede vond ik leuk, dat wel, maar de eerste vond ik aanzienlijk beter. Deel 2 is ook heel anders. Dat is een parodie, waarin de zaken allemaal niet zo serieus worden genomen en is vooral leuk, denk ik, als je ook deel 1 gezien hebt.”
Hoe zou Broeksma de typische BUTFF-fan omschrijven? “Dat is iemand die overal open voor staat, graag verrast wil worden, lichtelijk prettig gestoord is en altijd met een open blik naar een film gaat kijken, zo van: ‘Ik weet niet wat dit is en of het mijn genre is, maar misschien wordt het wel leuk. Laat ik gewoon eens kijken wat ik voorgeschoteld krijg.’ Dat element van verrassing speelt, denk ik, voor velen van hen een belangrijke rol bij de algehele kijkervaring.”
Gezonde stress
Tim van Kempen is een van de mensen die tijdens het BUTFF de kaartjes printte of – wanneer de printer even in staking was – met de hand schreef en de festivalshop runde. Hij is al vijf jaar gelieerd aan het festival. Hoe hoorde hij daar destijds van? “Ik werk al zo’n twaalf jaar bij cultvideotheek Next Page, die onder stichting Idee-fixe valt, net als het BUT Film Festival. Zo hoorde ik op een gegeven moment van het festival.”
Wat waren voor hem de toppers onder de films van dit jaar? “In de blokken met korte films heb ik verschillende toffe dingen gezien. Van de lange films heb ik niet zo heel veel gezien. Daarvan zag ik onder andere Gallino: The Chicken System. Dat was een aangename verrassing, ook al was die film iets anders dan ik verwacht had. Maar op het BUT Film Festival weet je nooit wat je moet verwachten!”
Wat maakt voor hem dit festival zo bijzonder? “De sfeer: die is heel relaxt. Er is geen stress. Nou ja, die is er wel, maar dat is gezonde stress, laat het ik het zo zeggen. Die is dusdanig van aard dat iedereen daar op een normale manier mee omgaat. Er wordt geen ruzie gemaakt, het gaat eigenlijk allemaal vanzelf. Zo kan het dus ook.”
Laatste BUT Film Festival?
Als de profetie van de Maya’s uitkomt, was dit dus het laatste BUT Film Festival. Mochten ze er echter naast hebben gezeten, wat kunnen we dan volgend jaar op het festival verwachten? Directeur Paul Hagenaars: “In het onwaarschijnlijke geval dat de wereld tóch niet vergaat, gaan we volgend jaar gewoon verder. Dan krijgen we de evilution. Dus niet de evólution, maar de evílution, ha ha.“
Programmeur Frank Schonewille twijfelt er niet aan wat er gaat gebeuren als de Apocalyps onverhoopt uitblijft: “Dan gaan we de wereld domineren!” Komen er dan satellietfestivals van het BUTFF in het buitenland? “Nou, we zijn inderdaad al wel met satellietfestivals bezig. Zo we hebben we van 12 tot en met 14 mei 2011 het festival naar München gebracht. Daar werden toen diverse BUT-films vertoond in een bioscoop genaamd Werkstattkino. Dat was hartstikke leuk en ze willen ons daar graag weer hebben. Dit jaar hebben we hier op het festival contact gehad met twee filmmakers die interesse hebben getoond om wat met ons te gaan doen. Eén van hen is Jonnie Hurn, een van de producenten van Monk3ys. Hij zag het wel zitten om samen met ons in Frankrijk iets te gaan doen. En Gerry Schuster, de maker van Phoebe Phoenix, die uit Neurenburg komt, wist dat wij in München waren geweest. Hij zei: ‘Waarom komen jullie niet naar ons toe? Wij hebben een bioscoop waar we ook films vertonen die vergelijkbaar zijn met de films die hier te zien zijn. Wij willen jullie daar gewoon hebben!’ Zij vertonen daar vooral arthousefilms, maar zo nu en dan ook genrefilms, die ze vaak huren van de Werkstattkino. Dus we gaan kijken wat daar uit komt. Én we zijn een samenwerking aangegaan met The Overkill Festival in Enschede. Dit festival is een initiatief van een aantal oud-kunstacademiestudenten en richt zich op games en films. Dit jaar wordt het gehouden van 26 tot en met 28 oktober en is het gewijd aan undergroundfilms en independent games. Ik woon zelf in Almelo, dus niet ver van Enschede, en via een winkel waarvan de eigenaar mij kent kwam het contact met ons tot stand. Vorig jaar hebben we daar al een aantal films vertoond en dat is hun zó goed bevallen, dat ze ons dit jaar gevraagd hebben om 24 uur lang films te vertonen. Daar wordt 48 plus één uur non-stop, van vrijdagochtend 8.00 uur tot zondagochtend 8.00 uur, gegamed en naar films gekeken. En daarvan mogen wij dus maar liefst 24 uur vullen!” Wacht eens even, 48 plus één uur? “Ja, de klok wordt dat weekend verzet, ha ha!”
In het kader van zijn streven naar werelddominantie is er echter nog één ding dat op zijn lippen brandt: “Ik, Frank Schonewille, heb een missie. Mijn missie is om BUT een gerespecteerd genre te laten worden. Als mensen nu uit een bioscoop komen en zeggen: ‘Wat een butfilm!’, bedoelen ze eigenlijk: ‘Wat een kutfilm!’ Mijn missie is om voor elkaar te krijgen dat als mensen zeggen: ‘Wat een butfilm!’, ze niet doelen op een waardeloze film, maar op een BUT-film en onderkennen dat het een gerespecteerd genre is.”
Als de Maya’s ongelijk krijgen, zal van 4 tot en met 8 september 2013 de achtste editie van het BUT Film Festival gehouden worden. Voluit zal het thema dan luiden: “Evilution, the remainders of the Apocalypse”. Wat voor programma dat zal opleveren? Dat is voorlopig nog een groot vraagteken, maar één ding is zeker: het klinkt veelbelovend!
Tim van Kempen is een van de mensen die tijdens het BUTFF de kaartjes printte of – wanneer de printer even in staking was – met de hand schreef en de festivalshop runde. Hij is al vijf jaar gelieerd aan het festival. Hoe hoorde hij daar destijds van? “Ik werk al zo’n twaalf jaar bij cultvideotheek Next Page, die onder stichting Idee-fixe valt, net als het BUT Film Festival. Zo hoorde ik op een gegeven moment van het festival.”
Wat waren voor hem de toppers onder de films van dit jaar? “In de blokken met korte films heb ik verschillende toffe dingen gezien. Van de lange films heb ik niet zo heel veel gezien. Daarvan zag ik onder andere Gallino: The Chicken System. Dat was een aangename verrassing, ook al was die film iets anders dan ik verwacht had. Maar op het BUT Film Festival weet je nooit wat je moet verwachten!”
Wat maakt voor hem dit festival zo bijzonder? “De sfeer: die is heel relaxt. Er is geen stress. Nou ja, die is er wel, maar dat is gezonde stress, laat het ik het zo zeggen. Die is dusdanig van aard dat iedereen daar op een normale manier mee omgaat. Er wordt geen ruzie gemaakt, het gaat eigenlijk allemaal vanzelf. Zo kan het dus ook.”
Laatste BUT Film Festival?
Als de profetie van de Maya’s uitkomt, was dit dus het laatste BUT Film Festival. Mochten ze er echter naast hebben gezeten, wat kunnen we dan volgend jaar op het festival verwachten? Directeur Paul Hagenaars: “In het onwaarschijnlijke geval dat de wereld tóch niet vergaat, gaan we volgend jaar gewoon verder. Dan krijgen we de evilution. Dus niet de evólution, maar de evílution, ha ha.“
Programmeur Frank Schonewille twijfelt er niet aan wat er gaat gebeuren als de Apocalyps onverhoopt uitblijft: “Dan gaan we de wereld domineren!” Komen er dan satellietfestivals van het BUTFF in het buitenland? “Nou, we zijn inderdaad al wel met satellietfestivals bezig. Zo we hebben we van 12 tot en met 14 mei 2011 het festival naar München gebracht. Daar werden toen diverse BUT-films vertoond in een bioscoop genaamd Werkstattkino. Dat was hartstikke leuk en ze willen ons daar graag weer hebben. Dit jaar hebben we hier op het festival contact gehad met twee filmmakers die interesse hebben getoond om wat met ons te gaan doen. Eén van hen is Jonnie Hurn, een van de producenten van Monk3ys. Hij zag het wel zitten om samen met ons in Frankrijk iets te gaan doen. En Gerry Schuster, de maker van Phoebe Phoenix, die uit Neurenburg komt, wist dat wij in München waren geweest. Hij zei: ‘Waarom komen jullie niet naar ons toe? Wij hebben een bioscoop waar we ook films vertonen die vergelijkbaar zijn met de films die hier te zien zijn. Wij willen jullie daar gewoon hebben!’ Zij vertonen daar vooral arthousefilms, maar zo nu en dan ook genrefilms, die ze vaak huren van de Werkstattkino. Dus we gaan kijken wat daar uit komt. Én we zijn een samenwerking aangegaan met The Overkill Festival in Enschede. Dit festival is een initiatief van een aantal oud-kunstacademiestudenten en richt zich op games en films. Dit jaar wordt het gehouden van 26 tot en met 28 oktober en is het gewijd aan undergroundfilms en independent games. Ik woon zelf in Almelo, dus niet ver van Enschede, en via een winkel waarvan de eigenaar mij kent kwam het contact met ons tot stand. Vorig jaar hebben we daar al een aantal films vertoond en dat is hun zó goed bevallen, dat ze ons dit jaar gevraagd hebben om 24 uur lang films te vertonen. Daar wordt 48 plus één uur non-stop, van vrijdagochtend 8.00 uur tot zondagochtend 8.00 uur, gegamed en naar films gekeken. En daarvan mogen wij dus maar liefst 24 uur vullen!” Wacht eens even, 48 plus één uur? “Ja, de klok wordt dat weekend verzet, ha ha!”
In het kader van zijn streven naar werelddominantie is er echter nog één ding dat op zijn lippen brandt: “Ik, Frank Schonewille, heb een missie. Mijn missie is om BUT een gerespecteerd genre te laten worden. Als mensen nu uit een bioscoop komen en zeggen: ‘Wat een butfilm!’, bedoelen ze eigenlijk: ‘Wat een kutfilm!’ Mijn missie is om voor elkaar te krijgen dat als mensen zeggen: ‘Wat een butfilm!’, ze niet doelen op een waardeloze film, maar op een BUT-film en onderkennen dat het een gerespecteerd genre is.”
Als de Maya’s ongelijk krijgen, zal van 4 tot en met 8 september 2013 de achtste editie van het BUT Film Festival gehouden worden. Voluit zal het thema dan luiden: “Evilution, the remainders of the Apocalypse”. Wat voor programma dat zal opleveren? Dat is voorlopig nog een groot vraagteken, maar één ding is zeker: het klinkt veelbelovend!
Vier stellingen voorgelegd aan vier BUTFF-organisatoren
Tijdens het BUTFF legden we vier in meer on mindere mate prikkelende stellingen voor aan vier organisatoren, te weten Paul Hagenaars (festivaldirecteur), Dorien Eggink (festivalproducer), Frank Schonewille (hoofd programmering en interviewer bij BUT TV) en Karin Broeksma (eindredactrice van BUT Daily News en interviewster bij BUT TV). Lees en vergelijk!
Beter goed gejat dan slecht gemaakt.
Paul Hagenaars: “Absoluut! Echt wel! Daar sta ik volkomen achter, voor 500 %! Natuurlijk, jatten! Zo gaat dat toch voortdurend in onze maatschappij? Ik doe iets, jij doet iets, en als datgene wat wij doen hetzelfde is, maar jij doet dat beter, dan gebruik ik wat jij bedacht hebt. Dat zag je dit jaar ook terug bij de winnende studentenfilm, Lieve Jerôme. Daarover zei tijdens een vergadering een van de juryleden: ‘Het lijkt een beetje op dát.’ En toen vroeg ik: ‘Ja, maar is dat dan erg?’ Daar hadden we gewoon helemaal niet over nagedacht. We zijn toen hierover in discussie gegaan en kwamen tot de conclusie: ‘Nee, natuurlijk is dat niet erg!’ Als je een film maakt en je sprokkelt daarvoor allerlei stukjes bij elkaar die samen één geheel vormen, dan is het veel slimmer om goede dingen te gebruiken dan zelf dingen te gaan zitten verzinnen die nergens op slaan. Lieve Jerôme mag dan op Man Bijt Hond lijken, maar het basisidee is wel op een leuke, originele manier uitgewerkt, en dáár gaat het om. Man Bijt Hond gaat trouwens ook niet vrijuit, want zij hebben ook weer dingen van anderen geleend om hun programma te maken.
Je hoort vaak dat alles al een keer gedaan is, maar daar ben ik het niet mee eens. Er zijn nog legio thema’s die nooit behandeld zijn. De mogelijkheid om films te maken over absurdistische, waanzinnige onderwerpen is echt eindeloos! Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan een film waarin het onderwerp van de film een soort tweespalt heeft met de realiteit, zodat je als kijker op een gegeven moment zó in de war raakt, dat je denkt: ‘Is dat nu iemand die in de film zit of iemand die naar de film zit te kijken?’ En dat is dan nog maar één voorbeeld.”
Tijdens het BUTFF legden we vier in meer on mindere mate prikkelende stellingen voor aan vier organisatoren, te weten Paul Hagenaars (festivaldirecteur), Dorien Eggink (festivalproducer), Frank Schonewille (hoofd programmering en interviewer bij BUT TV) en Karin Broeksma (eindredactrice van BUT Daily News en interviewster bij BUT TV). Lees en vergelijk!
Beter goed gejat dan slecht gemaakt.
Paul Hagenaars: “Absoluut! Echt wel! Daar sta ik volkomen achter, voor 500 %! Natuurlijk, jatten! Zo gaat dat toch voortdurend in onze maatschappij? Ik doe iets, jij doet iets, en als datgene wat wij doen hetzelfde is, maar jij doet dat beter, dan gebruik ik wat jij bedacht hebt. Dat zag je dit jaar ook terug bij de winnende studentenfilm, Lieve Jerôme. Daarover zei tijdens een vergadering een van de juryleden: ‘Het lijkt een beetje op dát.’ En toen vroeg ik: ‘Ja, maar is dat dan erg?’ Daar hadden we gewoon helemaal niet over nagedacht. We zijn toen hierover in discussie gegaan en kwamen tot de conclusie: ‘Nee, natuurlijk is dat niet erg!’ Als je een film maakt en je sprokkelt daarvoor allerlei stukjes bij elkaar die samen één geheel vormen, dan is het veel slimmer om goede dingen te gebruiken dan zelf dingen te gaan zitten verzinnen die nergens op slaan. Lieve Jerôme mag dan op Man Bijt Hond lijken, maar het basisidee is wel op een leuke, originele manier uitgewerkt, en dáár gaat het om. Man Bijt Hond gaat trouwens ook niet vrijuit, want zij hebben ook weer dingen van anderen geleend om hun programma te maken.
Je hoort vaak dat alles al een keer gedaan is, maar daar ben ik het niet mee eens. Er zijn nog legio thema’s die nooit behandeld zijn. De mogelijkheid om films te maken over absurdistische, waanzinnige onderwerpen is echt eindeloos! Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan een film waarin het onderwerp van de film een soort tweespalt heeft met de realiteit, zodat je als kijker op een gegeven moment zó in de war raakt, dat je denkt: ‘Is dat nu iemand die in de film zit of iemand die naar de film zit te kijken?’ En dat is dan nog maar één voorbeeld.”
Dorien Eggink: “Ja, daar ben ik het wel mee eens. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de winnende studentenfilm, Lieve Jerôme, en dat werd bij de prijsuitreiking ook gezegd. Ik maakte deel uit van de jury en we vonden unaniem dat Lieve Jerôme de beste film was. Maar toen kwam ook een beetje het gevoel bovendrijven van: ‘Ja, maar wacht eens even, dit doet toch denken aan een tv-format, aan iets van bijvoorbeeld BNN?’ En dat leidde tot een discussie: ‘Ze hebben een tv-format van iemand gepakt en dat ingevuld. Kan dat wel?’ Maar aan de andere kant: ze hadden met niets, echt helemaal niets, een film gemaakt! En dát vonden we er zo goed aan. Dus je kunt beter iets goed jatten dan slecht maken of kopiëren.”
Frank Schonewille: “Ja! Er is al zo ontzettend veel gedaan op filmgebied, dat het heel moeilijk is om nog origineel te zijn, om iets te maken dat nog nooit eerder is gemaakt. Ook een goede BUT-filmmaker moet zich laten inspireren door anderen die hem of haar voorgegaan zijn, zonder daarbij echter zijn of haar eigen visie uit het oog te verliezen. Heel af en toe kom je een film tegen die zó uniek is dat je denkt: ‘Hoe kom je daar op?’ Neem nu bijvoorbeeld de Spaanse film Gallino: The Chicken System die we dit jaar op het programma hadden staan. Dat is nu iets unieks! Echt een héél vreemde film is dat. Van de regisseur, Carlos Atanes, draaiden we twee jaar geleden de in een nachtmerrieachtige droomwereld spelende film Maximum Shame, eveneens een buitengewoon bizarre film. Atanes staat bekend om zijn ontzettend weirde undergroundfilms. Hoe de man aan zijn ideeën komt? Ik weet het niet. Ik weet het écht niet. Maar wat hij creëert is fantastisch. Dát is nu werkelijk iemand die dingen doet die niet eerder gedaan zijn. Een ander voorbeeld van iets unieks is de vorig jaar vertoonde Franse film Maquinas Infernales, die live op het podium werd voltooid. Zoiets bedenk je niet zo gauw.”
Karin Broeksma: “Voor zowel films die goed gejat zijn als film die slecht gemaakt zijn valt wel iets zeggen. Als een bepaald idee gejat wordt, maar een goede film oplevert, is het natuurlijk prachtig om daar naar te kijken. Heel veel films zijn natuurlijk gemaakt met een eerdere film als inspiratiebron. Slecht gemaakte films vind ik soms juist ontzettend leuk. Zo heb je slecht gemaakte films die een origineel onderwerp hebben en daardoor toch enorm boeien. En dan maakt het me niet uit als de kwaliteit van het verhaal slecht is.”
Een BUT-film kan nooit kunst met een grote K zijn.
Paul Hagenaars: “Dat kan absoluut wél. Natuurlijk kan dat. Er zijn BUT-films die in kunstzinnig opzicht goed zijn, maar die je ook aan het denken zetten of zelfs doen walgen. Dat je nogal eens hoort dat BUT-filmmakers geen voet aan de grond krijgen bij fondsenverstrekkers omdat ze niet artistiek verantwoord bezig zouden zijn, komt omdat die fondsenverstrekkers behoren tot een laag in onze maatschappij die de artistieke verantwoordelijkheid onder controle denkt te hebben, terwijl zulke mensen helemaal niets onder controle hebben. Dat is echt een farce.”
Dorien Eggink: “Ik denk dat een BUT-film wél kunst met een grote K zijn. Een film uit het festivalprogramma van dit jaar die volgens mij kans maakt om als zodanig beschouwd te worden, is Gallino: The Chicken System. Maar zo’n film moet wel ontdekt worden. Er moet iemand opstaan die flink de schouders zet onder het promoten van die film, bijvoorbeeld een of andere museumdirecteur of festivalhotemetoot, waardoor zo’n film op allerlei festivals gaat draaien en een hype wordt. En wij proberen in elk geval de eerste aanzet daartoe te geven.
Een andere film die erg hoge ogen gooide bij bezoekers, was Morituris [een Italiaanse horrorfilm waarin kwaadaardige gladiatoren na 2000 jaar uit de dood verrijzen]. Maar dat is geen kunst met een grote K.”
Frank Schonewille: “Met andere woorden, kan een BUT-film artistiek verantwoord zijn? Ja, absoluut! Maar is niet elke film dat? Film is kunst, hoe dan ook. Maar welke waarde je eraan hecht, verschilt van persoon tot persoon.”
Karin Broeksma: “Of je een BUT-film kunst met een grote K vindt, hangt helemaal af van de mindset waarmee je naar zo’n film gaat kijken. Als een BUT-film zó slecht is, dat hij goed wordt, vind ik dat wel kunst. Maar of ik dat dan als kunst met een grote K beschouw? Ik weet het niet... Ik weet wel dat als een BUT-film je inspireert, je motiveert om ergens over na te denken en je bijblijft, dat voor mij een toonbeeld van goedgemaakte kunst is.
Ook vind ik dat alles, maar dan ook álles, op film vastgelegd moet kunnen worden. Elk verhaal moet in beelden vastgelegd kunnen worden. Ook experimenteel werk, want ik vind dat als er niet geëxperimenteerd wordt, er ook nooit iets kan groeien.
Juist de kleine pareltjes van films, waarover informatie soms helemaal in een hoekje op internet is weggestopt, zijn de films waarvan je denkt: ‘Ik ben zo blij dat ik ze gezien heb.’ Ik vind het dan ook jammer dat nogal wat makers van zulke films niet de financiële steun krijgen die ze verdienen, want ik vind dat die films buitengewoon belangrijk zijn.”
Vroeger was alles beter.
Paul Hagenaars: “Ja, dat is zo. Alles was vroeger beter, echt álles, daar moeten we niet moeilijk over doen. Dus ook wat films betreft. Binnen ons festivalteam zijn er mensen, waaronder ik, die een nostalgische hang naar het verleden hebben. Eind jaren ’60, begin jaren ’70 kwamen er de meest waanzinnige films uit en die kon je met de komst van de videoband allemaal huren. We horen mensen regelmatig zeggen: ‘Het BUT Film Festival is veel te extreem voor ons.’ Nou, die mensen zouden eens een onderzoekje moeten doen naar wat er eind jaren ’60, begin jaren ’70 uitkwam op video. Daar kunnen wij gewoon niet aan tippen, daar moeten we heel realistisch in zijn. Wat wij doen is watjeswerk vergeleken met dat werk. Wat er destijds gemaakt werd, was zó extreem! Het was vaak gewoon niet te geloven! Ik zie het nog zo voor me: beelden van mensen die met hun gezicht in frituurvet werden gedrukt. De meest afgrijselijke dingen kon je toen voor je kiezen krijgen.
Beelden van een dergelijke extremiteit zie je bij ons niet. Maar wij zijn ook geen festival waar extremiteit voorop staat, wij zijn een festival waar vrijheid voorop staat – de vrijheid om te vertonen wat je maar wilt. Als je extreem wilt zijn, kan dat. Dat vinden we geen enkel probleem. Maar dat is voor ons geen criterium om een film wel of niet te vertonen. Ons criterium is: past de film in ons genre en is hij met energie en passie gemaakt? Dáár gaat het om. Dus niet om zaken als de kwaliteit van het beeld. Na het zien van de film moeten we kunnen zeggen: ‘Dit was nu een goede film.’ Of: ‘Dat was nu een leuke film.’ Soms is het niet allemaal leuk wat je ziet, maar is het juist een aangrijpende ervaring, dat kan ook natuurlijk. Een prima voorbeeld daarvan is de korte Duitse film Justus – Cinema of the Dead. Die film begint als een waanzinnig verhaal over in een deze tijd verdwaalde hippie, maar slaat op een gegeven moment helemaal om naar een zombie-apocalyps. Dat is echt iets geweldigs!”
Paul Hagenaars: “Dat kan absoluut wél. Natuurlijk kan dat. Er zijn BUT-films die in kunstzinnig opzicht goed zijn, maar die je ook aan het denken zetten of zelfs doen walgen. Dat je nogal eens hoort dat BUT-filmmakers geen voet aan de grond krijgen bij fondsenverstrekkers omdat ze niet artistiek verantwoord bezig zouden zijn, komt omdat die fondsenverstrekkers behoren tot een laag in onze maatschappij die de artistieke verantwoordelijkheid onder controle denkt te hebben, terwijl zulke mensen helemaal niets onder controle hebben. Dat is echt een farce.”
Dorien Eggink: “Ik denk dat een BUT-film wél kunst met een grote K zijn. Een film uit het festivalprogramma van dit jaar die volgens mij kans maakt om als zodanig beschouwd te worden, is Gallino: The Chicken System. Maar zo’n film moet wel ontdekt worden. Er moet iemand opstaan die flink de schouders zet onder het promoten van die film, bijvoorbeeld een of andere museumdirecteur of festivalhotemetoot, waardoor zo’n film op allerlei festivals gaat draaien en een hype wordt. En wij proberen in elk geval de eerste aanzet daartoe te geven.
Een andere film die erg hoge ogen gooide bij bezoekers, was Morituris [een Italiaanse horrorfilm waarin kwaadaardige gladiatoren na 2000 jaar uit de dood verrijzen]. Maar dat is geen kunst met een grote K.”
Frank Schonewille: “Met andere woorden, kan een BUT-film artistiek verantwoord zijn? Ja, absoluut! Maar is niet elke film dat? Film is kunst, hoe dan ook. Maar welke waarde je eraan hecht, verschilt van persoon tot persoon.”
Karin Broeksma: “Of je een BUT-film kunst met een grote K vindt, hangt helemaal af van de mindset waarmee je naar zo’n film gaat kijken. Als een BUT-film zó slecht is, dat hij goed wordt, vind ik dat wel kunst. Maar of ik dat dan als kunst met een grote K beschouw? Ik weet het niet... Ik weet wel dat als een BUT-film je inspireert, je motiveert om ergens over na te denken en je bijblijft, dat voor mij een toonbeeld van goedgemaakte kunst is.
Ook vind ik dat alles, maar dan ook álles, op film vastgelegd moet kunnen worden. Elk verhaal moet in beelden vastgelegd kunnen worden. Ook experimenteel werk, want ik vind dat als er niet geëxperimenteerd wordt, er ook nooit iets kan groeien.
Juist de kleine pareltjes van films, waarover informatie soms helemaal in een hoekje op internet is weggestopt, zijn de films waarvan je denkt: ‘Ik ben zo blij dat ik ze gezien heb.’ Ik vind het dan ook jammer dat nogal wat makers van zulke films niet de financiële steun krijgen die ze verdienen, want ik vind dat die films buitengewoon belangrijk zijn.”
Vroeger was alles beter.
Paul Hagenaars: “Ja, dat is zo. Alles was vroeger beter, echt álles, daar moeten we niet moeilijk over doen. Dus ook wat films betreft. Binnen ons festivalteam zijn er mensen, waaronder ik, die een nostalgische hang naar het verleden hebben. Eind jaren ’60, begin jaren ’70 kwamen er de meest waanzinnige films uit en die kon je met de komst van de videoband allemaal huren. We horen mensen regelmatig zeggen: ‘Het BUT Film Festival is veel te extreem voor ons.’ Nou, die mensen zouden eens een onderzoekje moeten doen naar wat er eind jaren ’60, begin jaren ’70 uitkwam op video. Daar kunnen wij gewoon niet aan tippen, daar moeten we heel realistisch in zijn. Wat wij doen is watjeswerk vergeleken met dat werk. Wat er destijds gemaakt werd, was zó extreem! Het was vaak gewoon niet te geloven! Ik zie het nog zo voor me: beelden van mensen die met hun gezicht in frituurvet werden gedrukt. De meest afgrijselijke dingen kon je toen voor je kiezen krijgen.
Beelden van een dergelijke extremiteit zie je bij ons niet. Maar wij zijn ook geen festival waar extremiteit voorop staat, wij zijn een festival waar vrijheid voorop staat – de vrijheid om te vertonen wat je maar wilt. Als je extreem wilt zijn, kan dat. Dat vinden we geen enkel probleem. Maar dat is voor ons geen criterium om een film wel of niet te vertonen. Ons criterium is: past de film in ons genre en is hij met energie en passie gemaakt? Dáár gaat het om. Dus niet om zaken als de kwaliteit van het beeld. Na het zien van de film moeten we kunnen zeggen: ‘Dit was nu een goede film.’ Of: ‘Dat was nu een leuke film.’ Soms is het niet allemaal leuk wat je ziet, maar is het juist een aangrijpende ervaring, dat kan ook natuurlijk. Een prima voorbeeld daarvan is de korte Duitse film Justus – Cinema of the Dead. Die film begint als een waanzinnig verhaal over in een deze tijd verdwaalde hippie, maar slaat op een gegeven moment helemaal om naar een zombie-apocalyps. Dat is echt iets geweldigs!”
Dorien Eggink: “Nee, dat is niet zo. Absoluut niet. Vroeger was alles anders, dat wel, maar zeker niet beter. Iedere tijd heeft zijn eigen goede films. De creativiteit is de wereld niet uit – en dat kan ook niet. Ook ontstaan met de komst van nieuwe mogelijkheden weer nieuwe dingen. Zo evolueren films door de jaren heen.
Als een soort eerbetoon aan het verleden zijn we op het BUT Film Festival dit jaar naar de jaren ’70 teruggegaan met de vertoning van Seven en Brute Corps. Die films zijn leuk om de nostalgie, niet omdat ze nu zo goed zijn. Veel mensen relateren het begrip B-film aan de zeventiger jaren, terwijl wij nu juist steeds op zoek zijn naar de nieuwe B-film. Daardoor kan een verkeerd beeld ontstaan van de B-films die wij vertonen – en dat is jammer.”
Frank Schonewille: “Bullshit! Wel is het zo, dat het in de huidige tijd moeilijker is om een BUT-film van de grond te krijgen. Zo heb ik laatst een debat geleid waarin de vraag gesteld werd waarom bepaalde filmmakers er bewust voor kiezen om BUT-films te maken. Zelfs als je een steengoede filmmaker bent, maar nog niet of niet echt naam gemaakt hebt, kun je het wel vergeten om bijvoorbeeld een slasherfilm gefinancierd te krijgen. En dat is jammer. Dat vind ik ook het mooie van de films die we hier vertonen: de makers daarvan laten zich niet hinderen door een gebrek aan budget. ‘Hebben we geen budget? Nou, dan doen we het toch gewoon zonder budget! Waarom ook niet? Wij willen dit doen, wij willen dit maken.’
Als je nu naar een filmacademie gaat, word je ‘opgevoed’ met arthouse- en Hollywood-films, omdat dat nu eenmaal de films zijn die in de bioscoop te zien zijn. Je zal in de bioscoop bijna nooit een genrefilm zien die in Europa of buiten Hollywood gemaakt is. Dat is zó ontzettend jammer! Ik denk daarom dat het BUT Film Festival ook een opvoedkundige rol kan spelen, want wij laten mensen zien dat er nog veel meer is dan wat de grote massa ziet.”
Karin Broeksma: “Nee, daar ben ik niet mee eens. Vroeger werden er weliswaar heel goede films gemaakt, maar ik vind de actuele en nog komende ontwikkelingen in de filmwereld ook heel belangrijk. Wel vind ik dat er genoeg oude films zijn die nu nog steeds niets aan kracht hebben ingeboet. Neem bijvoorbeeld The Shining uit 1980. Die film vind ik nog steeds creepy. Om nog even terug te komen op het jatten van filmideeën: als je een heel serieus gemaakte film ziet, maar je komt tot het besef dat je in feite naar een kopie van The Shining zit te kijken, dan ben ik daar niet zo over te spreken. Behalve wanneer het een leuke parodie is; dan is het ander verhaal natuurlijk.”
Als een soort eerbetoon aan het verleden zijn we op het BUT Film Festival dit jaar naar de jaren ’70 teruggegaan met de vertoning van Seven en Brute Corps. Die films zijn leuk om de nostalgie, niet omdat ze nu zo goed zijn. Veel mensen relateren het begrip B-film aan de zeventiger jaren, terwijl wij nu juist steeds op zoek zijn naar de nieuwe B-film. Daardoor kan een verkeerd beeld ontstaan van de B-films die wij vertonen – en dat is jammer.”
Frank Schonewille: “Bullshit! Wel is het zo, dat het in de huidige tijd moeilijker is om een BUT-film van de grond te krijgen. Zo heb ik laatst een debat geleid waarin de vraag gesteld werd waarom bepaalde filmmakers er bewust voor kiezen om BUT-films te maken. Zelfs als je een steengoede filmmaker bent, maar nog niet of niet echt naam gemaakt hebt, kun je het wel vergeten om bijvoorbeeld een slasherfilm gefinancierd te krijgen. En dat is jammer. Dat vind ik ook het mooie van de films die we hier vertonen: de makers daarvan laten zich niet hinderen door een gebrek aan budget. ‘Hebben we geen budget? Nou, dan doen we het toch gewoon zonder budget! Waarom ook niet? Wij willen dit doen, wij willen dit maken.’
Als je nu naar een filmacademie gaat, word je ‘opgevoed’ met arthouse- en Hollywood-films, omdat dat nu eenmaal de films zijn die in de bioscoop te zien zijn. Je zal in de bioscoop bijna nooit een genrefilm zien die in Europa of buiten Hollywood gemaakt is. Dat is zó ontzettend jammer! Ik denk daarom dat het BUT Film Festival ook een opvoedkundige rol kan spelen, want wij laten mensen zien dat er nog veel meer is dan wat de grote massa ziet.”
Karin Broeksma: “Nee, daar ben ik niet mee eens. Vroeger werden er weliswaar heel goede films gemaakt, maar ik vind de actuele en nog komende ontwikkelingen in de filmwereld ook heel belangrijk. Wel vind ik dat er genoeg oude films zijn die nu nog steeds niets aan kracht hebben ingeboet. Neem bijvoorbeeld The Shining uit 1980. Die film vind ik nog steeds creepy. Om nog even terug te komen op het jatten van filmideeën: als je een heel serieus gemaakte film ziet, maar je komt tot het besef dat je in feite naar een kopie van The Shining zit te kijken, dan ben ik daar niet zo over te spreken. Behalve wanneer het een leuke parodie is; dan is het ander verhaal natuurlijk.”
Zonder geluk vaart niemand wel, zeker als je een BUT-filmmaker bent.
Paul Hagenaars: “Ja, ik ben bang dat iedereen wel een beetje geluk in het leven moet hebben, wil je iets bereiken. Er zijn BUT-filmmakers die echt totaal geen geluk hebben – en dat is heel jammer en vervelend voor die mensen. Zelfs wanneer een filmmaker over heel veel talent beschikt, kan het gebeuren dat hij of zij niet aan de bak komt, wat ik heel triest vind om te zien. Juist wij zien dat. Maar wij onderkennen wél de kwaliteiten van zo’n filmmaker. Alleen wordt zo iemand door andere filmfestivals gepasseerd, vanwege de sfeer die zijn of haar film ademt of wat dan ook. Maar wat ze ook als reden aanvoeren, duidelijk is dat ze de kwaliteit van de film niet herkennen, terwijl zo’n film in veel gevallen juist heel succesvol zou zijn op een festival, omdat dat vaak films zijn die met heel veel aanstekelijk enthousiasme gemaakt zijn. Maar gelukkig worden de meeste van de films die wij vertonen ook elders vertoond.“
Dorien Eggink: “Ja, maar je moet als BUT-filmmaker ook wel een beetje actief zijn. Ik bedoel, als je een film gemaakt hebt en je zet hem in je boekenkast, dan gaat dat niet werken. Je moet natuurlijk wel een beetje initiatief nemen, bijvoorbeeld door je film naar festivals op te sturen. Bij ons maakt iedere film evenveel kans om geselecteerd te worden, of de makers nu wel of niet een reclamebudget hebben. Ook gaan wij zelf op zoek naar films, maar als je geen website maakt, kunnen wij je ook niet vinden en de film bij je aanvragen. En een website die alleen in, ik noem maar wat, het Grieks is, gaan wij ook niet vinden.”
Frank Schonewille: “BUT-filmmakers maken hun films voor een bepaald publiek – een publiek dat zulke films leuk vindt. Vooral beginnende BUT-filmmakers moeten ontdekt worden. En daar hebben ze gewoon geluk bij nodig.”
Karin Broeksma: “Daar ben ik het niet zo mee eens. Ik denk dat als je een film maakt, ook als dat een BUT-film is, en je goed bent in wat je doet, je hem met de juiste promotie wel aan de man krijgt. Soms kan de titel alleen al genoeg zijn om de interesse van het publiek te wekken. Maak je een film getiteld Bloody Bloody Bible Camp, die wij hier vertoond hebben, dan zijn er gegarandeerd genoeg mensen die hem willen opzetten. Je moet er, simpel gezegd, alleen even voor zorgen dat mensen hem in een DVD-speler stoppen en op play drukken!”
Paul Hagenaars: “Ja, ik ben bang dat iedereen wel een beetje geluk in het leven moet hebben, wil je iets bereiken. Er zijn BUT-filmmakers die echt totaal geen geluk hebben – en dat is heel jammer en vervelend voor die mensen. Zelfs wanneer een filmmaker over heel veel talent beschikt, kan het gebeuren dat hij of zij niet aan de bak komt, wat ik heel triest vind om te zien. Juist wij zien dat. Maar wij onderkennen wél de kwaliteiten van zo’n filmmaker. Alleen wordt zo iemand door andere filmfestivals gepasseerd, vanwege de sfeer die zijn of haar film ademt of wat dan ook. Maar wat ze ook als reden aanvoeren, duidelijk is dat ze de kwaliteit van de film niet herkennen, terwijl zo’n film in veel gevallen juist heel succesvol zou zijn op een festival, omdat dat vaak films zijn die met heel veel aanstekelijk enthousiasme gemaakt zijn. Maar gelukkig worden de meeste van de films die wij vertonen ook elders vertoond.“
Dorien Eggink: “Ja, maar je moet als BUT-filmmaker ook wel een beetje actief zijn. Ik bedoel, als je een film gemaakt hebt en je zet hem in je boekenkast, dan gaat dat niet werken. Je moet natuurlijk wel een beetje initiatief nemen, bijvoorbeeld door je film naar festivals op te sturen. Bij ons maakt iedere film evenveel kans om geselecteerd te worden, of de makers nu wel of niet een reclamebudget hebben. Ook gaan wij zelf op zoek naar films, maar als je geen website maakt, kunnen wij je ook niet vinden en de film bij je aanvragen. En een website die alleen in, ik noem maar wat, het Grieks is, gaan wij ook niet vinden.”
Frank Schonewille: “BUT-filmmakers maken hun films voor een bepaald publiek – een publiek dat zulke films leuk vindt. Vooral beginnende BUT-filmmakers moeten ontdekt worden. En daar hebben ze gewoon geluk bij nodig.”
Karin Broeksma: “Daar ben ik het niet zo mee eens. Ik denk dat als je een film maakt, ook als dat een BUT-film is, en je goed bent in wat je doet, je hem met de juiste promotie wel aan de man krijgt. Soms kan de titel alleen al genoeg zijn om de interesse van het publiek te wekken. Maak je een film getiteld Bloody Bloody Bible Camp, die wij hier vertoond hebben, dan zijn er gegarandeerd genoeg mensen die hem willen opzetten. Je moet er, simpel gezegd, alleen even voor zorgen dat mensen hem in een DVD-speler stoppen en op play drukken!”