Om de Europese fantastische film te promoten in niet alleen Europa, maar ook daarbuiten, werd in 1987 de European Fantastic Film Festival Federation (EFFFF) opgericht. Dit beoogde men te bereiken door de zichtbaarheid en reputatie van zulke films te vergroten, zowel bij het publiek als de filmindustrie, en door de verspreiding ervan aan te moedigen.
Drie van de bij deze federatie aangesloten festivals bevinden zich in Nederland en België: het Brussels International Fantastic Film Festival (lid van het eerste uur), het Imagine Film Festival in Amsterdam (voorheen het Amsterdam Fantastic Film Festival, lid sinds 1996) en het Razor Reel Fantastic Film Festival in Brugge (toegetreden in 2011). Van het BIFFF vond afgelopen april de jongste editie plaats. Een terugblik.
Drie van de bij deze federatie aangesloten festivals bevinden zich in Nederland en België: het Brussels International Fantastic Film Festival (lid van het eerste uur), het Imagine Film Festival in Amsterdam (voorheen het Amsterdam Fantastic Film Festival, lid sinds 1996) en het Razor Reel Fantastic Film Festival in Brugge (toegetreden in 2011). Van het BIFFF vond afgelopen april de jongste editie plaats. Een terugblik.
Zilveren en Gouden Méliès
De EFFFF was indertijd in het leven geroepen door vijf filmfestivals: het Fantafestival in Rome, Fantasporto in Porto, het Paris International Fantastic Film Festival, het Brussels International Fantastic Film Festival en het International Fantastic Film Festival of Catalonia in Sitges. Nu, 27 jaar later, telt de federatie niet minder dan 21 leden uit 14 landen en is daarmee op dit moment het grootste festivalnetwerk ter wereld.
De leden komen in drie gradaties voor. Er zijn 7 ‘volle’ leden (‘affiliated members’), 10 geassocieerde leden (‘adherent members’) en 4 ondersteunende leden (‘supporting members’). Leden uit laatstgenoemde categorie komen van buiten Europa: het Puchon International Fantastic Film Festival (ook bekend als PiFan) in Zuid-Korea, Fantasia in Montreal, ScreamFest in Los Angeles en het Fantastic Fest in Austin, Texas. Zij vertonen winnende films uit de Méliès-competitie en wisselen informatie uit met de Europese leden over allerlei zaken die met fantastische Europese films te maken hebben.
In 1995 introduceerde de federatie de Zilveren en Gouden Méliès, filmprijzen die eer betonen aan de Franse film- en special effects-pionier Georges Méliès, bekend van o.a. ‘Le Voyage dans la Lune’ uit 1902. Nog niet zo lang geleden bracht regisseur Martin Scorsese een mooie hommage aan deze berooid geëindigde filmmaker met zijn film ‘Hugo’.
Alleen de ‘volle’ leden zijn gerechtigd om voor langspeelfilms de Zilveren Méliès uit te reiken. Per festival bepaalt een vakjury welke film daarmee gelauwerd wordt. De winnende films van alle festivals tezamen dingen daarna mee naar de Gouden Méliès. Een tijdlang bestond de Gouden Méliès alleen voor langspeelfilms, maar sinds 2002 worden ook korte films hiermee bekroond. Ook geassocieerde EFFFF-leden mogen hiervoor jaarlijks een film voordragen. In 2011 deed ook bij de korte films, analoog aan hun broeders van de lange adem, de Zilveren Méliès zijn intrede. Tot dan toe werd op elk van de festivals de beste korte film genomineerd voor een Gouden Méliès, zonder dat daaraan een prijs verbonden was. Tegenwoordig gebeurt dat dus wél – zoals het in wezen ook hoort.
Brussels International Fantastic Film Festival: sfeervol en kleurrijk
In 1983 ging voor het eerst het Brussels International Fantastic Film Festival (BIFFF) van start. Meteen die eerste keer trok dit festival al 20.000 bezoekers! Tegenwoordig ligt dat aantal op maar liefst 65.000. Werd er ooit vlot ruim twee weken uitgetrokken voor dit evenement, heden ten dage is de lengte beperkt tot twaalf dagen, wat uiteraard nog steeds behoorlijk lang is. De jongste editie, numero 32, greep plaats van 8 t/m 20 april 2014. Voor de tweede keer was deze gehouden in het Paleis der Schone Kunsten alias Bozar, zo genoemd omdat dit een fonetische weergave is van beaux-arts (= schone kunsten). In 2007 was de jarenlang gebruikte locatie Passage 44 ingeruild voor Tour & Taxis, een voormalige havenloods, die welbeschouwd net iets té ruim bemeten was en bovendien relatief ver van het stadscentrum verwijderd was. Bij Bozar zit men niet alleen dicht bij het centrum (op een steenworp afstand van het Centraal Station), maar ook ademt het festival nu weer de intieme sfeer die het in de Passage 44-dagen had. Daar komt nog bij dat men nu de beschikking heeft over drie uiterst luxe zalen, waarvan er eentje dienst doet als Q&A-ruimte.
Karakteristiek aan het BIFFF is de ambiance: het is meer een feest dan een festival. Dat is te danken aan een combinatie van zaken: de kleurrijke aankleding van de locatie, waarbij rood de overhand heeft, de immer enthousiaste menigte, de niet zelden komische introducties van de films, waarbij een gast traditiegetrouw iets moet zingen en de algehele informele sfeer, waardoor festivalgasten er niet voor schromen om zich onder het publiek te mengen en met deze en gene een praatje te maken.
Ook typerend voor het festival zijn de vaak even wonderlijke als imposante nevenactiviteiten, zoals een body painting-, make-up- en Cosplay-wedstrijd, de kunstexpositie ArtBIFFF en randanimatie door bizar uitgedoste theatermakers die wachtende en verpozende bezoekers vermaken. Bovendien wordt traditiegetrouw het Bal der Vampiers gehouden, waarbij de meest vreemdsoortig uitgedoste mensen een feestje bouwen. Ook heel apart: de ZomBIFFF Day & Night, waarbij als zombies opgemaakte en verklede mensen overdag de Brusselse straten onveilig maken en ‘s avonds in een nachtclub gaan feesten. Interessant voor zowel het ‘gewone’ volk als filmprofessionals zijn de masterclasses, workshops, lezingen en conferenties die er elk jaar gehouden worden. Kortom, er wordt steeds veel gedaan aan het creëren van een heuse festivalsfeer. Niet voor niets komen zowel bezoekers als gasten dan ook regelmatig terug naar dit festival.
Class of Nuke ‘Em High-cyclus na vele jaren voortgezet
Eén van de opmerkelijkste films op het BIFFF was ‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ van Lloyd Kaufman. Deze horror-/sf-komedie is het vervolg op de ‘Class of Nuke ‘Em High’-cyclus die de door Kaufman gerunde New Yorkse onafhankelijke filmmaatschappij Troma Entertainment tussen 1986 en 1994 maakte. In deel 1 muteerden studenten van de Tromaville High School na het gebruiken van drugs van een medewerker van de nabijgelegen, lekkende kerncentrale tot de meest vreemdsoortige figuren. In het vervolg hierop is de nucleaire centrale herbouwd en houdt een wetenschapper van het hierin ondergebrachte bedrijf Tromaville Tech zich bezig met het scheppen van ‘subhumanoids’, emotieloze wezen die men elke gewenste taak kan laten uitvoeren. Schoolverslaggever Roger Smith valt als een blok voor een vrouwelijke subhunoid, Victoria. Het probleem is echter dat deze schepsel de neiging hebben om spontaan weg te smelten... Roger probeert haar daarvoor te behoeden, maar moet het ook nog opnemen tegen Tromie, een uit de kluiten gewassen gemuteerde… eekhoorn! In het derde deel is Roger terug en wordt vader van een tweeling, Adlai en Dick, maar omdat laatstgenoemd kind uit het ziekenhuis wordt gestolen, weet hij niet van zijn bestaan af. Terwijl Adlai opgroeit als een vreedzaam gezind persoon, wordt Dick opgevoed door criminelen, die van hem een schurk maken. De kwaadaardige dr. Lag zet Dick tegen Adlai op en wil Tromaville in één grote gifbelt veranderen. Adlai staat dan voor de bijna onmenselijke opgave om daar een stokje voor te steken. Overigens werden de rollen van Roger, Dick en Adlai door één en dezelfde acteur gespeeld, de bodybuilder Brick Bronsky (echte naam: Jeffrey Beltzner).
In ‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ is de radioactieve straling dusdanig afgenomen dat de Tromaville High School weer opengesteld wordt voor leergierigen. De afgedankte nucleaire reactor is zelfs overgenomen door de biologische voedselfabrikant Tromorganic Foodstuffs Conglomerate. Althans, dat is de dekmantel waaronder deze organisatie opereert. Winst maken, dat is het enige waarin men écht geïnteresseerd is. Wanneer het experimenteel Frankensteinvoedsel dat deze firma produceert wordt voorgeschoteld aan de studenten, veranderen deze in gewelddadige mutanten. Dit keer is het aan twee lesbische vriendinnen, Lauren en Chrissy om de strijd met de kwaadwillende creaturen aan te gaan en Tromaville van de ondergang te redden. Maar gelukkig hebben ze een medestander om kwak tegen te zeggen: Kevin de Wondereend!
De EFFFF was indertijd in het leven geroepen door vijf filmfestivals: het Fantafestival in Rome, Fantasporto in Porto, het Paris International Fantastic Film Festival, het Brussels International Fantastic Film Festival en het International Fantastic Film Festival of Catalonia in Sitges. Nu, 27 jaar later, telt de federatie niet minder dan 21 leden uit 14 landen en is daarmee op dit moment het grootste festivalnetwerk ter wereld.
De leden komen in drie gradaties voor. Er zijn 7 ‘volle’ leden (‘affiliated members’), 10 geassocieerde leden (‘adherent members’) en 4 ondersteunende leden (‘supporting members’). Leden uit laatstgenoemde categorie komen van buiten Europa: het Puchon International Fantastic Film Festival (ook bekend als PiFan) in Zuid-Korea, Fantasia in Montreal, ScreamFest in Los Angeles en het Fantastic Fest in Austin, Texas. Zij vertonen winnende films uit de Méliès-competitie en wisselen informatie uit met de Europese leden over allerlei zaken die met fantastische Europese films te maken hebben.
In 1995 introduceerde de federatie de Zilveren en Gouden Méliès, filmprijzen die eer betonen aan de Franse film- en special effects-pionier Georges Méliès, bekend van o.a. ‘Le Voyage dans la Lune’ uit 1902. Nog niet zo lang geleden bracht regisseur Martin Scorsese een mooie hommage aan deze berooid geëindigde filmmaker met zijn film ‘Hugo’.
Alleen de ‘volle’ leden zijn gerechtigd om voor langspeelfilms de Zilveren Méliès uit te reiken. Per festival bepaalt een vakjury welke film daarmee gelauwerd wordt. De winnende films van alle festivals tezamen dingen daarna mee naar de Gouden Méliès. Een tijdlang bestond de Gouden Méliès alleen voor langspeelfilms, maar sinds 2002 worden ook korte films hiermee bekroond. Ook geassocieerde EFFFF-leden mogen hiervoor jaarlijks een film voordragen. In 2011 deed ook bij de korte films, analoog aan hun broeders van de lange adem, de Zilveren Méliès zijn intrede. Tot dan toe werd op elk van de festivals de beste korte film genomineerd voor een Gouden Méliès, zonder dat daaraan een prijs verbonden was. Tegenwoordig gebeurt dat dus wél – zoals het in wezen ook hoort.
Brussels International Fantastic Film Festival: sfeervol en kleurrijk
In 1983 ging voor het eerst het Brussels International Fantastic Film Festival (BIFFF) van start. Meteen die eerste keer trok dit festival al 20.000 bezoekers! Tegenwoordig ligt dat aantal op maar liefst 65.000. Werd er ooit vlot ruim twee weken uitgetrokken voor dit evenement, heden ten dage is de lengte beperkt tot twaalf dagen, wat uiteraard nog steeds behoorlijk lang is. De jongste editie, numero 32, greep plaats van 8 t/m 20 april 2014. Voor de tweede keer was deze gehouden in het Paleis der Schone Kunsten alias Bozar, zo genoemd omdat dit een fonetische weergave is van beaux-arts (= schone kunsten). In 2007 was de jarenlang gebruikte locatie Passage 44 ingeruild voor Tour & Taxis, een voormalige havenloods, die welbeschouwd net iets té ruim bemeten was en bovendien relatief ver van het stadscentrum verwijderd was. Bij Bozar zit men niet alleen dicht bij het centrum (op een steenworp afstand van het Centraal Station), maar ook ademt het festival nu weer de intieme sfeer die het in de Passage 44-dagen had. Daar komt nog bij dat men nu de beschikking heeft over drie uiterst luxe zalen, waarvan er eentje dienst doet als Q&A-ruimte.
Karakteristiek aan het BIFFF is de ambiance: het is meer een feest dan een festival. Dat is te danken aan een combinatie van zaken: de kleurrijke aankleding van de locatie, waarbij rood de overhand heeft, de immer enthousiaste menigte, de niet zelden komische introducties van de films, waarbij een gast traditiegetrouw iets moet zingen en de algehele informele sfeer, waardoor festivalgasten er niet voor schromen om zich onder het publiek te mengen en met deze en gene een praatje te maken.
Ook typerend voor het festival zijn de vaak even wonderlijke als imposante nevenactiviteiten, zoals een body painting-, make-up- en Cosplay-wedstrijd, de kunstexpositie ArtBIFFF en randanimatie door bizar uitgedoste theatermakers die wachtende en verpozende bezoekers vermaken. Bovendien wordt traditiegetrouw het Bal der Vampiers gehouden, waarbij de meest vreemdsoortig uitgedoste mensen een feestje bouwen. Ook heel apart: de ZomBIFFF Day & Night, waarbij als zombies opgemaakte en verklede mensen overdag de Brusselse straten onveilig maken en ‘s avonds in een nachtclub gaan feesten. Interessant voor zowel het ‘gewone’ volk als filmprofessionals zijn de masterclasses, workshops, lezingen en conferenties die er elk jaar gehouden worden. Kortom, er wordt steeds veel gedaan aan het creëren van een heuse festivalsfeer. Niet voor niets komen zowel bezoekers als gasten dan ook regelmatig terug naar dit festival.
Class of Nuke ‘Em High-cyclus na vele jaren voortgezet
Eén van de opmerkelijkste films op het BIFFF was ‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ van Lloyd Kaufman. Deze horror-/sf-komedie is het vervolg op de ‘Class of Nuke ‘Em High’-cyclus die de door Kaufman gerunde New Yorkse onafhankelijke filmmaatschappij Troma Entertainment tussen 1986 en 1994 maakte. In deel 1 muteerden studenten van de Tromaville High School na het gebruiken van drugs van een medewerker van de nabijgelegen, lekkende kerncentrale tot de meest vreemdsoortige figuren. In het vervolg hierop is de nucleaire centrale herbouwd en houdt een wetenschapper van het hierin ondergebrachte bedrijf Tromaville Tech zich bezig met het scheppen van ‘subhumanoids’, emotieloze wezen die men elke gewenste taak kan laten uitvoeren. Schoolverslaggever Roger Smith valt als een blok voor een vrouwelijke subhunoid, Victoria. Het probleem is echter dat deze schepsel de neiging hebben om spontaan weg te smelten... Roger probeert haar daarvoor te behoeden, maar moet het ook nog opnemen tegen Tromie, een uit de kluiten gewassen gemuteerde… eekhoorn! In het derde deel is Roger terug en wordt vader van een tweeling, Adlai en Dick, maar omdat laatstgenoemd kind uit het ziekenhuis wordt gestolen, weet hij niet van zijn bestaan af. Terwijl Adlai opgroeit als een vreedzaam gezind persoon, wordt Dick opgevoed door criminelen, die van hem een schurk maken. De kwaadaardige dr. Lag zet Dick tegen Adlai op en wil Tromaville in één grote gifbelt veranderen. Adlai staat dan voor de bijna onmenselijke opgave om daar een stokje voor te steken. Overigens werden de rollen van Roger, Dick en Adlai door één en dezelfde acteur gespeeld, de bodybuilder Brick Bronsky (echte naam: Jeffrey Beltzner).
In ‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ is de radioactieve straling dusdanig afgenomen dat de Tromaville High School weer opengesteld wordt voor leergierigen. De afgedankte nucleaire reactor is zelfs overgenomen door de biologische voedselfabrikant Tromorganic Foodstuffs Conglomerate. Althans, dat is de dekmantel waaronder deze organisatie opereert. Winst maken, dat is het enige waarin men écht geïnteresseerd is. Wanneer het experimenteel Frankensteinvoedsel dat deze firma produceert wordt voorgeschoteld aan de studenten, veranderen deze in gewelddadige mutanten. Dit keer is het aan twee lesbische vriendinnen, Lauren en Chrissy om de strijd met de kwaadwillende creaturen aan te gaan en Tromaville van de ondergang te redden. Maar gelukkig hebben ze een medestander om kwak tegen te zeggen: Kevin de Wondereend!
‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ enthousiast ontvangen
‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ is weer ouderwets Troma-amusement: hilarisch, vol vaart en rijk aan maffe types. Maar ook, niet onbelangrijk om te melden, maatschappijkritisch. Want tussen alle grappen en grollen door wil Troma de kijker ook graag iets meegeven om over na te denken. En dat geldt in wezen voor alle Troma-films: of men nu stelling neemt tegen het machtsmisbruik door grote conglomeraten, zoals in voornoemde reeks, intolerant gedrag aan de kaak stelt of dierenleed onder de aandacht brengt, Troma houdt ervan om haar films te voorzien van een moreel laagje. Wat in technisch opzicht opvalt aan deze nieuwste Troma-productie is dat het erop lijkt dat men hiermee een nóg breder publiek heeft willen aanspreken, omdat het geheel er iets gelikter uitziet dan anders. Het vervolg hierop, simpelweg ‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 2’ geheten, zal trouwens binnen afzienbare tijd uitkomen.
Het BIFFF-publiek, dat Troma sinds jaar en dag op handen draagt, was ook nu weer door het dolle heen tijdens de voorstelling. Van de inleiding maakte Lloyd Kaufman, zoals kenners dat van hem gewend zijn, een doldwaze show. Daarbij werd ook stilgestaan bij het 40-jarig jubileum van Troma – ’40 years of reel independence!’ Aan Kaufmans zijde was zijn creatie The Toxic Avenger, de held uit vier Troma-films en boegbeeld van de maatschappij. Aan elke gast van het BIFFF wordt steeds voorafgaand aan een filmvertoning gevraagd om een lied te zingen. Zo ook aan Kaufman dus, die daar wel voor te porren was. Hij ging er zelfs onstuimig bij dansen! Toen gingen de bezoekers helemaal uit hun dak! Of daar bewegende beelden van zijn? Jazeker, deze werden gemaakt door Kaufmans eega Patricia, die onlangs met pensioen is gegaan, na jarenlang gewerkt te hebben als Film Commissioner voor de staat New York. Of we die beelden ooit te zien zullen krijgen? Vast wel, want een groot deel van de filmopnamen die Kaufman op zijn reizen maakt of laat maken komt uiteindelijk op de DVD’s en Blurays van Troma. Door de uitgebreide introductie van ‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ begon de voorstelling pas rond kwart over 1 ’s nachts. Ondanks dit late tijdstip zat de zaal behoorlijk vol, wat, in aanmerking genomen dat het hier om een maandagavond/-nacht ging, extra bijzonder genoemd mag worden. Eens te meer het bewijs, dat Troma beschikt over een trouwe en grote schare fans, ook aan de andere kant van grote plas. Na afloop was er nog een Q&A met beide Kaufmans, die tegen 3.00 uur van start ging en ongeveer een uur duurde. Niettemin werd deze door tientallen fans bezocht, wat eveneens de populariteit van Troma’s film illustreert. En daarna had de Troma-baas waarachtig nog puf en bereidheid over om handtekeningen uit te delen en merchandise te verkopen! En dat voor iemand van 68 jaar – petje af!
Lloyd Kaufman over eenden en andere dieren
Een halve dag na de vertoning van ‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ spraken we Lloyd Kaufman, die ondanks de korte nachtrust die hij ongetwijfeld gehad moet hebben, overliep van energie.
Om maar direct met de deur in huis te vallen: hoe hadden de voor de film aangetrokken eenden het ervaren om met Kaufman samen te werken? Klikte het? De filmmaker windt er ging doekjes om: “De eenden werkten niet echt goed mee. Al zie je maar één eend in de film, we hadden er drie op de set rondlopen. Eenden worden namelijk nogal gauw eenzaam. Daarom vonden we dat we er drie nodig hadden. Bovendien hadden ze ook nog een manager, impresario en trainer, waardoor het een buitengewoon dure grap werd. Maar dankzij crowdfunding hebben we dat allemaal kunnen betalen. Dus onze fans hebben de met de eenden gepaard gaande kosten gedragen. Troma’s vicedirecteur Michael Herz weigerde geld uit te geven aan de eenden, omdat hij dat te zot voor woorden vond – en dat was in het feite ook, dus hij had groot gelijk. Maar het publiek bleek dol te zijn op Kevin de Wondereend! Ja, de mensen lopen er echt mee weg!”
Zal Kevin daarom ook in het vervolg aantreden? “Inderdaad keert hij in deel 2 terug. Het is trouwens mijn stem die je hoort als Kevin spreekt. Dat weet niemand, maar onthul ik bij dezen. Jij bent de enige verslaggever die dat nu weet.”
Zou de immense populariteit van Kevin de Wondereend ertoe kunnen leiden dat we in de toekomst in Troma-films meer dieren in een voorname rol zullen gaan zien? “Dieren kwamen al eerder voor in Troma-films. Zo maakte mijn broer járen terug Charles ‘When Nature Calls’, waarin behoorlijk wat dieren te zien waren, zoals olifanten en herten. En in ‘Sgt. Kabukiman N.Y.P.D.’ zaten onder meer een tijger, een leeuw en verschillende apen.” En wormen, toch? “Ja, er krioelden ontzettend veel wormen in ‘Sgt. Kabukiman N.Y.P.D.’! Veel daarvan werden opgegeten. Met die wormen had ik echt te doen. Zij gaven hun leven om filmkunst te kunnen creëren!”
Op de aftiteling van ‘Sgt. Kabukiman N.Y.P.D.’ staat dat geen enkel dier bij het maken van de film slecht behandeld is, behalve een aantal wormen, maar dat wormen wettelijk gezien niet als dieren worden beschouwd… “Nou, ik beschouw wormen wel degelijk als dieren”, benadrukt Kaufman. “Ik ben heel respectvol voor dieren. Ik heb ooit een boodschap van algemeen nut opgenomen voor PETA, People for the Ethical Treatment of Animals. Verder ben ik zo’n tien jaar geleden vegetariër geworden. Niet om gezondheidsredenen, maar omdat ik medelijden heb met dieren die versneden worden tot consumptievlees. Als dieren voorbestemd zijn om geslacht te worden, bezorg ze dan in elk geval een goed leven en laat ze niet onnodig lijden. Ze zitten opeengepakt in kooien, ze scheiden jonge biggetjes van hun moeders en ga zo maar door.”
Willow Creek: ijzersterke claustrofobische sfeer
Ook alleszins bezienswaardig bleek ‘Willow Creek’ van Bobcat Goldthwait. Deze originele found footage film was zowel voor het BIFFF als Imagine Film Festival geselecteerd. Hierin trekt Jim samen met zijn vriendin Kelly de uitgestrekte bossen van noordelijk Californië in om te bewijzen dat het mythische monster Bigfoot bestaat. Bij hun aankomst in Willow Creek, de toegangspoort tot ‘Bigfoot Land’, moeten ze zich eerst een weg zien te banen door een lawine aan Sasquatch-kitsch – van enorme muurschilderingen tot Bigfoot-burgers. Wanneer Jim en Kelly zich in de wildernis wagen, slaat hun enthousiasme al gauw om in onbehagen. ’s Nachts, liggend in hun tent, horen ze allerlei rare, op hun zenuwen werkende geluiden. Ze vragen zich af of dit wel een goed idee was, maar dan is het te laat om terug te krabbelen…
Mede door het gebruik van close-ups is het onvermijdelijk om parallellen te trekken met The Blair Witch Project, waarin eveneens een paar mensen angstige momenten doormaakten in het bos. Maar aan dit gemeenschappelijke gegeven geeft Goldthwait een heel eigen draai. Ook ruimt hij voldoende tijd in voor karakterontwikkeling, wat in veel films lang niet altijd standaard is. Verder laat hij heel geleidelijk de lol die het koppel aanvankelijk beleeft plaatsmaken voor extreme doodsangst, waarbij hij een ijzersterke claustrofobische sfeer weet op te roepen. Chapeau!
Regisseur Bob Goldthwait zocht zelf ook naar Bigfoot
Stond Goldthwait vroeger vooral bekend als de komiek-met-de-snerpende-stem uit de ‘Police Academy’-films (al deed hij nog veel meer), als regisseur verloochent hij zijn afkomst weliswaar niet, maar is veel van zijn werk een stuk serieuzer van aard. “Het zijn komedies, van allerlei pluimage, maar niet het soort komedies waar mensen me van kennen”, aldus de filmmaker. “Ik hou niet van de term ‘duister’, maar het zijn welbeschouwd duistere komedies. Grappig genoeg zijn de dingen die in mijn films gebeuren lang niet zo buitensporig als de dingen die in de meeste komedies gebeuren, want daarin doen zich vaak de meest eigenaardige gebeurtenissen voor. Misschien vinden mensen mijn films duister, omdat daarin geloofwaardige personages voorkomen in plaats van stripverhaalachtige, mallotige personages.”
Hoe ontstond het idee voor ‘Willow Creek’? Had hij misschien iets gelezen waaruit hij inspiratie had geput voor het schrijven van het script? “Al van kinds af aan ben ik gefascineerd door Bigfoot”, zegt hij. “Zo’n twee jaar geleden reed ik rond door Californië om op zoek te gaan naar Bigfoot. Ik legde toen 1400 kilometer af. Heel bewust deed ik ook Willow Creek aan. Toen ik daar was, bedacht ik: ‘Laat ik rond dit gebied eens een heel andere film maken – geen komedie, maar een suspensevolle, horrorachtige film.’ Ik ben geen liefhebber van found footage movies, maar ik vond dat deze streek zich perfect leende voor zo’n film. Want het scheen mij helemaal niet zo vreemd toe dat iemand met een camera de bossen in gaat om op zoek te gaan naar Bigfoot. Gek genoeg geven mensen soms af op een found footage movie, maar niet op beelden van iemand die zichzelf de hele dag thuis filmt, terwijl dat nu juist iets is wat ik uitermate vreemd vind. Iemand die de bossen in trekt met een camera om naar Bigfoot te gaan speuren vind ik daarentegen allesbehalve vreemd.”
Denkt hij dat mensen voor een belangrijk deel uit narcistische overwegingen filmpjes van zichzelf maken en op YouTube en dergelijke zetten? “O, vast wel. Er zijn mensen die gewoonweg hun leven niet kunnen leiden als het niet wordt vastgelegd. Dat is een heel merkwaardig fenomeen. Andy Warhol zei ooit: ‘Iedereen kan 15 minuten lang beroemd zijn.’ Maar hij zei niet dat het dan ook altijd iets interessants oplevert…”
Wat vindt hij ervan dat ‘Willow Creek’ regelmatig wordt vergeleken met ‘The Blair Witch Project’? “Ik vind het best dat die vergelijking gemaakt wordt, maar waar ik in eerdere interviews niet op gewezen heb, is dat mijn film gebaseerd is op de moeder van alle found footage movies rond Bigfoot, de ruim 30 jaar vóór The Blair Witch Project gemaakte ‘Patterson-Gimlin Film’ [zoals de uit 1967 stammende film ‘Bigfoot’ van Roger Patterson en Bob Gimlin wijd en zijd bekend is komen te staan]. Daarin zou je Bigfoot door de bossen zien lopen. De meeste found footage movies zijn echter steeds verder van deze film af komen te staan. Om hun films zo min mogelijk daarop te laten lijken, nemen de makers vaak ook beelden op die zo oninteressant zijn dat de camera beter uit had kunnen blijven staan. Dat vind ik heel frustrerend.”
‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ is weer ouderwets Troma-amusement: hilarisch, vol vaart en rijk aan maffe types. Maar ook, niet onbelangrijk om te melden, maatschappijkritisch. Want tussen alle grappen en grollen door wil Troma de kijker ook graag iets meegeven om over na te denken. En dat geldt in wezen voor alle Troma-films: of men nu stelling neemt tegen het machtsmisbruik door grote conglomeraten, zoals in voornoemde reeks, intolerant gedrag aan de kaak stelt of dierenleed onder de aandacht brengt, Troma houdt ervan om haar films te voorzien van een moreel laagje. Wat in technisch opzicht opvalt aan deze nieuwste Troma-productie is dat het erop lijkt dat men hiermee een nóg breder publiek heeft willen aanspreken, omdat het geheel er iets gelikter uitziet dan anders. Het vervolg hierop, simpelweg ‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 2’ geheten, zal trouwens binnen afzienbare tijd uitkomen.
Het BIFFF-publiek, dat Troma sinds jaar en dag op handen draagt, was ook nu weer door het dolle heen tijdens de voorstelling. Van de inleiding maakte Lloyd Kaufman, zoals kenners dat van hem gewend zijn, een doldwaze show. Daarbij werd ook stilgestaan bij het 40-jarig jubileum van Troma – ’40 years of reel independence!’ Aan Kaufmans zijde was zijn creatie The Toxic Avenger, de held uit vier Troma-films en boegbeeld van de maatschappij. Aan elke gast van het BIFFF wordt steeds voorafgaand aan een filmvertoning gevraagd om een lied te zingen. Zo ook aan Kaufman dus, die daar wel voor te porren was. Hij ging er zelfs onstuimig bij dansen! Toen gingen de bezoekers helemaal uit hun dak! Of daar bewegende beelden van zijn? Jazeker, deze werden gemaakt door Kaufmans eega Patricia, die onlangs met pensioen is gegaan, na jarenlang gewerkt te hebben als Film Commissioner voor de staat New York. Of we die beelden ooit te zien zullen krijgen? Vast wel, want een groot deel van de filmopnamen die Kaufman op zijn reizen maakt of laat maken komt uiteindelijk op de DVD’s en Blurays van Troma. Door de uitgebreide introductie van ‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ begon de voorstelling pas rond kwart over 1 ’s nachts. Ondanks dit late tijdstip zat de zaal behoorlijk vol, wat, in aanmerking genomen dat het hier om een maandagavond/-nacht ging, extra bijzonder genoemd mag worden. Eens te meer het bewijs, dat Troma beschikt over een trouwe en grote schare fans, ook aan de andere kant van grote plas. Na afloop was er nog een Q&A met beide Kaufmans, die tegen 3.00 uur van start ging en ongeveer een uur duurde. Niettemin werd deze door tientallen fans bezocht, wat eveneens de populariteit van Troma’s film illustreert. En daarna had de Troma-baas waarachtig nog puf en bereidheid over om handtekeningen uit te delen en merchandise te verkopen! En dat voor iemand van 68 jaar – petje af!
Lloyd Kaufman over eenden en andere dieren
Een halve dag na de vertoning van ‘Return to Nuke ‘Em High Vol. 1’ spraken we Lloyd Kaufman, die ondanks de korte nachtrust die hij ongetwijfeld gehad moet hebben, overliep van energie.
Om maar direct met de deur in huis te vallen: hoe hadden de voor de film aangetrokken eenden het ervaren om met Kaufman samen te werken? Klikte het? De filmmaker windt er ging doekjes om: “De eenden werkten niet echt goed mee. Al zie je maar één eend in de film, we hadden er drie op de set rondlopen. Eenden worden namelijk nogal gauw eenzaam. Daarom vonden we dat we er drie nodig hadden. Bovendien hadden ze ook nog een manager, impresario en trainer, waardoor het een buitengewoon dure grap werd. Maar dankzij crowdfunding hebben we dat allemaal kunnen betalen. Dus onze fans hebben de met de eenden gepaard gaande kosten gedragen. Troma’s vicedirecteur Michael Herz weigerde geld uit te geven aan de eenden, omdat hij dat te zot voor woorden vond – en dat was in het feite ook, dus hij had groot gelijk. Maar het publiek bleek dol te zijn op Kevin de Wondereend! Ja, de mensen lopen er echt mee weg!”
Zal Kevin daarom ook in het vervolg aantreden? “Inderdaad keert hij in deel 2 terug. Het is trouwens mijn stem die je hoort als Kevin spreekt. Dat weet niemand, maar onthul ik bij dezen. Jij bent de enige verslaggever die dat nu weet.”
Zou de immense populariteit van Kevin de Wondereend ertoe kunnen leiden dat we in de toekomst in Troma-films meer dieren in een voorname rol zullen gaan zien? “Dieren kwamen al eerder voor in Troma-films. Zo maakte mijn broer járen terug Charles ‘When Nature Calls’, waarin behoorlijk wat dieren te zien waren, zoals olifanten en herten. En in ‘Sgt. Kabukiman N.Y.P.D.’ zaten onder meer een tijger, een leeuw en verschillende apen.” En wormen, toch? “Ja, er krioelden ontzettend veel wormen in ‘Sgt. Kabukiman N.Y.P.D.’! Veel daarvan werden opgegeten. Met die wormen had ik echt te doen. Zij gaven hun leven om filmkunst te kunnen creëren!”
Op de aftiteling van ‘Sgt. Kabukiman N.Y.P.D.’ staat dat geen enkel dier bij het maken van de film slecht behandeld is, behalve een aantal wormen, maar dat wormen wettelijk gezien niet als dieren worden beschouwd… “Nou, ik beschouw wormen wel degelijk als dieren”, benadrukt Kaufman. “Ik ben heel respectvol voor dieren. Ik heb ooit een boodschap van algemeen nut opgenomen voor PETA, People for the Ethical Treatment of Animals. Verder ben ik zo’n tien jaar geleden vegetariër geworden. Niet om gezondheidsredenen, maar omdat ik medelijden heb met dieren die versneden worden tot consumptievlees. Als dieren voorbestemd zijn om geslacht te worden, bezorg ze dan in elk geval een goed leven en laat ze niet onnodig lijden. Ze zitten opeengepakt in kooien, ze scheiden jonge biggetjes van hun moeders en ga zo maar door.”
Willow Creek: ijzersterke claustrofobische sfeer
Ook alleszins bezienswaardig bleek ‘Willow Creek’ van Bobcat Goldthwait. Deze originele found footage film was zowel voor het BIFFF als Imagine Film Festival geselecteerd. Hierin trekt Jim samen met zijn vriendin Kelly de uitgestrekte bossen van noordelijk Californië in om te bewijzen dat het mythische monster Bigfoot bestaat. Bij hun aankomst in Willow Creek, de toegangspoort tot ‘Bigfoot Land’, moeten ze zich eerst een weg zien te banen door een lawine aan Sasquatch-kitsch – van enorme muurschilderingen tot Bigfoot-burgers. Wanneer Jim en Kelly zich in de wildernis wagen, slaat hun enthousiasme al gauw om in onbehagen. ’s Nachts, liggend in hun tent, horen ze allerlei rare, op hun zenuwen werkende geluiden. Ze vragen zich af of dit wel een goed idee was, maar dan is het te laat om terug te krabbelen…
Mede door het gebruik van close-ups is het onvermijdelijk om parallellen te trekken met The Blair Witch Project, waarin eveneens een paar mensen angstige momenten doormaakten in het bos. Maar aan dit gemeenschappelijke gegeven geeft Goldthwait een heel eigen draai. Ook ruimt hij voldoende tijd in voor karakterontwikkeling, wat in veel films lang niet altijd standaard is. Verder laat hij heel geleidelijk de lol die het koppel aanvankelijk beleeft plaatsmaken voor extreme doodsangst, waarbij hij een ijzersterke claustrofobische sfeer weet op te roepen. Chapeau!
Regisseur Bob Goldthwait zocht zelf ook naar Bigfoot
Stond Goldthwait vroeger vooral bekend als de komiek-met-de-snerpende-stem uit de ‘Police Academy’-films (al deed hij nog veel meer), als regisseur verloochent hij zijn afkomst weliswaar niet, maar is veel van zijn werk een stuk serieuzer van aard. “Het zijn komedies, van allerlei pluimage, maar niet het soort komedies waar mensen me van kennen”, aldus de filmmaker. “Ik hou niet van de term ‘duister’, maar het zijn welbeschouwd duistere komedies. Grappig genoeg zijn de dingen die in mijn films gebeuren lang niet zo buitensporig als de dingen die in de meeste komedies gebeuren, want daarin doen zich vaak de meest eigenaardige gebeurtenissen voor. Misschien vinden mensen mijn films duister, omdat daarin geloofwaardige personages voorkomen in plaats van stripverhaalachtige, mallotige personages.”
Hoe ontstond het idee voor ‘Willow Creek’? Had hij misschien iets gelezen waaruit hij inspiratie had geput voor het schrijven van het script? “Al van kinds af aan ben ik gefascineerd door Bigfoot”, zegt hij. “Zo’n twee jaar geleden reed ik rond door Californië om op zoek te gaan naar Bigfoot. Ik legde toen 1400 kilometer af. Heel bewust deed ik ook Willow Creek aan. Toen ik daar was, bedacht ik: ‘Laat ik rond dit gebied eens een heel andere film maken – geen komedie, maar een suspensevolle, horrorachtige film.’ Ik ben geen liefhebber van found footage movies, maar ik vond dat deze streek zich perfect leende voor zo’n film. Want het scheen mij helemaal niet zo vreemd toe dat iemand met een camera de bossen in gaat om op zoek te gaan naar Bigfoot. Gek genoeg geven mensen soms af op een found footage movie, maar niet op beelden van iemand die zichzelf de hele dag thuis filmt, terwijl dat nu juist iets is wat ik uitermate vreemd vind. Iemand die de bossen in trekt met een camera om naar Bigfoot te gaan speuren vind ik daarentegen allesbehalve vreemd.”
Denkt hij dat mensen voor een belangrijk deel uit narcistische overwegingen filmpjes van zichzelf maken en op YouTube en dergelijke zetten? “O, vast wel. Er zijn mensen die gewoonweg hun leven niet kunnen leiden als het niet wordt vastgelegd. Dat is een heel merkwaardig fenomeen. Andy Warhol zei ooit: ‘Iedereen kan 15 minuten lang beroemd zijn.’ Maar hij zei niet dat het dan ook altijd iets interessants oplevert…”
Wat vindt hij ervan dat ‘Willow Creek’ regelmatig wordt vergeleken met ‘The Blair Witch Project’? “Ik vind het best dat die vergelijking gemaakt wordt, maar waar ik in eerdere interviews niet op gewezen heb, is dat mijn film gebaseerd is op de moeder van alle found footage movies rond Bigfoot, de ruim 30 jaar vóór The Blair Witch Project gemaakte ‘Patterson-Gimlin Film’ [zoals de uit 1967 stammende film ‘Bigfoot’ van Roger Patterson en Bob Gimlin wijd en zijd bekend is komen te staan]. Daarin zou je Bigfoot door de bossen zien lopen. De meeste found footage movies zijn echter steeds verder van deze film af komen te staan. Om hun films zo min mogelijk daarop te laten lijken, nemen de makers vaak ook beelden op die zo oninteressant zijn dat de camera beter uit had kunnen blijven staan. Dat vind ik heel frustrerend.”
Zes langspeelfilms onderscheiden op BIFFF
Kent het Imagine Film Festival al behoorlijk wat prijzen, dat je dit altijd nog kunt overtreffen, bewijst het BIFFF. Op het Brusselse festival had men er dit jaar alleen al voor langspeelfilms zes te vergeven en voor korte films maar liefst acht. Verder werden er drie prijzen uitgereikt voor de beste body painting-creaties en niet minder dan negen voor de beste gegrimeerde gezichten. En dan waren er ook nog enkele speciale vermeldingen…
Laten we beginnen met de langspeelfilms. Bekroond met de Zilveren Méliès werd de Iers/Britse co-productie ‘Let Us Prey’ van Brian O’Malley. In deze horrorfilm, een soort demonische versie van John Carpenters ‘Assault on Precinct 13’, waarin de duivel een dorps politiebureau aandoet, met alle gevolgen van dien. Een speciale vermelding in de Europese competitie was er voor de Deens/Zweedse moordmysterie ‘The Hour of the Lynx’ van Soren Kragh-Jacobsen. Hierin verandert het leven van een predikante en wetenschapster drastisch wanneer zij door trachten te dringen in de verziekte geest van een moordenaar die in een streng beveiligde psychiatrische inrichting zit.
De Gouden Raaf, de grote prijs van de internationale competitie van het festival, werd toegekend aan de Spaanse film ‘Witching and Bitching’ van Álex de la Iglesia. Deze horrorkomedie, waarin rovers van 25.000 trouwringen het aan de stok krijgen met heksen (!), ging er ook vandoor met de publieksprijs, de Pegasus. De Zilveren Raaf, de prijs voor de beste acteur, actrice, special effects, montage, enzovoorts, werd twee keer vergeven: voor de Hong Kongs/Japanse rolprent ‘Rigor Mortis’ van Juno Mak, een spookverhaal waarin een man in een spookachtige appartementencomplex telkens gehinderd wordt in zijn zelfmoordplannen, en de Zuid-Koreaanse episodenfilm ‘Horror Stories 2’ van Min Kyu-dong, Kim Sung-ho, Kim Hui en Jung Bum-shik. Een speciale vermelding in de internationale competitie kreeg ‘Control’ van Kenneth Bi. In deze Chinese, in de futuristische techno-thriller krijgt een verzekeringsagent van doen met ‘De Stem’, een virtuele chanteur.
Onder de noemer ‘Het 7e Spoor’ worden op het BIFFF vreemde pareltjes gepresenteerd. Soms zijn deze radicaal of controversieel, maar altijd innoverend en gemaakt in de geest van artistieke integriteit en onafhankelijkheid. Ook voor de films die hieronder vallen wordt jaarlijks een prijs uitgereikt, de 7e Spoor Prijs. Deze was dit jaar voor de Zweeds/Deense film ‘LFO’ van Antonio Tublen. In ‘LFO’, wat staat voor Low Frequency Oscillation, ontdekt een op het oog keurige, maar verdorven en aan een ‘geluidsallergie’ lijdende man een frequentie waarmee je sommige vormen van menselijk gedrag zou kunnen manipuleren – en gebruikt/misbruikt hiervoor zijn overburen als proefkonijnen. Een speciale vermelding in deze sectie viel ten deel aan Quentin Dupieux’ surrealistische film ‘Wrong Cops’, een samenwerkingsverband tussen Frankrijk, Rusland en de VS. In het Los Angeles van de nabije toekomst, zo zien we in deze absurdistische film, komt geen criminaliteit meer voor, waardoor de politie zich stierlijk verveelt. Totdat zich een moord voordoet waarbij ook nog een agent betrokken is…
Ook prijzenregen voor korte films op BIFFF
Op 11 april 2014 werden in het kader van de 10th Belgian Fantastic Film Day talloze korte Belgische films vertoond, waarvan de meeste in de race waren voor de Zilveren Méliès. Deze prijs werd weggekaapt door Maxim Stollenwerks ‘Lilith’, die eveneens goed was voor de Grote Prijs van het Festival. Deze horrorgeschiedenis toont hoe een jongedame door de nachtelijke achterbuurten van Brussel struint en op zoek gaat naar hemoglobine om haar dorst te lessen. ‘Figures’ van Miklos Keleti won maar liefst drie prijzen: de Jeugdprijs (toegekend door een jeugdige jury), de Sabam Prijs en de Be TV Prijs. Dit is het verbeeldingsrijke verhaal van de tienjarige, doofstomme Hannah, die op een dag wonder boven wonder een geluid hoort tijdens een wandeling in het park. Daardoor raakt ze ervan overtuigd dat het park haar iets wil zeggen. Vincent Smitz won met ‘Babysitting Story’, waarin één van twee babysittende meisjes een angstaanjagend verhaal vertelt, zowel de FedEx Prijs als de UPCB Prijs (de prijs van de Unie van de Belgische Filmpers). John Danvoye, de maker van ‘Interférence’, ging er met de La Trois Prijs vandoor. Danvoye verhaalt van een vrouw die al heel haar leven alleen en afgesneden van de buitenwereld woont in haar tot fort verworden woning, totdat ze op een dag iets bijzonders meemaakt. En tot slot was er nog een speciale vermelding voor ‘Boules of Death’ van Manuel Janssens. Hierin komen twee broers op het strand oog in oog te staan met een demonische dealer die dodelijke delicatessen verkoopt.
Vrijwel simultaan aan de voorstellingen van de korte films werd een conferentie gehouden over de Belgische tax shelter, een fiscale stimulans vanuit de federale overheid om de productie van audiovisuele werken aan te moedigen.
Ook was die dag de Belgische langspeelfilm ‘Tombville’ van Nikolas List te zien. In deze door de festivalorganisatoren als audiovisuele koortsdroom omschreven film belandt een door zijn moeder gehersenspoelde man in Tombville, een schrikwekkend gehucht waarvan nog nooit iemand is teruggekeerd. En dat wordt meteen bevestigd na zijn pijnlijke eerste ontmoeting met de bewoners ervan…
Body Painting Contest en Make-Up Contest
Bij de Body Painting Contest ging Thanee Andino Mejia aan de haal met de eerste prijs voor een gedeeltelijk skeletachtig, maar verder heel bont gekleurd wezen op wier buik een foetus in de baarmoeder zichtbaar is. Naar huis met de tweede en derde prijs gingen respectievelijk Sandrine Lahou en Jemimah Raty, terwijl er uit oogpunt van originaliteit een speciale vermelding was voor de creatie van Jana Van Der Veken.
De Make-Up Contest was onderverdeeld in drie categorieën: amateurs, semi-professionals en special (make-up) effects. Onder de amateurs werd Oceane Thys winnares van de eerste prijs met haar blauw-lila katachtige gezichtsschildering. Tweede werd Dominique Guyaux en derde Denis Complain. Onder de semi-professionals streek Catherine Nicaisse de eerste prijs op met een in meerdere tinten blauw beschilderd en van hoekige uitstulpingen voorzien gezicht. In haar kielzog zaten achtereenvolgens Sandrine Lahou en Marie Fontaine. De prijs voor de beste special effects ging naar Cindy Durand voor een gezicht dat dusdanig gegrimeerd was dat het leek alsof het ernstig aangevreten was; bovendien was de mond helemaal weggewerkt. Op de tweede plaats eindigde Anastasia Kostoglou, gevolgd door Nastja Matthies. Allemaal buitengewoon kleurig en kunstig. Jammer eigenlijk dat deze artistieke uitingen zo’n vluchtig karakter hebben. Sommige creaties zijn zó imposant dat je ze een plek in een museum zou willen geven. Maar ja, dat doe je nu eenmaal niet met mensen –niet voor langere tijd in elk geval.
Twee nieuwe Ridders in de Orde van de Raaf
Sinds 2005 worden op het BIFFF steeds twee of meer filmiconen geridderd in de Orde van de Raaf. Dit jaar vier die eer te beurt aan de Britse actrice Caroline Munro en de Franse regisseur Jean-Pierre Jeunet.
Caroline Munro maakte tijdens haar carrière, die ze begon als model, tweemaal haar opwachting als Bond-girl: één keer in een officieuze James Bond-film, Casino Royale uit 1967 en één keer in een officieel deel uit de reeks, ‘The Spy Who Loved Me’. Ook werd speelde ze in ‘Dracula A.D. 1972’ en ‘Captain Kronos – Vampire Hunter’, allebei films uit de stal van de fameuze Hammer-studio’s. Voorts was ze te bewonderen in rolprenten als ‘Dr. Phibes Rises Again’, ‘At the Earth’s Core’, ‘Starcrash’, ‘Maniac’, ‘Slaughter High’ en ‘The Last Horror Film’ (die Troma onder de titel ‘Fanatic’ op DVD heeft uitgebracht).
In ‘Captain Kronos – Vampire Hunter’ (1974), spelend in de 18e eeuw, maakt een mysterieuze ziekte jonge vrouwen oud en uitgemergeld. De militair kapitein Kronos, een vaardige zwaardvechter, en enkele van zijn metgezellen, waaronder het zigeunermeisje Carla (Munro) dat hij van de galg gered had, trachten dit raadsel te ontrafelen. En dan doen ze een schokkende ontdekking… Is het juist dat van alle films waarin Munro gespeeld heeft, dit haar absolute favoriet is? “Elke film waarbij ik betrokken ben geweest, heeft wel iets waardoor deze bijzonder is voor mij”, zegt de actrice. “Maar ‘Captain Kronos’ neemt inderdaad wel een speciaal plekje bij me in. Op deze film ben ik heel erg gesteld.”
Aanvankelijk was ze nogal terughoudend om de rol van Carla te spelen. “Ik wilde geen naaktscènes doen, maar ik wilde wel dolgraag de rol spelen, want het script vond ik geweldig. De premisse beviel me en bovendien mocht ik de regisseur, Brian Clemens, wel. Michael Carreras, destijds directeur van Hammer Films, wilde er een beetje naakt in hebben, maar we wisten een compromis te bereiken. We filmden de bewuste scène met mij, maar zonder dat er naakt in te zien was; dat suggereerden we enkel. En ik denk dat dit heel goed werkte. Omdat de zaken toen al een paar jaar niet zo goed gingen voor Hammer, vond men dat er wat naakt in hun films getoond moest worden, ook om te kunnen concurreren met de Amerikaanse, , qua naakt en plastische beelden aanzienlijk verder gaande horrorfilms.”
Naar verluidt heeft ze de rol van slechterik Ursa in ‘Superman’ laten schieten. Heeft ze dat inderdaad gedaan? “Ja, dat klopt. De rol was mij aangeboden, maar tegelijkertijd was mij de rol van Naomi in ‘The Spy Who Loved Me’ aangeboden. Dus vroeg ik mijn impresario wat ik moest doen. En toen zei hij: ‘We weten niet hoe Superman zal vallen bij het publiek, maar dat weten we wel van James Bond.’ Daarom raadde me aan om te gaan voor de Bond-rol. Maar Sarah Douglas deed het geweldig als Ursa. Zij was echt perfect.”
Jean-Pierre Jeunet, een autodidact op filmgebied voor wie vorm en inhoud even belangrijk zijn, verwierf wereldwijd faam met onder meer ‘Delicatessen’, ‘The City of the Lost Children’, ‘Alien: Resurrection’ en ‘Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain’, ook wel kortweg bekend als ‘Amélie’. Jeunet was niet enkel op het BIFFF om geridderd te worden. Ook gaf hij een masterclass in het maken van het type films waar hij zo van houdt: films waarin nog de tijd genomen wordt om het verhaal te vertellen.
Kent het Imagine Film Festival al behoorlijk wat prijzen, dat je dit altijd nog kunt overtreffen, bewijst het BIFFF. Op het Brusselse festival had men er dit jaar alleen al voor langspeelfilms zes te vergeven en voor korte films maar liefst acht. Verder werden er drie prijzen uitgereikt voor de beste body painting-creaties en niet minder dan negen voor de beste gegrimeerde gezichten. En dan waren er ook nog enkele speciale vermeldingen…
Laten we beginnen met de langspeelfilms. Bekroond met de Zilveren Méliès werd de Iers/Britse co-productie ‘Let Us Prey’ van Brian O’Malley. In deze horrorfilm, een soort demonische versie van John Carpenters ‘Assault on Precinct 13’, waarin de duivel een dorps politiebureau aandoet, met alle gevolgen van dien. Een speciale vermelding in de Europese competitie was er voor de Deens/Zweedse moordmysterie ‘The Hour of the Lynx’ van Soren Kragh-Jacobsen. Hierin verandert het leven van een predikante en wetenschapster drastisch wanneer zij door trachten te dringen in de verziekte geest van een moordenaar die in een streng beveiligde psychiatrische inrichting zit.
De Gouden Raaf, de grote prijs van de internationale competitie van het festival, werd toegekend aan de Spaanse film ‘Witching and Bitching’ van Álex de la Iglesia. Deze horrorkomedie, waarin rovers van 25.000 trouwringen het aan de stok krijgen met heksen (!), ging er ook vandoor met de publieksprijs, de Pegasus. De Zilveren Raaf, de prijs voor de beste acteur, actrice, special effects, montage, enzovoorts, werd twee keer vergeven: voor de Hong Kongs/Japanse rolprent ‘Rigor Mortis’ van Juno Mak, een spookverhaal waarin een man in een spookachtige appartementencomplex telkens gehinderd wordt in zijn zelfmoordplannen, en de Zuid-Koreaanse episodenfilm ‘Horror Stories 2’ van Min Kyu-dong, Kim Sung-ho, Kim Hui en Jung Bum-shik. Een speciale vermelding in de internationale competitie kreeg ‘Control’ van Kenneth Bi. In deze Chinese, in de futuristische techno-thriller krijgt een verzekeringsagent van doen met ‘De Stem’, een virtuele chanteur.
Onder de noemer ‘Het 7e Spoor’ worden op het BIFFF vreemde pareltjes gepresenteerd. Soms zijn deze radicaal of controversieel, maar altijd innoverend en gemaakt in de geest van artistieke integriteit en onafhankelijkheid. Ook voor de films die hieronder vallen wordt jaarlijks een prijs uitgereikt, de 7e Spoor Prijs. Deze was dit jaar voor de Zweeds/Deense film ‘LFO’ van Antonio Tublen. In ‘LFO’, wat staat voor Low Frequency Oscillation, ontdekt een op het oog keurige, maar verdorven en aan een ‘geluidsallergie’ lijdende man een frequentie waarmee je sommige vormen van menselijk gedrag zou kunnen manipuleren – en gebruikt/misbruikt hiervoor zijn overburen als proefkonijnen. Een speciale vermelding in deze sectie viel ten deel aan Quentin Dupieux’ surrealistische film ‘Wrong Cops’, een samenwerkingsverband tussen Frankrijk, Rusland en de VS. In het Los Angeles van de nabije toekomst, zo zien we in deze absurdistische film, komt geen criminaliteit meer voor, waardoor de politie zich stierlijk verveelt. Totdat zich een moord voordoet waarbij ook nog een agent betrokken is…
Ook prijzenregen voor korte films op BIFFF
Op 11 april 2014 werden in het kader van de 10th Belgian Fantastic Film Day talloze korte Belgische films vertoond, waarvan de meeste in de race waren voor de Zilveren Méliès. Deze prijs werd weggekaapt door Maxim Stollenwerks ‘Lilith’, die eveneens goed was voor de Grote Prijs van het Festival. Deze horrorgeschiedenis toont hoe een jongedame door de nachtelijke achterbuurten van Brussel struint en op zoek gaat naar hemoglobine om haar dorst te lessen. ‘Figures’ van Miklos Keleti won maar liefst drie prijzen: de Jeugdprijs (toegekend door een jeugdige jury), de Sabam Prijs en de Be TV Prijs. Dit is het verbeeldingsrijke verhaal van de tienjarige, doofstomme Hannah, die op een dag wonder boven wonder een geluid hoort tijdens een wandeling in het park. Daardoor raakt ze ervan overtuigd dat het park haar iets wil zeggen. Vincent Smitz won met ‘Babysitting Story’, waarin één van twee babysittende meisjes een angstaanjagend verhaal vertelt, zowel de FedEx Prijs als de UPCB Prijs (de prijs van de Unie van de Belgische Filmpers). John Danvoye, de maker van ‘Interférence’, ging er met de La Trois Prijs vandoor. Danvoye verhaalt van een vrouw die al heel haar leven alleen en afgesneden van de buitenwereld woont in haar tot fort verworden woning, totdat ze op een dag iets bijzonders meemaakt. En tot slot was er nog een speciale vermelding voor ‘Boules of Death’ van Manuel Janssens. Hierin komen twee broers op het strand oog in oog te staan met een demonische dealer die dodelijke delicatessen verkoopt.
Vrijwel simultaan aan de voorstellingen van de korte films werd een conferentie gehouden over de Belgische tax shelter, een fiscale stimulans vanuit de federale overheid om de productie van audiovisuele werken aan te moedigen.
Ook was die dag de Belgische langspeelfilm ‘Tombville’ van Nikolas List te zien. In deze door de festivalorganisatoren als audiovisuele koortsdroom omschreven film belandt een door zijn moeder gehersenspoelde man in Tombville, een schrikwekkend gehucht waarvan nog nooit iemand is teruggekeerd. En dat wordt meteen bevestigd na zijn pijnlijke eerste ontmoeting met de bewoners ervan…
Body Painting Contest en Make-Up Contest
Bij de Body Painting Contest ging Thanee Andino Mejia aan de haal met de eerste prijs voor een gedeeltelijk skeletachtig, maar verder heel bont gekleurd wezen op wier buik een foetus in de baarmoeder zichtbaar is. Naar huis met de tweede en derde prijs gingen respectievelijk Sandrine Lahou en Jemimah Raty, terwijl er uit oogpunt van originaliteit een speciale vermelding was voor de creatie van Jana Van Der Veken.
De Make-Up Contest was onderverdeeld in drie categorieën: amateurs, semi-professionals en special (make-up) effects. Onder de amateurs werd Oceane Thys winnares van de eerste prijs met haar blauw-lila katachtige gezichtsschildering. Tweede werd Dominique Guyaux en derde Denis Complain. Onder de semi-professionals streek Catherine Nicaisse de eerste prijs op met een in meerdere tinten blauw beschilderd en van hoekige uitstulpingen voorzien gezicht. In haar kielzog zaten achtereenvolgens Sandrine Lahou en Marie Fontaine. De prijs voor de beste special effects ging naar Cindy Durand voor een gezicht dat dusdanig gegrimeerd was dat het leek alsof het ernstig aangevreten was; bovendien was de mond helemaal weggewerkt. Op de tweede plaats eindigde Anastasia Kostoglou, gevolgd door Nastja Matthies. Allemaal buitengewoon kleurig en kunstig. Jammer eigenlijk dat deze artistieke uitingen zo’n vluchtig karakter hebben. Sommige creaties zijn zó imposant dat je ze een plek in een museum zou willen geven. Maar ja, dat doe je nu eenmaal niet met mensen –niet voor langere tijd in elk geval.
Twee nieuwe Ridders in de Orde van de Raaf
Sinds 2005 worden op het BIFFF steeds twee of meer filmiconen geridderd in de Orde van de Raaf. Dit jaar vier die eer te beurt aan de Britse actrice Caroline Munro en de Franse regisseur Jean-Pierre Jeunet.
Caroline Munro maakte tijdens haar carrière, die ze begon als model, tweemaal haar opwachting als Bond-girl: één keer in een officieuze James Bond-film, Casino Royale uit 1967 en één keer in een officieel deel uit de reeks, ‘The Spy Who Loved Me’. Ook werd speelde ze in ‘Dracula A.D. 1972’ en ‘Captain Kronos – Vampire Hunter’, allebei films uit de stal van de fameuze Hammer-studio’s. Voorts was ze te bewonderen in rolprenten als ‘Dr. Phibes Rises Again’, ‘At the Earth’s Core’, ‘Starcrash’, ‘Maniac’, ‘Slaughter High’ en ‘The Last Horror Film’ (die Troma onder de titel ‘Fanatic’ op DVD heeft uitgebracht).
In ‘Captain Kronos – Vampire Hunter’ (1974), spelend in de 18e eeuw, maakt een mysterieuze ziekte jonge vrouwen oud en uitgemergeld. De militair kapitein Kronos, een vaardige zwaardvechter, en enkele van zijn metgezellen, waaronder het zigeunermeisje Carla (Munro) dat hij van de galg gered had, trachten dit raadsel te ontrafelen. En dan doen ze een schokkende ontdekking… Is het juist dat van alle films waarin Munro gespeeld heeft, dit haar absolute favoriet is? “Elke film waarbij ik betrokken ben geweest, heeft wel iets waardoor deze bijzonder is voor mij”, zegt de actrice. “Maar ‘Captain Kronos’ neemt inderdaad wel een speciaal plekje bij me in. Op deze film ben ik heel erg gesteld.”
Aanvankelijk was ze nogal terughoudend om de rol van Carla te spelen. “Ik wilde geen naaktscènes doen, maar ik wilde wel dolgraag de rol spelen, want het script vond ik geweldig. De premisse beviel me en bovendien mocht ik de regisseur, Brian Clemens, wel. Michael Carreras, destijds directeur van Hammer Films, wilde er een beetje naakt in hebben, maar we wisten een compromis te bereiken. We filmden de bewuste scène met mij, maar zonder dat er naakt in te zien was; dat suggereerden we enkel. En ik denk dat dit heel goed werkte. Omdat de zaken toen al een paar jaar niet zo goed gingen voor Hammer, vond men dat er wat naakt in hun films getoond moest worden, ook om te kunnen concurreren met de Amerikaanse, , qua naakt en plastische beelden aanzienlijk verder gaande horrorfilms.”
Naar verluidt heeft ze de rol van slechterik Ursa in ‘Superman’ laten schieten. Heeft ze dat inderdaad gedaan? “Ja, dat klopt. De rol was mij aangeboden, maar tegelijkertijd was mij de rol van Naomi in ‘The Spy Who Loved Me’ aangeboden. Dus vroeg ik mijn impresario wat ik moest doen. En toen zei hij: ‘We weten niet hoe Superman zal vallen bij het publiek, maar dat weten we wel van James Bond.’ Daarom raadde me aan om te gaan voor de Bond-rol. Maar Sarah Douglas deed het geweldig als Ursa. Zij was echt perfect.”
Jean-Pierre Jeunet, een autodidact op filmgebied voor wie vorm en inhoud even belangrijk zijn, verwierf wereldwijd faam met onder meer ‘Delicatessen’, ‘The City of the Lost Children’, ‘Alien: Resurrection’ en ‘Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain’, ook wel kortweg bekend als ‘Amélie’. Jeunet was niet enkel op het BIFFF om geridderd te worden. Ook gaf hij een masterclass in het maken van het type films waar hij zo van houdt: films waarin nog de tijd genomen wordt om het verhaal te vertellen.
Nederlandse film ‘De Poel’ op zowel BIFFF als Imagine
Wat zeker niet onvermeld mag blijven, is dat op zowel het BIFFF als het Imagine Film Festival dit jaar werk van (deels) Nederlandse bodem te zien was. Al overstijgt het deuntje dat Nederland in de fantastische filmwereld meespeelt nog lang niet dat van een blokfluit in een symfonieorkest, wat telt is dát we meespelen en dát we van de partij zijn op nationale en internationale festivals.
Om te beginnen konden bezoekers van beide festivals nagelbijten bij ‘De Poel’ van (de jaren geleden naar Nederland geëmigreerde Brit) Chris W. Mitchell. Dit is de eerste film waar de nog jonge productiemaatschappij House of Netherhorror een aandeel in heeft. Medeproducenten zijn Fu Works en het Nieuw Nederlands Film Platform (NNFP). Het NNFP, een initiatief van producenten Herman Slagter en Jan Doense (House of Netherhorror), werd op 28 september 2011 gelanceerd om de financiering van Nederlandse speelfilm een extra stimulans te geven. Het combineert elementen van crowdfunding en private financiering waarbij fiscale voordelen en winstoogmerk belangrijke drijfverende boventoon voeren met een nieuw en uniek lidmaatschapselement: door een inleg via automatische incasso van € 6,00 of meer per maand wordt elke participant mede-eigenaar van de door het NNFP te realiseren en te distribueren films. Bij dit alles vormt interactie met de participanten een wezenlijk onderdeel. Daarbij kun je denken aan online castings, posterontwerpen, het vinden van locaties, figuratie, het vinden van nieuwe filmplannen, etc. Internet (www.nnfp.nl) en sociale media zijn hierbij van essentieel belang. Bovendien wordt jaarlijks 50 % van de winst die de via het NNFP gefinancierde films behalen uitgekeerd aan de participanten.
In eerste instantie was het financieringsmodel van het NNFP exclusief ingezet ten behoeve van de realisering van enkele Nederlandse low-budgethorrorfilms, ontwikkeld door House of Netherhorror, waarvoor de scenario’s zijn ontwikkeld met steun van de Intendant Commerciële Film van het Nederlands Filmfonds. De eerste hiervan is nu dus een feit. Over de volgende film zegt producent Jan Doense: “IJs en weder dienende wordt de volgende House of Netherhorror-productie ‘Nieuw Bloed’. Deze zou geregisseerd worden door Edwin Visser en Frank van Geloven, maar helaas is Edwin Visser twee jaar geleden overleden. Frank van Geloven wil nu in zijn eentje de regie op zich nemen en ik steun hem daarin.” In de toekomst zal het NNFP zich echter ook gaan toeleggen op de financiering van niet-horrorproducties.
In ‘De Poel’ gaan de pas ontslagen bankier Lennaert en zijn vrouw Sylke gaan met hun zoons Jan en Marco een paar dagen kamperen in de bossen en nemen Lennaerts vroegere, eveneens afgevloeide collega Rob en diens dochter Emilie mee. Op Emilie heeft zowel Jan als Marco ene oogje, maar Jan ziet zij niet staan. Na enig zoekwerk vindt het gezelschap een beschutte plek bij een verlaten meertje. Op een nacht wordt Jan wakker van het geluid van een vrouwenstem, die hem verleidt om te komen zwemmen in het meertje. Is het de geest van de jonge vrouw, die hier eeuwen geleden als heks ter dood werd gebracht? Intussen begint Lennaert in toenemende mate vreemd gedrag te vertonen en ontstaan er wrijvingen tussen hem en Sylke. Doet hij zo raar omdat hij zijn baan kwijt is geraakt of omdat hij Sylke van overspel verdenkt? Of is er een meer duistere reden? Want waarom is al het eten ineens bedorven? Waarom doen mobieltjes en kompassen het niet meer? En waarom brengt elke poging om weg te komen van de poel het gezelschap weer terug bij het vertrekpunt? Langzaam maar zeker beginnen al deze onverklaarbare gebeurtenissen de vakantie te ondermijnen en loopt de situatie vreselijk uit de hand…
Van de weinige Nederlandse horrorfilms die er tot dusverre gemaakt zijn, kan ‘De Poel’ tot een van de betere gerekend worden. Het gegeven van een groep mensen die op een afgelegen plek angstaanjagende dingen meemaakt mag dan verre van nieuw zijn (denk maar aan bv. ‘The Blair Witch Project’ of ‘The Evil Dead’), wat ‘De Poel’ boven de middelmaat doet uitstijgen is dat diverse platgetreden paden vermeden zijn. Zo bestaat het gezelschap niet, zoals zo vaak, louter uit tieners, is het nu eens niet deels een tits & ass show en stoelt de film vele malen meer op suspense dan bloederige slachtpartijen. En dat is een ware verademing. Voeg daarbij dat met name Gijs Scholten van Aschat als Lennaert en Carine Crutzen als Sylke de sterren van de (duistere) hemel spelen en je hebt een onderhoudende, solide nagelbijter die beklijft. Akkoord, de subplot, gebouwd op mogelijk in het spel zijnde bovennatuurlijke zaken, is niet al te stevig doortimmerd en daardoor minder overtuigend, maar dat mag de (huiver)pret niet drukken.
Ook in Amsterdam én Brussel: ‘Deadly Virtues: Love. Honour. Obey.’
Moet De Poel het vooral hebben van onderhuidse spanning, in ‘Deadly Virtues: Love. Honour. Obey.’ van Ate de Jong zijn het psychologische oorlogsvoering en vrijheidsberoving die de boventoon voeren. Maar dit maakt de film, een Nederlands/Britse co-productie van Mulholland Pictures en Raindance Raw Talent, er niet minder beklemmend om. Maar dit maakt de film er niet minder beklemmend om. In deze home invasion movie worden Tom en zijn vrouw Alison in hun slaapkamer bruut overvallen. De indringer bindt Tom vast en eist van Alison dat ze tijdens het voor de deur staande weekend doet wat hij verlangt. Stribbelt ze tegen, dan staat Tom een marteling te wachten – en daar is de ongewenste gast behoorlijk creatief in. Hoe onbehouwen en agressief de indringer ook is, toch weet hij meer en meer sympathie en begrip bij Alison te kweken. Sterker nog, hij zet de jonge vrouw aan het denken. Want is Tom wel de liefhebbende en zorgzame echtgenoot die hij bij de inzegening van hun huwelijk beloofd had te zullen zijn?
Mede doordat menige scène dicht op de huid gefilmd is en alles zich in relatief kleine ruimtes afspeelt, word je als kijker direct meegezogen in het verhaal. En je blijft vervolgens ademloos kijken, omdat je geen idee hebt welke kant het op zal gaan. Want in tegenstelling tot veel gijzelingsdrama’s gaat het hier niet om het innen van losgeld en komen er geen onderhandelaars aan te pas. En wat zich in het slot ontvouwt, mag zowel verrassend als onthutsend genoemd worden – zoals elke rechtgeaarde filmliefhebber dat graag ziet!
Hoe kreeg De Jong het script, geschreven door de Brit Mark Rogers, eigenlijk in handen? “Ik had net de première van ‘Het Bombardement’ achter de rug”, memoreert de cineast. “Nou, de kritieken die ik over deze film kreeg waren waarschijnlijk de ergste die ik ooit in mijn leven heb gehad. Weliswaar lees ik nooit recensies, ook de goede niet, omdat ik daar te calvinistisch voor ben, maar ik kende ze toch, omdat vrienden me hadden verteld wat erin stond. Drie weken later zat ik bij mijn twee zonen in Londen, waar ik zelf lange tijd gewoond heb, en belde een aantal vrienden op. Om te klagen natuurlijk, hè, over de film. Een van hen was Elliot Grove, de oprichter van het Raindance Film Festival, en tevens filmproducent. Dus ik klaagde en klaagde maar. Na tien minuten klagen zei hij: ‘Ben je uitgeklaagd? Ik heb net een script gelezen. Wil je dat eens lezen?’ Hij gaf me het script en de volgende dag heb ik hem opgebeld en gezegd: ‘Elliot, hier kun je David Cronenberg of David Lynch voor krijgen, zó goed is het.’ Waarop hij zei: ‘Ja, maar dan wordt het ontzettend duur. Bij Raindance Raw Talent willen we juist lowbudgetfilms maken. Kunnen we dit niet maken als een no-budgetproductie?’ En toen zei ik: ‘Ja, waarom niet?’ Ik van zoiets van: het beste om over een teleurstelling heen te komen is een nieuwe film maken. Dus zo heb ik het script gekregen, door toeval eigenlijk. Maar zo gebeurt het heel vaak, hè. Je krijgt scripts van vrienden, agenten, uit allerlei hoeken. En dit script sloeg aan.”
Wat zeker niet onvermeld mag blijven, is dat op zowel het BIFFF als het Imagine Film Festival dit jaar werk van (deels) Nederlandse bodem te zien was. Al overstijgt het deuntje dat Nederland in de fantastische filmwereld meespeelt nog lang niet dat van een blokfluit in een symfonieorkest, wat telt is dát we meespelen en dát we van de partij zijn op nationale en internationale festivals.
Om te beginnen konden bezoekers van beide festivals nagelbijten bij ‘De Poel’ van (de jaren geleden naar Nederland geëmigreerde Brit) Chris W. Mitchell. Dit is de eerste film waar de nog jonge productiemaatschappij House of Netherhorror een aandeel in heeft. Medeproducenten zijn Fu Works en het Nieuw Nederlands Film Platform (NNFP). Het NNFP, een initiatief van producenten Herman Slagter en Jan Doense (House of Netherhorror), werd op 28 september 2011 gelanceerd om de financiering van Nederlandse speelfilm een extra stimulans te geven. Het combineert elementen van crowdfunding en private financiering waarbij fiscale voordelen en winstoogmerk belangrijke drijfverende boventoon voeren met een nieuw en uniek lidmaatschapselement: door een inleg via automatische incasso van € 6,00 of meer per maand wordt elke participant mede-eigenaar van de door het NNFP te realiseren en te distribueren films. Bij dit alles vormt interactie met de participanten een wezenlijk onderdeel. Daarbij kun je denken aan online castings, posterontwerpen, het vinden van locaties, figuratie, het vinden van nieuwe filmplannen, etc. Internet (www.nnfp.nl) en sociale media zijn hierbij van essentieel belang. Bovendien wordt jaarlijks 50 % van de winst die de via het NNFP gefinancierde films behalen uitgekeerd aan de participanten.
In eerste instantie was het financieringsmodel van het NNFP exclusief ingezet ten behoeve van de realisering van enkele Nederlandse low-budgethorrorfilms, ontwikkeld door House of Netherhorror, waarvoor de scenario’s zijn ontwikkeld met steun van de Intendant Commerciële Film van het Nederlands Filmfonds. De eerste hiervan is nu dus een feit. Over de volgende film zegt producent Jan Doense: “IJs en weder dienende wordt de volgende House of Netherhorror-productie ‘Nieuw Bloed’. Deze zou geregisseerd worden door Edwin Visser en Frank van Geloven, maar helaas is Edwin Visser twee jaar geleden overleden. Frank van Geloven wil nu in zijn eentje de regie op zich nemen en ik steun hem daarin.” In de toekomst zal het NNFP zich echter ook gaan toeleggen op de financiering van niet-horrorproducties.
In ‘De Poel’ gaan de pas ontslagen bankier Lennaert en zijn vrouw Sylke gaan met hun zoons Jan en Marco een paar dagen kamperen in de bossen en nemen Lennaerts vroegere, eveneens afgevloeide collega Rob en diens dochter Emilie mee. Op Emilie heeft zowel Jan als Marco ene oogje, maar Jan ziet zij niet staan. Na enig zoekwerk vindt het gezelschap een beschutte plek bij een verlaten meertje. Op een nacht wordt Jan wakker van het geluid van een vrouwenstem, die hem verleidt om te komen zwemmen in het meertje. Is het de geest van de jonge vrouw, die hier eeuwen geleden als heks ter dood werd gebracht? Intussen begint Lennaert in toenemende mate vreemd gedrag te vertonen en ontstaan er wrijvingen tussen hem en Sylke. Doet hij zo raar omdat hij zijn baan kwijt is geraakt of omdat hij Sylke van overspel verdenkt? Of is er een meer duistere reden? Want waarom is al het eten ineens bedorven? Waarom doen mobieltjes en kompassen het niet meer? En waarom brengt elke poging om weg te komen van de poel het gezelschap weer terug bij het vertrekpunt? Langzaam maar zeker beginnen al deze onverklaarbare gebeurtenissen de vakantie te ondermijnen en loopt de situatie vreselijk uit de hand…
Van de weinige Nederlandse horrorfilms die er tot dusverre gemaakt zijn, kan ‘De Poel’ tot een van de betere gerekend worden. Het gegeven van een groep mensen die op een afgelegen plek angstaanjagende dingen meemaakt mag dan verre van nieuw zijn (denk maar aan bv. ‘The Blair Witch Project’ of ‘The Evil Dead’), wat ‘De Poel’ boven de middelmaat doet uitstijgen is dat diverse platgetreden paden vermeden zijn. Zo bestaat het gezelschap niet, zoals zo vaak, louter uit tieners, is het nu eens niet deels een tits & ass show en stoelt de film vele malen meer op suspense dan bloederige slachtpartijen. En dat is een ware verademing. Voeg daarbij dat met name Gijs Scholten van Aschat als Lennaert en Carine Crutzen als Sylke de sterren van de (duistere) hemel spelen en je hebt een onderhoudende, solide nagelbijter die beklijft. Akkoord, de subplot, gebouwd op mogelijk in het spel zijnde bovennatuurlijke zaken, is niet al te stevig doortimmerd en daardoor minder overtuigend, maar dat mag de (huiver)pret niet drukken.
Ook in Amsterdam én Brussel: ‘Deadly Virtues: Love. Honour. Obey.’
Moet De Poel het vooral hebben van onderhuidse spanning, in ‘Deadly Virtues: Love. Honour. Obey.’ van Ate de Jong zijn het psychologische oorlogsvoering en vrijheidsberoving die de boventoon voeren. Maar dit maakt de film, een Nederlands/Britse co-productie van Mulholland Pictures en Raindance Raw Talent, er niet minder beklemmend om. Maar dit maakt de film er niet minder beklemmend om. In deze home invasion movie worden Tom en zijn vrouw Alison in hun slaapkamer bruut overvallen. De indringer bindt Tom vast en eist van Alison dat ze tijdens het voor de deur staande weekend doet wat hij verlangt. Stribbelt ze tegen, dan staat Tom een marteling te wachten – en daar is de ongewenste gast behoorlijk creatief in. Hoe onbehouwen en agressief de indringer ook is, toch weet hij meer en meer sympathie en begrip bij Alison te kweken. Sterker nog, hij zet de jonge vrouw aan het denken. Want is Tom wel de liefhebbende en zorgzame echtgenoot die hij bij de inzegening van hun huwelijk beloofd had te zullen zijn?
Mede doordat menige scène dicht op de huid gefilmd is en alles zich in relatief kleine ruimtes afspeelt, word je als kijker direct meegezogen in het verhaal. En je blijft vervolgens ademloos kijken, omdat je geen idee hebt welke kant het op zal gaan. Want in tegenstelling tot veel gijzelingsdrama’s gaat het hier niet om het innen van losgeld en komen er geen onderhandelaars aan te pas. En wat zich in het slot ontvouwt, mag zowel verrassend als onthutsend genoemd worden – zoals elke rechtgeaarde filmliefhebber dat graag ziet!
Hoe kreeg De Jong het script, geschreven door de Brit Mark Rogers, eigenlijk in handen? “Ik had net de première van ‘Het Bombardement’ achter de rug”, memoreert de cineast. “Nou, de kritieken die ik over deze film kreeg waren waarschijnlijk de ergste die ik ooit in mijn leven heb gehad. Weliswaar lees ik nooit recensies, ook de goede niet, omdat ik daar te calvinistisch voor ben, maar ik kende ze toch, omdat vrienden me hadden verteld wat erin stond. Drie weken later zat ik bij mijn twee zonen in Londen, waar ik zelf lange tijd gewoond heb, en belde een aantal vrienden op. Om te klagen natuurlijk, hè, over de film. Een van hen was Elliot Grove, de oprichter van het Raindance Film Festival, en tevens filmproducent. Dus ik klaagde en klaagde maar. Na tien minuten klagen zei hij: ‘Ben je uitgeklaagd? Ik heb net een script gelezen. Wil je dat eens lezen?’ Hij gaf me het script en de volgende dag heb ik hem opgebeld en gezegd: ‘Elliot, hier kun je David Cronenberg of David Lynch voor krijgen, zó goed is het.’ Waarop hij zei: ‘Ja, maar dan wordt het ontzettend duur. Bij Raindance Raw Talent willen we juist lowbudgetfilms maken. Kunnen we dit niet maken als een no-budgetproductie?’ En toen zei ik: ‘Ja, waarom niet?’ Ik van zoiets van: het beste om over een teleurstelling heen te komen is een nieuwe film maken. Dus zo heb ik het script gekregen, door toeval eigenlijk. Maar zo gebeurt het heel vaak, hè. Je krijgt scripts van vrienden, agenten, uit allerlei hoeken. En dit script sloeg aan.”
Klopt het dat Rogers hiermee zijn debuut maakt? “Ja en nee. Het is het eerste script van hem dat verfilmd is. Hij zat op een scenariocursus waar hij vanaf gestuurd is. Hij had al iets van 200 scripts geschreven, voornamelijk voor korte films. Hij schrijft ongelooflijk snel, maar het is een autist – letterlijk.” Hij lijdt ook aan verschillende vrij ernstige ziektes, nietwaar? “Ja, dat is zo. Ik heb tot nu toe letterlijk één keer tien minuten met hem gesproken. Alle verdere communicatie met hem verliep per e-mail. En dan schrijft hij de meest intelligente dingen. Maar één op één kan hij niet praten. Ik bedoel, hij kan het fysiek gezien wel, maar hij is te verlegen om het te doen.”
Wat maakte het script zo bijzonder, zo apart? “Wat ik er onder voelde zitten was de enorme angst van deze mensen om geen bestaansrecht te hebben. De indringer verkrijgt zijn bestaansrecht door het echtpaar te laten doen wat hij maar wil en dat zo zuiver mogelijk, volgens de Japanse filosofie. De echtgenoot eist zijn bestaansrecht op door zijn vrouw te domineren. En de vrouw krijgt eigenlijk haar bestaansrecht door zich te ontworstelen aan zijn dominantie. Zij is de enige in de film die een transformatie doormaakt. En dat zag ik erin zitten. Dat is een element dat we wel wat meer naar voren hebben gehaald, dat we wat gewijzigd hebben. Ik zag karakters die ik heel boeiend vond. En ik zag er ook iets in wat ik altijd wel probeer te vinden in een film, namelijk iets van mezelf, in dit geval ontzettend diepe jaloezie. Zelf had ik dat net meegemaakt met een vrouw die heel jaloers was op de dingen die 20 jaar geleden gebeurd waren, terwijl zij niets met die vorige vrouwen van doen had.”
In deze film heeft De Jong dus de deugden liefde, eerbied en gehoorzaamheid behandeld, maar rond andere deugden heeft hij nog meer films in de steigers staan. Dat belooft wat!
Enkel op het BIFFF was verder nog een film te zien die voor een deel een Nederlands tintje heeft, te weten ‘Monsoon Shootout’ van Amit Kumar. Spil in deze Indiaas/Nederlands/Britse co-productie, die meerdere verhaallijnen kent, is de net afgestudeerde politieman Adi, die in Mumbai aan de slag is gegaan bij de anti-afpersingseenheid van de politie. De allereerste opdracht die hij krijgt toegewezen is niet bepaald mals: het in de val lokken van een beruchte gangster. Maar dit allemaal loopt anders dan beoogd was...
In de toekomst geen overlappende festivals meer?
Dit jaar vielen het BIFFF en Imagine zo goed als samen, wat spijtig was voor de diehard fans die beide festivals elk jaar vast in hun agenda hebben staan. De afgelopen jaren is het trouwens al vaker gebeurd dat deze festivals elkaar qua periode overlapten. Laten we daarom hopen dat in de toekomst beide filmfeesten, wat dat zijn het op de keper beschouwd, ná elkaar zullen plaatsvinden, zoals dat ooit het geval was.
Oké, vermoeiend is het misschien wel om direct na het ene festival door te stomen naar het volgende, maar de écht harde kern weet dat gegarandeerd bol op te brengen. Bovendien heeft men ooit iets uitgevonden om zo’n lange tijdsspanne makkelijker te overbruggen: de bar.
Meer informatie: www.bifff.net
Wat maakte het script zo bijzonder, zo apart? “Wat ik er onder voelde zitten was de enorme angst van deze mensen om geen bestaansrecht te hebben. De indringer verkrijgt zijn bestaansrecht door het echtpaar te laten doen wat hij maar wil en dat zo zuiver mogelijk, volgens de Japanse filosofie. De echtgenoot eist zijn bestaansrecht op door zijn vrouw te domineren. En de vrouw krijgt eigenlijk haar bestaansrecht door zich te ontworstelen aan zijn dominantie. Zij is de enige in de film die een transformatie doormaakt. En dat zag ik erin zitten. Dat is een element dat we wel wat meer naar voren hebben gehaald, dat we wat gewijzigd hebben. Ik zag karakters die ik heel boeiend vond. En ik zag er ook iets in wat ik altijd wel probeer te vinden in een film, namelijk iets van mezelf, in dit geval ontzettend diepe jaloezie. Zelf had ik dat net meegemaakt met een vrouw die heel jaloers was op de dingen die 20 jaar geleden gebeurd waren, terwijl zij niets met die vorige vrouwen van doen had.”
In deze film heeft De Jong dus de deugden liefde, eerbied en gehoorzaamheid behandeld, maar rond andere deugden heeft hij nog meer films in de steigers staan. Dat belooft wat!
Enkel op het BIFFF was verder nog een film te zien die voor een deel een Nederlands tintje heeft, te weten ‘Monsoon Shootout’ van Amit Kumar. Spil in deze Indiaas/Nederlands/Britse co-productie, die meerdere verhaallijnen kent, is de net afgestudeerde politieman Adi, die in Mumbai aan de slag is gegaan bij de anti-afpersingseenheid van de politie. De allereerste opdracht die hij krijgt toegewezen is niet bepaald mals: het in de val lokken van een beruchte gangster. Maar dit allemaal loopt anders dan beoogd was...
In de toekomst geen overlappende festivals meer?
Dit jaar vielen het BIFFF en Imagine zo goed als samen, wat spijtig was voor de diehard fans die beide festivals elk jaar vast in hun agenda hebben staan. De afgelopen jaren is het trouwens al vaker gebeurd dat deze festivals elkaar qua periode overlapten. Laten we daarom hopen dat in de toekomst beide filmfeesten, wat dat zijn het op de keper beschouwd, ná elkaar zullen plaatsvinden, zoals dat ooit het geval was.
Oké, vermoeiend is het misschien wel om direct na het ene festival door te stomen naar het volgende, maar de écht harde kern weet dat gegarandeerd bol op te brengen. Bovendien heeft men ooit iets uitgevonden om zo’n lange tijdsspanne makkelijker te overbruggen: de bar.
Meer informatie: www.bifff.net