Een pretpark, een spookhuis met een echt spook, en een seriemoordenaar.
1973: Devin Jones heeft veel tijd nodig om te beseffen dat zijn vriendin Wendy hem gedumpt heeft. Om zijn liefdesverdriet te verwerken neemt hij een zomerbaan aan in het pretpark Joyland. Daar leert hij de knepen van het vak, maakt vrienden in die mate dat hij besluit zijn studies even te onderbreken en een tijdje in Joyland verder te werken. Daar ontdekt hij de verhalen over vijf meisjes die in de jaren ’60 de keel overgesneden werden en gedumpt. Het laatste slachtoffer was Linda Gray die in het spookhuis vermoord werd, en wiens geest daar nog schijnt rond te spoken. Het wordt een beetje een obsessie voor Devin die in het verleden begint ter spitten. Hij heeft het spook van Linda nooit gezien, maar hij wordt bevriend met de alleenstaande Annie en haar zoontje Mike, die (zoals Danny Torrance in ‘De shining’) een zesde zintuig heeft en het spook wél ziet, maar die wel terminaal ziek is. Devin begint links te leggen tussen de verschillende moorden en dat brengt hem uiteindelijk in een levensgevaarlijke confrontatie met de seriemoordenaar. Dit is King op zijn best: basicaal het verhaal van een gewone opgroeiende jongen die een nieuw leven ontdekt (met veel details over de levenswijze in een pretpark voor wie er werkt), met een moordmysterie, het bovennatuurlijke maar dan op heel subtiele wijze, geen regelrechte horror maar wel een superspannende finale waar alle links samenkomen. Het leven gaat door, al is het via een sobere menselijke, maar toch best melodramatische epiloog. Liefhebbers van Kings horror zullen wat teleurgesteld zijn, maar dit is een heel typisch King verhaal door een meester verteller, gesitueerd in een voor velen al ver verleden maar een universeel thema dat herkenbaar blijft. Verfilming zal wel volgen.
Eddy C. Bertin (5)
1973: Devin Jones heeft veel tijd nodig om te beseffen dat zijn vriendin Wendy hem gedumpt heeft. Om zijn liefdesverdriet te verwerken neemt hij een zomerbaan aan in het pretpark Joyland. Daar leert hij de knepen van het vak, maakt vrienden in die mate dat hij besluit zijn studies even te onderbreken en een tijdje in Joyland verder te werken. Daar ontdekt hij de verhalen over vijf meisjes die in de jaren ’60 de keel overgesneden werden en gedumpt. Het laatste slachtoffer was Linda Gray die in het spookhuis vermoord werd, en wiens geest daar nog schijnt rond te spoken. Het wordt een beetje een obsessie voor Devin die in het verleden begint ter spitten. Hij heeft het spook van Linda nooit gezien, maar hij wordt bevriend met de alleenstaande Annie en haar zoontje Mike, die (zoals Danny Torrance in ‘De shining’) een zesde zintuig heeft en het spook wél ziet, maar die wel terminaal ziek is. Devin begint links te leggen tussen de verschillende moorden en dat brengt hem uiteindelijk in een levensgevaarlijke confrontatie met de seriemoordenaar. Dit is King op zijn best: basicaal het verhaal van een gewone opgroeiende jongen die een nieuw leven ontdekt (met veel details over de levenswijze in een pretpark voor wie er werkt), met een moordmysterie, het bovennatuurlijke maar dan op heel subtiele wijze, geen regelrechte horror maar wel een superspannende finale waar alle links samenkomen. Het leven gaat door, al is het via een sobere menselijke, maar toch best melodramatische epiloog. Liefhebbers van Kings horror zullen wat teleurgesteld zijn, maar dit is een heel typisch King verhaal door een meester verteller, gesitueerd in een voor velen al ver verleden maar een universeel thema dat herkenbaar blijft. Verfilming zal wel volgen.
Eddy C. Bertin (5)
Joyland I Luitingh-Sijthoff I 2013 I Paperback I 319 Blz. I 9789024561551 I Stephen King