Het Clos-Lucé bij Amboise, waar ik die dag, vrij laat in de namiddag in oktober 1518 een afspraak had, was een bijzonder mooi ogend herenhuis, midden veel groen. Het lag wel even buiten de stad, maar toch nog op wandelafstand van de Loire. Een twintigtal kamers, schatte ik, en vrij groot voor slechts één man en inwonend personeel. Wat men daarover dan ook zei. Maar natuurlijk waren er ook het atelier en de tentoonstellingsruimten.
Ik vond makkelijk de ingangpoort en belde aan, maar kreeg eerst geen reactie.
Pas toen ik herhaaldelijk luid geklingeld had naderde een baardige oudere man die me wat twijfelend opnam en dan moeizaam de toegangspoort voor me open maakte. Ik noteerde dat hij dat alleen met de linkerhand deed en dat zijn rechterhand verlamd leek.
“Personeel..” grommelde hij, terwijl hij me van kop tot teen opnam, “Ik vroeg Antoine vanmorgen papier voor me te halen, maar ik vrees dat hij in een zestal kroegen de weg moest vragen..”
“Het is moeilijk goed personeel te vinden..” opperde ik volgzaam, “ En met die oorlogen en zo..”
“Tommasso vroeg ik met de wijnboeren te praten om onze voorraden bij te vullen, maar als men hem meerdere jaren te proeven geeft doet hij daar ook meerdere jaren over..”
“Tja, personeel..” herhaalde ik, behoedzaam, en voegde er dan iets aan toe als “Het betert er niet op..” of zo. Hopelijk leverde de rest van de dag me iets meer op dan domme clichés en geleuter over huis, tuin en keuken.
De man leek me echter niet eens te hebben gehoord en mompelde iets als : “Lieve, lieve jongens, dat wel. Maar moeilijk. Net als Jacomo. Zij brengen wel wat kleur bij, maar als je wat ouder wordt.. Nu ja... En U, U bent..?”
“Gian-Pietro Levini van de “Corriere Toscano”. Mijn hoofdredacteur maakte een afspraak via een neef van Luca Pacioli..”
“Een afspraak ? Via Luca ? En voor een interview ? Maar waarom dan ?” mopperde hij, ongelovig, terwijl wij naar het huis stapten, en ik echt begon te twijfelen of dit zo’n goed idee was als het eerst had geleken. De directeur was ook al niet zo enthousiast geweest.
“Wat kan ik de pers dan nog vertellen ? Ik leef hier ver van huis en ik ben een eind in de zestig en wie interesseert zich in Italië nog aan een oude man, die dan nog de Franse koning volgde..”
Het was niet eens een vraag. Een zuchtje wind waaide bladeren van de bomen bij de ingangspoort tot binnen de inkomhall en mijn gastheer, Meester Leonardo, raapte er voorzichtig enkele op, vooraleer hij de deur zorgvuldig achter ons sloot.
“Botanica, nog een van mijn domme hobby’s..”, mompelde hij, bij wijze van verontschuldiging.
“Niet zo dom..” zei ik, “In Italië geldt U als een autoriteit op dat gebied. En op vele andere..”
Hij bekeek me wat wantrouwend, maar zweeg verder tot we binnen waren.
Toen ik zijn leefkamer betrad en even rondkeek waar ik mijn mantel kwijt kon merkte ik een stuk of wat maquettes van niet thuis te brengen toestellen, en één enkel schilderij. Een sfumato portret van een niet zo mooie dame die haar best deed raadselachtig te glimlachen.
“Juffrouw Lisa”, zei hij, alsof hij mijn gedachten geraden had, “Voor mij het beste wat ik ooit schilderde. Maar ja. Zij was, wel, je weet misschien dat ik niet zo.., maar een ogenblik dacht ik dat ik misschien ook.. Wel.. En ik vroeg haar.. “
Ik had uiteraard mijn dossier in verband met zijn voorkeuren doorgenomen en waagde een gok.
“Ten huwelijk ?” vroeg ik, terwijl ik mijn bandopnemertje aanklikte.
“Nee, toch niet. Of niet onmiddellijk. Een van mijn mislukte experimenten, zeg maar. Er waren er wel meer. Veel, veel meer. Maar waar zeur ik over ?”
Het was een vreemde ervaring ‘s wereld grootste geleerde en kunstenaar zo stuntelig te horen praten, maar ik meende intussen wel te begrijpen waarom Juffrouw Lisa monkelend glimlachte. Eerste pagina nieuws was het niet, maar mogelijk had de roddelrubriek wel iets aan die suggestie.
“Wat fris, vind je niet ?” vroeg hij me, plots vlotter. “Dit zijn de eerste herfstdagen, hier. Om je wat op te warmen kan ik je een fijne Barolo aanbieden van 1510. Een heel goed jaar. Ik had er een flinke voorraad van toen ik naar Amboise kwam. Maar je weet hoe de jongens zijn.. Toevallig vond ik er gisteren nog enkele flessen van .. En ja, dan gooi ik nog wel wat hout en wat dingen bij in de haard..”
Terwijl ik me diep in een leren zetel schikte en hij wat moeizaam met één hand de fles opende keek ik om me heen en verbaasde me over een stapeltje papieren en tekeningen voor de haard.
“Ik ruimde net wat op..” zei hij, alsof hij mijn gedachten had geraden, “Oude projecten, die nergens toe leidden en afschriften van brieven, waarop nooit een antwoord kwam. Zij stapelen zich maar op en niemand heeft daar ooit wat aan..”
“Nu lijkt U me toch wat pessimistisch, Meester Leonardo..” zei ik, geïntrigeerd door zijn gedeprimeerde gedrag. Het leek wel of ik een gevoelige snaar had geraakt en ik verwachtte eindelijk een wat levendiger reactie, al ware het maar een uitval tegen Frankrijk of zo en zag al een kop voor me als “Meester Leonardo niet in zijn schik in zijn nieuwe vaderland”, maar kreeg meteen een nog pessimistischer noot geboden.
“Geef toe,” zei hij, zo mogelijk nog deemoediger, “..een succesverhaal was ik nooit. Mijn “Avondmaal” in Milaan wat afbladderde, mijn “Slag bij Anghiari” in Firenze, ..”
“Kom nu, Meester Leonardo..”
“Mijn Sforza-paard !”
Er volgde een vrij lange pauze, waarin hij me zijn Barolo liet proeven en zich dan met een stapeltje papieren naar de open haard toekeerde en ze me één voor één voorhield.
“Mijn vliegende man. De eerste proefpersoon panikeerde toen hij van de Monte Ceceri omlaag ging en maakte foute bewegingen. De bedoeling was hem later als een vergulde bewoner van de Zon in Firenze te laten landen met een vredesboodschap, maar hij had problemen met zijn instructies..”
“Het verhaal gaat dat die achterstevoren geschreven waren..”
“Uitvluchten, “ zei hij, wat bitter, “Maar daarna wilde niemand meer..”
Twee andere tekeningen volgden.
“Mijn duiker. Weet je nog wel ? Een man die onder een stolp in havens en rivieren afdaalt en vijandelijke schepen schade toebrengt .. En zelfs een grote duikboot...Met een hele groep soldaten, onder water, tegen de Turkse vloot..”
“Toch een mooi idee..! ” wierp ik op.
“Geen budget” zei hij, terwijl hij de tekening in het vuur wierp, en “ Hier, mijn orgelgeschut. En mijn waaiergeschut. Je kon er Amerika mee veroveren. Maar nee, bezwaren en bezuinigingen, alweer. En hier, een organische ballet, wat helemaal niets kostte, met zwanen en hazen. Maar het domme volkje ritste mijn hazen weg.. En sprak ik er François over had hij altijd meer aandacht voor mummiepoeder dan voor wetenschap..”
“Mummiepoeder ?” vroeg ik me af, terwijl de haard kort even op flikkerde.
Een voor een verdwenen daarop even zoveel dromen van de mensheid in het vuur. Op de kaftjes die hij weemoedig verbrandde las ik nog snel “Kanalen”, “Stedenbouw en Prefab woningen” en “Centrale verwarming..” Andere titels waren moeilijker te ontcijferen. Weer dat omgekeerde schrift, natuurlijk.
“doof tsaf, sregrub-mah, azzip-nap-peed, sllod eibrab, ..” zei Meester Leonardo, en “M.S.G. en S.P.G. Ik ben zelfs al vergeten waar dat voor stond !”
“Maar, dit kan toch niet ?” vroeg ik, plots toch echt ongerust, en zelfs wat verontwaardigd, “Een afwijzing, budgettaire problemen of zelfs persoonlijke ontmoediging zijn toch geen reden om.. “
“Om.. Om ?” vroeg hij me, als de Tibetaan die ik ooit in Venetië had geïnterviewd en waaruit ik geen ander woord had getrokken.
“Ik bedoel maar, om prachtige projecten te vernietigen die de mensheid in haar geheel ten goede kunnen komen..”
“Prachtige projecten verwarmen tenminste nog mijn oude knoken.”zei hij bitter.
Ik haalde uit naar het vuur, om tenminste nog enkele tekeningen te redden, maar meer dan een handvol as en blaren op mijn handen hield ik er niet aan over. Honderden kilometers over berg en dal, en dan dit !
“En hier dan, onbetaalde facturen van de Paus, en van de Medici, en van de Borgias.. Een brief aan Sultan Selim in Istambul...Vroeg of laat zal hij of zijn zoon wel met de Fransen moeten onderhandelen, tegen de Habsburgers. Over een gezamenlijke Frans Turkse inval in Italië. En dan zal je de Paus horen jammeren..”
Ik wist dat Meester Leonardo de Paus en de Kerk niet zo in zijn hart droeg en overwoog behalve een inslaande krantentitel als “Meester Leonardo vernietigt prijsloos cultureel patrimonium” ook nog een “Meester Leonardo complotteert met Turkije ”, maar wie lag daarvan wakker ?
En nu ik daarover dacht voelde ik me meteen ook wat ongerust over mijn kostennota. Kwam ik met een spectaculaire item voor de dag viel die doorgaans tussen de plooien, maar als ik mijn hoofdredacteur in Firenze nauwelijks iets te bieden had en hem dan mijn rekening voorlegde, inclusief de “nouvelle cuisine” en de blue movie waartoe ik me in mijn viersterren hotel bij de Loire had laten verleiden, wachtte me een bolwassing.
“Maar, Meester Leonardo,..” zei ik, in een poging het gesprek toch noch een vlotter wending te geven, “U hebt toch ook uw bewonderaars. Ik was hier toch niet als U niet nog tienduizenden , wat zeg ik, nog honderdduizenden bewonderaars had in uw geboorteland..?”
Vreemd genoeg reageerde Meester Leonardo hierop plots heel anders.
“Fans” zei hij, “Het is waar dat ik nog heel wat fanmail krijg. Van bewonderaars over heel Europa.. En het verjongt me soms.”
“Ah, ziet U nu wel ..” zei ik, ongewoon opgelucht.
Hij hoorde me nauwelijks, leek het me, maar droomde weg, en reageerde pas weer na enige tijd plots verrassend enthousiast.
“Er is die jongen, in de Zeventien Provinciën, Anversa, denk ik.. Zekere Pana.. even denken, Panama.. of zo. Hij zend me regelmatig glorieuze projecten.”
De naam “Panama..” zei me vaagweg iets, omdat mijn gezellin me ooit een handtekening van de man had bezorgd. Zij had hem toevallig in een Antwerpse drankgelegenheid ontmoet en hem ook nog om een schetsje gevraagd, maar het was al laat in de voormiddag geweest en..
“Die naam zegt me inderdaad iets. Een veelbelovend man, .” moedigde ik hem aan.
“Allerlei duikboten en vliegtoestellen en zo..” droomde hij even weg.
Maar dan kwam de klap : “Meer dan slordig smeedwerk is het natuurlijk niet. Die jongen kan nauwelijks rekenen, ..”
“Vergeleken bij U kan natuurlijk niemand rekenen of noem maar op, Meester Leonardo,..” haastte ik me vleiend, maar hij luisterde duidelijk weer niet.
“.. en met zijn constructies zal hij zeker nooit vliegen. Hij ziet het meer poëtisch, ook. Maar zijn ideeën volg ik wel, en ik heb er enkele ernstiger voor hem uitgecijferd..”
“Ja,” zei ik, benieuwd om een primeur.
“Zin om te “vliegen” ?” vroeg Meester Leonardo me abrupt
“Vliegen ?? Ik ? Euh...”
Ik had me normaal nooit laten overhalen zoiets doms te doen, maar de noodzaak met een opvallende titel en zo mogelijk ook met een echte primeur uit te pakken hielden me toch ten dele overeind. Wie weet, mogelijk haalde ik wel CNN ?
Het toestel stond achter de woning, op een kort stukje verharde weg. Het was een spinachtige constructie, met vleugels als die van een vleermuis. Ik herinnerde me onwillekeurig dat ik op een exotische plaats ooit vleermuis had gegeten, in stoverij, maar dat het dier naar paraplu smaakte. Deze had echter een houten schroef vooraan en minimale wieltjes, als die onder die plankjes waren kinderen mee rijden.
Meester Leonardo bracht me een wankel stoeltje om in het toestel te stappen en plots kreeg ik het koud. Het was het contrast vrees ik : ‘s werelds grootste ingenieur met dat wankele stoeltje te zien stuntelen deed me de das om, en meteen wees ik het aanbod om te “vliegen” - of hoe hij het ook noemde - liever af.
“Oh, nee, dank U, maar liever niet..” zei ik, maar toen grabbelde Antoine of Tommasso, alleszins één van Leonardo’s mignons die dan toch naar huis was teruggekeerd in plaats van in Amboise in de kroeg te blijven hangen, me met een hand bij de schouder en met de andere in het kruis en tilde hij met een schaterende lach het toestel in en op een van die ook al weer minimale houten zitjes die me je-weet-wel-waar bij het schokken over de startbaan erg veel pijn deden.
Voor ik het wist stegen we op en vlogen we langs de schoorstenen van de Clos Lucé en daalden wij laag naar de Loire toe en genoten we van die altijd uitzonderlijke avondkleuren over de rivier en van dat bijzondere mistige licht van de Touraine in de herfst en - sorry dat ik het zo brutaal stel - kotste ik minutenlang Barolo en hapjes over boord als een zwangere zeehond.
Toen we een eeuwigheid later weer achter het landgoed landden moet ik wel bijzonder grauw hebben geleken. Meester Leonardo toonde zich alleszins uiterst bezorgd en hielp me persoonlijk van boord.
“Het spijt me dat je onwel werd,” zei hij, ‘maar dat gebeurt wel meer, de eerste keer.. Nu, geen probleem, nu ik je ken : ik werk momenteel met Pana.. - je weet wel - aan een UFO..”
Hij toonde me, in een schuur en onder het hooi, een ander en helemaal rond toestel wat, naargelang je visie, op een omgekeerde tinnen schotel of op een spiegelei leek, maar mij echt nog weinig zei.
“Laat me maar iets weten..” zei ik, terwijl ik hem mijn kaartje overhandigde.
Kort daarop namen wij afscheid en bracht de lieve jongen die me zo ruw op het toestel had geworpen me - nog steeds schaterend - naar Amboise en vandaar op de TGV naar Milaan.
Ik schreef mijn verhaal op de trein en kleurde het nog wat bij op de postkoets naar Firenze, maar mijn hoofdredacteur vond het echt maar niets.
“Neem jij je soms voor Marco Polo ?” vroeg hij me abrupt, “Vliegen en zo ? Zulke verzinsels gingen er tweehonderd jaar geleden misschien nog vlot in, maar in 1518 ?? En je kostennota, onder ons gezegd..”
De maanden die volgden beperkte ik me noodgedwongen tot het verslagen van verkeersongevallen in Firenze, Siëna en San Gimignano en medio 1519 hoorde ik via via dat Meester Leonardo gestorven of verdwenen was.
Ik checkte op Internet na maar kreeg geen duidelijkheid. Franse bronnen waren vaag en je verloor veel in vertaling. Ook al omdat dit buiten mijn bevoegdheid viel beperkte ik me dan ook tot een kort bericht.
Einde 1519 kreeg ik dan een omslag in de post, met een stempel “Persoonlijk” in de linker boven hoek.
Toen ik hem opende trof ik een vrijkaart aan voor de opening van een Mona Lisa themapark, met een adres op de planeet Mars. Met een persoonlijke uitnodiging, getekend door “Leo” en “Panama”.
Het spreekt voor zich dat ik me door zo’n domme grap niet liet vangen.
Robert Smets ©
Ik vond makkelijk de ingangpoort en belde aan, maar kreeg eerst geen reactie.
Pas toen ik herhaaldelijk luid geklingeld had naderde een baardige oudere man die me wat twijfelend opnam en dan moeizaam de toegangspoort voor me open maakte. Ik noteerde dat hij dat alleen met de linkerhand deed en dat zijn rechterhand verlamd leek.
“Personeel..” grommelde hij, terwijl hij me van kop tot teen opnam, “Ik vroeg Antoine vanmorgen papier voor me te halen, maar ik vrees dat hij in een zestal kroegen de weg moest vragen..”
“Het is moeilijk goed personeel te vinden..” opperde ik volgzaam, “ En met die oorlogen en zo..”
“Tommasso vroeg ik met de wijnboeren te praten om onze voorraden bij te vullen, maar als men hem meerdere jaren te proeven geeft doet hij daar ook meerdere jaren over..”
“Tja, personeel..” herhaalde ik, behoedzaam, en voegde er dan iets aan toe als “Het betert er niet op..” of zo. Hopelijk leverde de rest van de dag me iets meer op dan domme clichés en geleuter over huis, tuin en keuken.
De man leek me echter niet eens te hebben gehoord en mompelde iets als : “Lieve, lieve jongens, dat wel. Maar moeilijk. Net als Jacomo. Zij brengen wel wat kleur bij, maar als je wat ouder wordt.. Nu ja... En U, U bent..?”
“Gian-Pietro Levini van de “Corriere Toscano”. Mijn hoofdredacteur maakte een afspraak via een neef van Luca Pacioli..”
“Een afspraak ? Via Luca ? En voor een interview ? Maar waarom dan ?” mopperde hij, ongelovig, terwijl wij naar het huis stapten, en ik echt begon te twijfelen of dit zo’n goed idee was als het eerst had geleken. De directeur was ook al niet zo enthousiast geweest.
“Wat kan ik de pers dan nog vertellen ? Ik leef hier ver van huis en ik ben een eind in de zestig en wie interesseert zich in Italië nog aan een oude man, die dan nog de Franse koning volgde..”
Het was niet eens een vraag. Een zuchtje wind waaide bladeren van de bomen bij de ingangspoort tot binnen de inkomhall en mijn gastheer, Meester Leonardo, raapte er voorzichtig enkele op, vooraleer hij de deur zorgvuldig achter ons sloot.
“Botanica, nog een van mijn domme hobby’s..”, mompelde hij, bij wijze van verontschuldiging.
“Niet zo dom..” zei ik, “In Italië geldt U als een autoriteit op dat gebied. En op vele andere..”
Hij bekeek me wat wantrouwend, maar zweeg verder tot we binnen waren.
Toen ik zijn leefkamer betrad en even rondkeek waar ik mijn mantel kwijt kon merkte ik een stuk of wat maquettes van niet thuis te brengen toestellen, en één enkel schilderij. Een sfumato portret van een niet zo mooie dame die haar best deed raadselachtig te glimlachen.
“Juffrouw Lisa”, zei hij, alsof hij mijn gedachten geraden had, “Voor mij het beste wat ik ooit schilderde. Maar ja. Zij was, wel, je weet misschien dat ik niet zo.., maar een ogenblik dacht ik dat ik misschien ook.. Wel.. En ik vroeg haar.. “
Ik had uiteraard mijn dossier in verband met zijn voorkeuren doorgenomen en waagde een gok.
“Ten huwelijk ?” vroeg ik, terwijl ik mijn bandopnemertje aanklikte.
“Nee, toch niet. Of niet onmiddellijk. Een van mijn mislukte experimenten, zeg maar. Er waren er wel meer. Veel, veel meer. Maar waar zeur ik over ?”
Het was een vreemde ervaring ‘s wereld grootste geleerde en kunstenaar zo stuntelig te horen praten, maar ik meende intussen wel te begrijpen waarom Juffrouw Lisa monkelend glimlachte. Eerste pagina nieuws was het niet, maar mogelijk had de roddelrubriek wel iets aan die suggestie.
“Wat fris, vind je niet ?” vroeg hij me, plots vlotter. “Dit zijn de eerste herfstdagen, hier. Om je wat op te warmen kan ik je een fijne Barolo aanbieden van 1510. Een heel goed jaar. Ik had er een flinke voorraad van toen ik naar Amboise kwam. Maar je weet hoe de jongens zijn.. Toevallig vond ik er gisteren nog enkele flessen van .. En ja, dan gooi ik nog wel wat hout en wat dingen bij in de haard..”
Terwijl ik me diep in een leren zetel schikte en hij wat moeizaam met één hand de fles opende keek ik om me heen en verbaasde me over een stapeltje papieren en tekeningen voor de haard.
“Ik ruimde net wat op..” zei hij, alsof hij mijn gedachten had geraden, “Oude projecten, die nergens toe leidden en afschriften van brieven, waarop nooit een antwoord kwam. Zij stapelen zich maar op en niemand heeft daar ooit wat aan..”
“Nu lijkt U me toch wat pessimistisch, Meester Leonardo..” zei ik, geïntrigeerd door zijn gedeprimeerde gedrag. Het leek wel of ik een gevoelige snaar had geraakt en ik verwachtte eindelijk een wat levendiger reactie, al ware het maar een uitval tegen Frankrijk of zo en zag al een kop voor me als “Meester Leonardo niet in zijn schik in zijn nieuwe vaderland”, maar kreeg meteen een nog pessimistischer noot geboden.
“Geef toe,” zei hij, zo mogelijk nog deemoediger, “..een succesverhaal was ik nooit. Mijn “Avondmaal” in Milaan wat afbladderde, mijn “Slag bij Anghiari” in Firenze, ..”
“Kom nu, Meester Leonardo..”
“Mijn Sforza-paard !”
Er volgde een vrij lange pauze, waarin hij me zijn Barolo liet proeven en zich dan met een stapeltje papieren naar de open haard toekeerde en ze me één voor één voorhield.
“Mijn vliegende man. De eerste proefpersoon panikeerde toen hij van de Monte Ceceri omlaag ging en maakte foute bewegingen. De bedoeling was hem later als een vergulde bewoner van de Zon in Firenze te laten landen met een vredesboodschap, maar hij had problemen met zijn instructies..”
“Het verhaal gaat dat die achterstevoren geschreven waren..”
“Uitvluchten, “ zei hij, wat bitter, “Maar daarna wilde niemand meer..”
Twee andere tekeningen volgden.
“Mijn duiker. Weet je nog wel ? Een man die onder een stolp in havens en rivieren afdaalt en vijandelijke schepen schade toebrengt .. En zelfs een grote duikboot...Met een hele groep soldaten, onder water, tegen de Turkse vloot..”
“Toch een mooi idee..! ” wierp ik op.
“Geen budget” zei hij, terwijl hij de tekening in het vuur wierp, en “ Hier, mijn orgelgeschut. En mijn waaiergeschut. Je kon er Amerika mee veroveren. Maar nee, bezwaren en bezuinigingen, alweer. En hier, een organische ballet, wat helemaal niets kostte, met zwanen en hazen. Maar het domme volkje ritste mijn hazen weg.. En sprak ik er François over had hij altijd meer aandacht voor mummiepoeder dan voor wetenschap..”
“Mummiepoeder ?” vroeg ik me af, terwijl de haard kort even op flikkerde.
Een voor een verdwenen daarop even zoveel dromen van de mensheid in het vuur. Op de kaftjes die hij weemoedig verbrandde las ik nog snel “Kanalen”, “Stedenbouw en Prefab woningen” en “Centrale verwarming..” Andere titels waren moeilijker te ontcijferen. Weer dat omgekeerde schrift, natuurlijk.
“doof tsaf, sregrub-mah, azzip-nap-peed, sllod eibrab, ..” zei Meester Leonardo, en “M.S.G. en S.P.G. Ik ben zelfs al vergeten waar dat voor stond !”
“Maar, dit kan toch niet ?” vroeg ik, plots toch echt ongerust, en zelfs wat verontwaardigd, “Een afwijzing, budgettaire problemen of zelfs persoonlijke ontmoediging zijn toch geen reden om.. “
“Om.. Om ?” vroeg hij me, als de Tibetaan die ik ooit in Venetië had geïnterviewd en waaruit ik geen ander woord had getrokken.
“Ik bedoel maar, om prachtige projecten te vernietigen die de mensheid in haar geheel ten goede kunnen komen..”
“Prachtige projecten verwarmen tenminste nog mijn oude knoken.”zei hij bitter.
Ik haalde uit naar het vuur, om tenminste nog enkele tekeningen te redden, maar meer dan een handvol as en blaren op mijn handen hield ik er niet aan over. Honderden kilometers over berg en dal, en dan dit !
“En hier dan, onbetaalde facturen van de Paus, en van de Medici, en van de Borgias.. Een brief aan Sultan Selim in Istambul...Vroeg of laat zal hij of zijn zoon wel met de Fransen moeten onderhandelen, tegen de Habsburgers. Over een gezamenlijke Frans Turkse inval in Italië. En dan zal je de Paus horen jammeren..”
Ik wist dat Meester Leonardo de Paus en de Kerk niet zo in zijn hart droeg en overwoog behalve een inslaande krantentitel als “Meester Leonardo vernietigt prijsloos cultureel patrimonium” ook nog een “Meester Leonardo complotteert met Turkije ”, maar wie lag daarvan wakker ?
En nu ik daarover dacht voelde ik me meteen ook wat ongerust over mijn kostennota. Kwam ik met een spectaculaire item voor de dag viel die doorgaans tussen de plooien, maar als ik mijn hoofdredacteur in Firenze nauwelijks iets te bieden had en hem dan mijn rekening voorlegde, inclusief de “nouvelle cuisine” en de blue movie waartoe ik me in mijn viersterren hotel bij de Loire had laten verleiden, wachtte me een bolwassing.
“Maar, Meester Leonardo,..” zei ik, in een poging het gesprek toch noch een vlotter wending te geven, “U hebt toch ook uw bewonderaars. Ik was hier toch niet als U niet nog tienduizenden , wat zeg ik, nog honderdduizenden bewonderaars had in uw geboorteland..?”
Vreemd genoeg reageerde Meester Leonardo hierop plots heel anders.
“Fans” zei hij, “Het is waar dat ik nog heel wat fanmail krijg. Van bewonderaars over heel Europa.. En het verjongt me soms.”
“Ah, ziet U nu wel ..” zei ik, ongewoon opgelucht.
Hij hoorde me nauwelijks, leek het me, maar droomde weg, en reageerde pas weer na enige tijd plots verrassend enthousiast.
“Er is die jongen, in de Zeventien Provinciën, Anversa, denk ik.. Zekere Pana.. even denken, Panama.. of zo. Hij zend me regelmatig glorieuze projecten.”
De naam “Panama..” zei me vaagweg iets, omdat mijn gezellin me ooit een handtekening van de man had bezorgd. Zij had hem toevallig in een Antwerpse drankgelegenheid ontmoet en hem ook nog om een schetsje gevraagd, maar het was al laat in de voormiddag geweest en..
“Die naam zegt me inderdaad iets. Een veelbelovend man, .” moedigde ik hem aan.
“Allerlei duikboten en vliegtoestellen en zo..” droomde hij even weg.
Maar dan kwam de klap : “Meer dan slordig smeedwerk is het natuurlijk niet. Die jongen kan nauwelijks rekenen, ..”
“Vergeleken bij U kan natuurlijk niemand rekenen of noem maar op, Meester Leonardo,..” haastte ik me vleiend, maar hij luisterde duidelijk weer niet.
“.. en met zijn constructies zal hij zeker nooit vliegen. Hij ziet het meer poëtisch, ook. Maar zijn ideeën volg ik wel, en ik heb er enkele ernstiger voor hem uitgecijferd..”
“Ja,” zei ik, benieuwd om een primeur.
“Zin om te “vliegen” ?” vroeg Meester Leonardo me abrupt
“Vliegen ?? Ik ? Euh...”
Ik had me normaal nooit laten overhalen zoiets doms te doen, maar de noodzaak met een opvallende titel en zo mogelijk ook met een echte primeur uit te pakken hielden me toch ten dele overeind. Wie weet, mogelijk haalde ik wel CNN ?
Het toestel stond achter de woning, op een kort stukje verharde weg. Het was een spinachtige constructie, met vleugels als die van een vleermuis. Ik herinnerde me onwillekeurig dat ik op een exotische plaats ooit vleermuis had gegeten, in stoverij, maar dat het dier naar paraplu smaakte. Deze had echter een houten schroef vooraan en minimale wieltjes, als die onder die plankjes waren kinderen mee rijden.
Meester Leonardo bracht me een wankel stoeltje om in het toestel te stappen en plots kreeg ik het koud. Het was het contrast vrees ik : ‘s werelds grootste ingenieur met dat wankele stoeltje te zien stuntelen deed me de das om, en meteen wees ik het aanbod om te “vliegen” - of hoe hij het ook noemde - liever af.
“Oh, nee, dank U, maar liever niet..” zei ik, maar toen grabbelde Antoine of Tommasso, alleszins één van Leonardo’s mignons die dan toch naar huis was teruggekeerd in plaats van in Amboise in de kroeg te blijven hangen, me met een hand bij de schouder en met de andere in het kruis en tilde hij met een schaterende lach het toestel in en op een van die ook al weer minimale houten zitjes die me je-weet-wel-waar bij het schokken over de startbaan erg veel pijn deden.
Voor ik het wist stegen we op en vlogen we langs de schoorstenen van de Clos Lucé en daalden wij laag naar de Loire toe en genoten we van die altijd uitzonderlijke avondkleuren over de rivier en van dat bijzondere mistige licht van de Touraine in de herfst en - sorry dat ik het zo brutaal stel - kotste ik minutenlang Barolo en hapjes over boord als een zwangere zeehond.
Toen we een eeuwigheid later weer achter het landgoed landden moet ik wel bijzonder grauw hebben geleken. Meester Leonardo toonde zich alleszins uiterst bezorgd en hielp me persoonlijk van boord.
“Het spijt me dat je onwel werd,” zei hij, ‘maar dat gebeurt wel meer, de eerste keer.. Nu, geen probleem, nu ik je ken : ik werk momenteel met Pana.. - je weet wel - aan een UFO..”
Hij toonde me, in een schuur en onder het hooi, een ander en helemaal rond toestel wat, naargelang je visie, op een omgekeerde tinnen schotel of op een spiegelei leek, maar mij echt nog weinig zei.
“Laat me maar iets weten..” zei ik, terwijl ik hem mijn kaartje overhandigde.
Kort daarop namen wij afscheid en bracht de lieve jongen die me zo ruw op het toestel had geworpen me - nog steeds schaterend - naar Amboise en vandaar op de TGV naar Milaan.
Ik schreef mijn verhaal op de trein en kleurde het nog wat bij op de postkoets naar Firenze, maar mijn hoofdredacteur vond het echt maar niets.
“Neem jij je soms voor Marco Polo ?” vroeg hij me abrupt, “Vliegen en zo ? Zulke verzinsels gingen er tweehonderd jaar geleden misschien nog vlot in, maar in 1518 ?? En je kostennota, onder ons gezegd..”
De maanden die volgden beperkte ik me noodgedwongen tot het verslagen van verkeersongevallen in Firenze, Siëna en San Gimignano en medio 1519 hoorde ik via via dat Meester Leonardo gestorven of verdwenen was.
Ik checkte op Internet na maar kreeg geen duidelijkheid. Franse bronnen waren vaag en je verloor veel in vertaling. Ook al omdat dit buiten mijn bevoegdheid viel beperkte ik me dan ook tot een kort bericht.
Einde 1519 kreeg ik dan een omslag in de post, met een stempel “Persoonlijk” in de linker boven hoek.
Toen ik hem opende trof ik een vrijkaart aan voor de opening van een Mona Lisa themapark, met een adres op de planeet Mars. Met een persoonlijke uitnodiging, getekend door “Leo” en “Panama”.
Het spreekt voor zich dat ik me door zo’n domme grap niet liet vangen.
Robert Smets ©