Ik ben een cyborg, een mix van menselijke en cybernetische componenten, maar ben ik een mens of ben ik een robot? Aangezien ik denk, ben ik, maar wat ben ik eigenlijk? Tegen wil en dank ben ik mijn lichaam kwijtgeraakt, maar ben ik tegelijkertijd niet mezelf kwijtgeraakt? Mijn lichaam bestaat enkel nog in mijn herinneringen en wie weet hoe lang het duurt voordat ook zij vervagen en vervangen worden. Daarom schrijf ik deze memoires, de memoires van een cyborg: om de herinnering levend te houden. Als je zo lang geleefd heb als ik - ik ben er 189 - dan herinner je je maar bitter weinig van je leven. Vooral mijn kindertijd is reeds decennialang een groot vraagteken. Herinneringen zijn vluchtig en dan is het nog maar de vraag hoeveel van wat ik me herinner, daadwerkelijk gebeurd is. Ik meen mij te herinneren dat ik als kind geïnteresseerd was in wetenschap en over alles wel een vraag klaar had. Veel van die vragen gingen dan over het gevreesde "broeikaseffect", dat toen al een vergevorderd stadium bereikt had. Na mijn laatste jaar middelbaar besloot ik dan ook chemie te gaan studeren om in al mijn jeugdig enthousiasme de wereld te verbeteren en het broeikaseffect ongedaan te maken.
Ik was echter een paar jaar te laat geboren, want die zomer nog werd de werking van enkele specifieke nano-partikels ontdekt. Die zouden dienen als katalysator bij bepaalde chemische reacties in de lucht, waardoor het broeikaseffect verleden tijd zou worden. Nano-optimisten:1, Nanopessimisten: 0. Het oorspronkelijke wantrouwen voor nanotechnologie verdween als sneeuw voor de zon en maakte plaats voor een ongebreideld toekomstoptimisme. De mensheid was haar eigen godheid geworden. Een jaar later had het mondiale optimisme plaatsgemaakt voor een mondiale oorlog en de godheid bleek meer specifiek een oorlogsgod te zijn. Ik had nog maar net mijn eerste jaar chemie met vrucht beëindigd of ik werd onder de wapens geroepen. Na een zeer beknopte opleiding tot kannonnenvoer werd ik meteen naar het front gestuurd om er, uitgerekend in Genève, slachtoffer te worden van een nieuw soort zenuwgas. Het gas bestond namelijk uit nano-partikels die inwerkten op elke receptor van het centraal zenuwstelsel. Wie getroffen werd, doorstond helse pijnen, die pas ophielden wanneer het hart het van de stress begaf. In de liefde en in de oorlog is alles toegestaan en de verdragen getekend in vredestijd zouden daar niets aan veranderen. Die ene aanval betekende trouwens meteen ook het einde van de oorlog, aangezien de generaals inzagen dat er niets roemrijk was aan dergelijke massamoord. Er werden als vanouds een hoop verdragen getekend en handen geschud en de conventies van Genève werden nog eens dunnetjes overgedaan. Maar... Niet iedereen was gestorven door de blootstelling aan het zenuwgas. Ik behoorde tot de "happy few" die de gasaanval wonderwel overleefd hadden, maar nog niet al het leed was geleden. Ik werd geïnterneerd in een psychiatrische instelling waar ik jarenlang herstelde van mijn psychische letsels. Naar verluidt was mijn geval zo uniek dat er zelfs een speciaal syndroom naar vernoemd is. Dat syndroom heeft trouwens niet alleen mentale, maar ook fysische gevolgen. Het zenuwgas veroorzaakt namelijk een vervroegde degeneratie van het lichaam. Hier kwam de nanotechnologie in al haar ironie weer om het hoekje kijken. Telkens een lichaamsdeel het liet afweten, werd het vervangen door een cybernetische variant, waardoor ik onderhand meer robot dan mens werd. Aangezien ik continue onder invloed was van nano-pijnstillers kon ik mij niet verzetten tegen deze transformatie. Er werd mij trouwens ook nooit iets gevraagd. Een land dat haar oudstrijders verwaarloost, verwaarloost haar verleden. Ik werd uiteindelijk een mascotte van de technologische verwezelijkingen van het vaderland.
Na een jarenlang verblijf werd ik uiteindelijk uit de psychiatrische instelling ontslaan en kon ik mijn oude leven hervatten. Ik bevond mezelf in een lichaam dat het mijne niet meer was, in een wereld waar ik totaal van vervreemd was geraakt. Als oudstrijder kreeg ik een ruim pensioen, maar ik wist niet goed meer wat ik met mijn leven nog moest aanvangen. Uiteindelijk besloot ik opnieuw te gaan studeren, ditmaal echter geen chemie, maar filosofie. Ik had een afkeer gekregen van elke vorm van wetenschap aangezien ze mij meer kwaad dan goed had gedaan. Ik weigerde dan ook systematisch elke vorm van nieuwe technologie aan te leren, zodat ik onder mijn medestudenten doorging voor een pathetische oude zak.
Die pathetische oude zak werd uiteindelijk wel benoemd tot professor in de wijsbegeerte en hij was het die de befaamde nano-profetie opstelde. Ik stelde namelijk dat het niveau waarop de wetenschapper werkzaam is, omgekeerd evenredig is tot de verantwoordelijkheid die deze draagt. Deze verantwoordelijkheid zou voor sommigen een te zware last zijn en zo zou de mensheid haar eigen ondergang betekenen. Aanvankelijk werd deze stelling smalend afgedaan. Deze keer was ik geen pathetische, oude zak meer, maar een pathetische, archaïsche doemdenker. Uiteindelijk werd mijn ontslag als professor geëist en kon ik terug naar mijn vertrouwde instelling gaan. Daar zag ik een groot deel van mijn oorlogsmakkers terug, aangezien ook zij niet in de moderne samenleving pasten.
Twee jaar geleden kwam echter aan het licht dat de partikels die eerder de wereld gered hadden ook een katalysator waren geweest bij de vorming van de gevreesde eco-radicalen. Ik kreeg mijn eerherstel, maar de planeet kreeg dit niet. Op het moment dat ik dit schrijf is de wereld er dan ook zeer slecht aan toe. Zo slecht zelfs dat hij de status "Terminaal verziekt" gekregen heeft. Ondertussen zijn mijn hersenen het enige wat nog herinnert aan mijn ouders en in tegenstelling tot de rest van mijn lichaam kunnen zij niet vervangen worden. Men kan nog wel mijn hersenen bewerken met allerhande nano-chemicaliën, maar daarvoor heb ik vriendelijk bedankt. Het doek over mijn bestaan moet ooit eens vallen en de vraag is zelfs of ik überhaupt nog besta...
Naschrift:
Met dit kortverhaal nam Andries Denturck uit de Sint-Jozefscollege te Aalst deel aan de essaywedstrijd ter gelegenheid van het Nano Nu festival, ingericht door het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek – Samenleving en Technologie.
Ik was echter een paar jaar te laat geboren, want die zomer nog werd de werking van enkele specifieke nano-partikels ontdekt. Die zouden dienen als katalysator bij bepaalde chemische reacties in de lucht, waardoor het broeikaseffect verleden tijd zou worden. Nano-optimisten:1, Nanopessimisten: 0. Het oorspronkelijke wantrouwen voor nanotechnologie verdween als sneeuw voor de zon en maakte plaats voor een ongebreideld toekomstoptimisme. De mensheid was haar eigen godheid geworden. Een jaar later had het mondiale optimisme plaatsgemaakt voor een mondiale oorlog en de godheid bleek meer specifiek een oorlogsgod te zijn. Ik had nog maar net mijn eerste jaar chemie met vrucht beëindigd of ik werd onder de wapens geroepen. Na een zeer beknopte opleiding tot kannonnenvoer werd ik meteen naar het front gestuurd om er, uitgerekend in Genève, slachtoffer te worden van een nieuw soort zenuwgas. Het gas bestond namelijk uit nano-partikels die inwerkten op elke receptor van het centraal zenuwstelsel. Wie getroffen werd, doorstond helse pijnen, die pas ophielden wanneer het hart het van de stress begaf. In de liefde en in de oorlog is alles toegestaan en de verdragen getekend in vredestijd zouden daar niets aan veranderen. Die ene aanval betekende trouwens meteen ook het einde van de oorlog, aangezien de generaals inzagen dat er niets roemrijk was aan dergelijke massamoord. Er werden als vanouds een hoop verdragen getekend en handen geschud en de conventies van Genève werden nog eens dunnetjes overgedaan. Maar... Niet iedereen was gestorven door de blootstelling aan het zenuwgas. Ik behoorde tot de "happy few" die de gasaanval wonderwel overleefd hadden, maar nog niet al het leed was geleden. Ik werd geïnterneerd in een psychiatrische instelling waar ik jarenlang herstelde van mijn psychische letsels. Naar verluidt was mijn geval zo uniek dat er zelfs een speciaal syndroom naar vernoemd is. Dat syndroom heeft trouwens niet alleen mentale, maar ook fysische gevolgen. Het zenuwgas veroorzaakt namelijk een vervroegde degeneratie van het lichaam. Hier kwam de nanotechnologie in al haar ironie weer om het hoekje kijken. Telkens een lichaamsdeel het liet afweten, werd het vervangen door een cybernetische variant, waardoor ik onderhand meer robot dan mens werd. Aangezien ik continue onder invloed was van nano-pijnstillers kon ik mij niet verzetten tegen deze transformatie. Er werd mij trouwens ook nooit iets gevraagd. Een land dat haar oudstrijders verwaarloost, verwaarloost haar verleden. Ik werd uiteindelijk een mascotte van de technologische verwezelijkingen van het vaderland.
Na een jarenlang verblijf werd ik uiteindelijk uit de psychiatrische instelling ontslaan en kon ik mijn oude leven hervatten. Ik bevond mezelf in een lichaam dat het mijne niet meer was, in een wereld waar ik totaal van vervreemd was geraakt. Als oudstrijder kreeg ik een ruim pensioen, maar ik wist niet goed meer wat ik met mijn leven nog moest aanvangen. Uiteindelijk besloot ik opnieuw te gaan studeren, ditmaal echter geen chemie, maar filosofie. Ik had een afkeer gekregen van elke vorm van wetenschap aangezien ze mij meer kwaad dan goed had gedaan. Ik weigerde dan ook systematisch elke vorm van nieuwe technologie aan te leren, zodat ik onder mijn medestudenten doorging voor een pathetische oude zak.
Die pathetische oude zak werd uiteindelijk wel benoemd tot professor in de wijsbegeerte en hij was het die de befaamde nano-profetie opstelde. Ik stelde namelijk dat het niveau waarop de wetenschapper werkzaam is, omgekeerd evenredig is tot de verantwoordelijkheid die deze draagt. Deze verantwoordelijkheid zou voor sommigen een te zware last zijn en zo zou de mensheid haar eigen ondergang betekenen. Aanvankelijk werd deze stelling smalend afgedaan. Deze keer was ik geen pathetische, oude zak meer, maar een pathetische, archaïsche doemdenker. Uiteindelijk werd mijn ontslag als professor geëist en kon ik terug naar mijn vertrouwde instelling gaan. Daar zag ik een groot deel van mijn oorlogsmakkers terug, aangezien ook zij niet in de moderne samenleving pasten.
Twee jaar geleden kwam echter aan het licht dat de partikels die eerder de wereld gered hadden ook een katalysator waren geweest bij de vorming van de gevreesde eco-radicalen. Ik kreeg mijn eerherstel, maar de planeet kreeg dit niet. Op het moment dat ik dit schrijf is de wereld er dan ook zeer slecht aan toe. Zo slecht zelfs dat hij de status "Terminaal verziekt" gekregen heeft. Ondertussen zijn mijn hersenen het enige wat nog herinnert aan mijn ouders en in tegenstelling tot de rest van mijn lichaam kunnen zij niet vervangen worden. Men kan nog wel mijn hersenen bewerken met allerhande nano-chemicaliën, maar daarvoor heb ik vriendelijk bedankt. Het doek over mijn bestaan moet ooit eens vallen en de vraag is zelfs of ik überhaupt nog besta...
Naschrift:
Met dit kortverhaal nam Andries Denturck uit de Sint-Jozefscollege te Aalst deel aan de essaywedstrijd ter gelegenheid van het Nano Nu festival, ingericht door het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek – Samenleving en Technologie.