Het was niet zo dat Rik Harris een schaduw of een grijze duif was; integendeel, hij was de gewiekste huis-aan-huisverkoper die de firma Human Interest ooit had gehad. Harris werkte al twee jaar in het bedrijf en had een schijnbaar onuitwisbare indruk nagelaten op zijn baas tijdens zijn sollicitatiegesprek. Vooral zijn diplomatische karakter, in combinatie met zijn zachte koppigheid, had hem gebracht waar hij thuishoorde. Hij was een van de top vijf verkopers in de sectie Pépé’s, oftewel Persoonlijkheid Pakketten. En toch had Rik Harris de indruk dat men hem over het hoofd zag. Dagelijks. Een onuitwisbare indruk was misschien wel wat teveel van het goede. En met men bedoelde Rik zowat iedereen: van de secretaresses, zijn baas, zijn collega’s tot en met zijn klanten. Hij wist voor de zoveelste keer hoe laat het was toen hij die ochtend in het kantoor van zijn baas Honter zat.
‘Hoe staan de zaken ervoor, Harris?’
‘Het gaat goed,’ zei Harris hoewel hij niet graag pochte over zichzelf.
‘Hoever sta je met de introductie van die nieuwe etherische persoonlijkheid?’
‘Het slaat nog niet echt aan, meneer,’ zei Harris naar waarheid. ‘Maar dat wil niets zeggen. Toen we met die nieuwe reeks creatieve persoonlijkheden begonnen en we die op de markt brachten, moest men er ook niets van weten. Men was nog steeds in de ban van de marketeers en managers. En we weten allemaal hoe het die pakketten zijn vergaan. We zitten nog altijd met een stock van hier tot in Eneris.’
‘Je hebt gelijk, Harris,’ zei Honter terwijl hij op zijn desktopscherm een staaltje bekeek van het nieuwste prototype van een psychotische persoonlijkheid. ‘Je hebt donders gelijk. Het gaat allemaal zo snel tegenwoordig. Het ene moment is de feministische persoonlijkheid weer helemaal in, het andere moment moeten het weer allemaal macho’s zijn. Ik snap het soms ook allemaal niet meer. Maar zeg me eens, Harris, hoe gaat het me de kinderen?’
‘Zeer goed, meneer,’ zei Harris. ‘Ze ontwikkelen momenteel hun eigen persoonlijkheid.’
‘Goed, goed,’ zei Honter afwezig omdat hij nog steeds in de ban was van het voorbeeld van de psychoot. Op het scherm zag je een man ineens woedend worden en zich afreageren door een computer door het raam te gooien. ‘Een echte persoonlijkheid?’
‘Dat mag ik hopen, meneer. Ik denk dat ze nog wat te jong zijn om een pakket uit te testen.’
‘Goed, goed,’ herhaalde Honter weer. ‘Ze hebben nog de tijd, he? Wat zijn het nu weer? Twee meisjes?’
‘Een jongen en een meisje,’ zei Harris en hij vermeldde er voor de twintigste keer hun leeftijd en naam bij, maar hij wist dat het boter aan de galg was. Hij wist dat Honter geen oor had en dat zulke zaken nooit bij de baas bleven hangen. Honter was de enige –behalve Harris- in het bedrijf die zelf nog nooit een eigen persoonlijkheid pakket had uitgetest. Hij had met zijn eigen persoonlijkheid genoeg: strak, zakelijk en koel. Harris deed dan ook geen moeite meer om de namen van zijn kinderen te herhalen. Maar die ochtend brak zowat zijn klomp toen hij Honter hoorde vragen:
‘Weet je, Harris, ik ken eigenlijk nog altijd niet je achternaam.’
‘Harris,’ zei Harris. ‘Dat is mijn achternaam.’
‘Neen! Werkelijk! Dat meen je niet? Ik dacht dat Harris je voornaam was.’
‘Neen,’ zei Harris die het wel kon weten. ‘Harris is mijn achternaam. Ik heet Rik. Rik Harris.’
‘Wel heb je ooit, Rik. Mag ik je Harris blijven noemen, Harris?’
‘Wat u maar wilt, meneer.’
Maar Harris staarde naar zijn schoenen. Hij had dit gesprek al eens eerder gevoerd. Meer nog, hij had het al meer dan tien keer gevoerd. Meer bepaald: elke maand, het moment waarop hij zijn cijfers kwam afgeven in dit kantoor en dit gesprek voerde, moest hij zijn baas overtuigen dat Rik zijn voornaam was en Harris zijn achternaam. Het bleef gewoonweg nooit hangen. Hij, Rik Harris, bleef nooit hangen.
‘Meneer?’ vroeg hij voorzichtig.
‘Ja, Harris.’
‘Ik werk hier al twee jaar. Ik voel me hier goed, begrijp me niet verkeerd, maar ik heb soms het gevoel dat ik niet genoeg betrokken ben bij de zaak.’
‘O?’
‘Ja.’
‘Waar wil je heen, Harris?’
Om een of andere reden wist Harris dat Honter zijn voornaam alweer was vergeten. Dat was niet zo verwonderlijk, net zoals het niet te verwonderen was dat zijn collega’s zijn verjaardag nog altijd niet op de digitale kalender hadden gezet, dat ze niet wisten dat hij de enige was die met een oude shuttle vloog en dat hij in de top vijf zetelde van de Pépé’s.
‘Nergens, meneer,’ zei Harris en hij stond op.
Misschien moest hij maar eens een van die Persoonlijkheid Pakketten bij zichzelf inplanten. Zo zou hij er op zijn minst zeker van zijn dat zijn persoonlijkheid zou blijven plakken. Want zoals het er nu naar uitzag, was Rik Harris, na twee jaar, nog altijd een spook, een geest, een nobody.
Die dag zat Harris voor zijn zesde huisbezoek tegenover een vent die een opvliegend karakter had besteld. Hij had de hele boel twee maand geleden betaald en een maand geleden laten inplanten, en Harris was de man die moest nakijken of het pakket goed functioneerde. Hij zat voor de man in kwestie en overliep een vragenlijst.
‘U heeft dus geen grote klachten, meneer Olson?’
‘Niet speciaal, neen. Ik had het me wel iets heviger voorgesteld,’ antwoordde de man. ‘Maar eigenlijk valt het best mee. Ik heb hooguit een paar borden en glazen kapot gegooid en een paar keer heel luid geroepen, maar het is niet alsof ik mijn vrouw al heb geslagen of verkracht.’
‘Dat is niet de bedoeling, meneer Olson,’ zei Harris met een flauw lachje. Hij keek naar de volgende vraag, maar zijn klant voegde eraan toe:
‘Ik ben evenwel heel tevreden met het resultaat, als ik eerlijk mag zijn. Weet u, vroeger zou ik bij het minste in mijn schelp gekropen zijn. Ik zou het allemaal maar opgekropt hebben en als een deurmat over me heen hebben laten gaan. Ik zou er een tumor van gekregen hebben en het zou mijn hele leven en systeem hebben verpest. Maar nu, door dat agressie-pakket kan ik tenminste wat stoom afblazen. Het geeft me weer vrijheid; ik spuug het eruit, ik klop met mijn vuist tegen de muur en ik schop tegen een paar dingen, maar daarna is het gedaan en kom ik tot rust.’
‘Dat is de bedoeling,’ zei Harris. ‘Wij, van Human Interest, willen dat u zich door een pakket beter in uw vel gaat voelen. Letterlijk en figuurlijk. De natuur heeft een mens een persoonlijkheid gegeven, maar dat betekent nog niet dat dat uw meest natuurlijke persoonlijkheid is. Ik zal u nu een paar vragen stellen met betrekking tot uw lichaam en de respons die het geeft op die agressie. Het kan namelijk zijn dat we de dosis nog wat moeten bijstellen omdat uw lichaam en hart te hevig reageren waardoor de kans op een hartinfarct of een zenuwinzinking te groot is.’
‘Natuurlijk,’ zei de man die Olson heette. ‘Maar als u het niet erg vindt, wil ik wel eerst eens bellen naar mijn vrouw. Ze heeft me gezegd dat ze nog wat boodschappen moest doen, maar het is nu al na vijven en ik begin me eerlijk gezegd een beetje zorgen te maken.’
Harris hield zijn vragenlijst klaar en zag hoe de man zijn vrouw opspoorde met zijn zender. Het gesprek begon vredig, maar al snel werd Harris duidelijk dat de dosis agressie in het Persoonlijkheid Pakket te groot was. De man schoot uit zijn kraam, vervloekte zijn vrouw en begon tien minuten lang te tieren en dingen kapot te gooien. Op een gegeven moment kwam het zelfs zo ver dat Olson zijn schoen uitschopte en als hamer gebruikte om tegen zijn eigen hoofd te slaan. Het was ten slotte Harris die hem weer op het appel riep. Traag en met een zwetend voorhoofd kwam de man voor hem zitten.
‘Sorry dat je dit moest zien.’
‘Ik ben blij dat ik het heb gezien,’ zei Harris. ‘Dat bespaart me een paar vragen.’
Rik Harris begon de helft van zijn vragenlijst te schrappen en aan het eind vulde hij in het laatste hokje in:
‘Een evaluatie is aangeraden.’
Aan het einde van het gesprek trachtte Harris nog even de mogelijkheid aan te kaarten om over te schakelen van een Agressie Type 1 naar een Agressie Light, maar de man hield voet bij stuk (een deel de verdienste van het nieuwe pakket) en wilde de agressie in zijn lijf blijven voelen. Toen hij Rik Harris buiten liet, schudde hij hem de hand en zei:
‘Bedankt om langs te komen, meneer…?’
‘Harris,’ zei Harris. ‘Rik Harris.’
‘Harris? Ik dacht dat je anders heette.’
‘Neen, ik heet wel degelijk Harris,’ hield Harris met een venijnig lachje vol.
‘Wel, ik wil je bedanken, Harris. Dit heeft mijn leven veranderd. Jij ziet eruit als een keurige, evenwichtige perfecte persoonlijkheid. Jij bent een wandelende reclame voor jullie producten, zeker?’
Harris glimlachte alleen maar. Hij had geen zin om over zijn eigen aangeboren persoonlijkheid te beginnen. Waarom zou hij ook? Als hij dat zou doen, dan zou hij afbreuk doen aan het bedrijf waarvoor hij werkte. Hij kon zijn eigen persoonlijkheid dus maar aanwenden als reclame, ook al was zijn persoonlijkheid hem aangeboren, niet ingeplant.
‘Je hebt kinderen, he?’
‘Ja,’ zei Harris.
‘Ja, dat weet ik nog uit ons eerste gesprek toen we het contract hebben getekend. Wat was het nu weer? Een tweeling?’
‘Een jongen en een meisje. Ze schelen twee jaar.’
‘Welwel, waarom zat ik nu de hele tijd met die tweeling in mijn hoofd? Een mens heeft soms een bepaald gedacht over een mens, he?’
‘Ja.’
‘Zeg, wat met de verzekeringen, Floyd?’ vroeg de man opeens.
‘He?’
‘Wat als ik mijn hand breek als ik weer maar eens tegen een muur mep? Wat gebeurt er dan? Wordt dat vergoed door de verzekering van Human Interest of wordt dat op mijn rekening gezet? Wie is eigenlijk verantwoordelijk? Ik of jullie?’
‘Wel…’
Harris probeerde zich te concentreren, haalde een paar paragrafen in zijn hoofd boven uit het standaardcontract dat hij de man twee maand geleden had laten tekenen. Maar hij kon het niet. Waarom had die man hem ineens zonder veel aanleiding Floyd genoemd? Waar kwam die naam Floyd vandaan? Hij heette Harris, Rik Harris!
‘Ik…’
‘Je hoeft het me nu niet te vertellen, Floyd,’ zei Olson. ‘Ik zal het wel horen als het zover is. Zoals ik het bekijk, heb ik de zaken toch niet meer in de hand, nietwaar? Ik leef vanaf nu op de rand. Maar het voelt goed. Het is een bevrijding.’
Harris werd zachtjes buiten geduwd, maar het lag niet in zijn persoonlijkheid om het hierbij te laten. Hij was niet alleen een huis-aan-huisverkoper van persoonlijkheden, hij was een opvolger, een buddy die er zowel bij de verkoop als bij de installatie, de operatie én de opvolging op toezag dat alles naar behoren verliep. Een beetje zoals een reisbegeleider naar Antros dag en nacht betrokken bleef bij de trip van zijn klanten.
‘Ik zal het nakijken, meneer Olson,’ zei Harris.
‘Oké, geen probleem, Floyd.’
Harris wilde doorlopen, zich niet meer omdraaien en zich concentreren op de twee volgende klanten van die dag, maar hij kon het niet laten. Het werd hem te veel en het was de eerste keer dat zijn natuurlijke persoonlijkheid –evenwichtig en diplomatisch- werd verstoord. Hij kon het toch onmogelijk hierbij laten? Hij heette Rik Harris! Hij kende geen Floyd. Oké, het was de moeite niet om er een staatszaak van te maken, maar hij was en bleef de contactpersoon voor Olson en dus moest hij de puntjes wel op de i zetten. Met een flauwe glimlach draaide hij zich om.
‘Weet u, het is trouwens Harris. Niet Floyd.’
‘Wie is het?’
‘Wie is wat?’
‘Wie is Harris?’
‘Ik.’
‘Ik snap het niet, Floyd. Waar heb je het over?’
‘Ik zeg je dat ik niet Floyd, maar Harris heet. Rik Harris.’
‘Ja?’
‘Ik heb je daarnet toch net mijn naam gezegd?’
‘Ach ja, vergeten wellicht.’
De man bleef hem even stomverbaasd aankijken. Harris zag dat hij zich op gevaarlijk terrein begaf. De agressie-factor in het bloed en de hersenen van Olson begonnen te ratelen en kwamen in beweging. Hij moest opletten.
‘Wat je maar wil, Floyd. Ik wil je best Harris noemen, hoor…’
‘Dat is het net,’ zei Harris. ‘Ik wil dat je me zo noemt en niet Floyd.’
‘Luister,’ begon Olson lichtjes geïrriteerd en op het punt om ineens uit zijn kraam te schieten. ‘Is dit weer een van die vragen van je, Floyd? Is dit een test? Een test om te zien of ik weer ga beginnen flippen en te zien of dat spul van jullie zijn effect niet gemist heeft? Wel, ik kan je vertellen dat het ding werkt, hoor. Ik heb er namelijk genoeg van. Ik bedoel, je komt me hier lastigvallen in mijn eigen huis terwijl mijn vrouw alsmaar wegblijft en niet meer terugkomt, en dan heb je nog het lef om me uit te dagen ook. Wel, als je nog lang in mijn buurt blijft rondhangen, zal ik je eens een staaltje tonen van dat Agressie Type 1. Je zal dadelijk merken hoe effectief dat spul wel is.’
Harris maakte zich uit de voeten. Hij voelde zelfs niet de behoefte om te beseffen dat dit een zoveelste Persoonlijkheid Pakket was dat werkte. Er leek iets anders mis te zijn. Er was iets mis met zijn eigen persoonlijkheid. Meer bepaald: hij leek er gewoon geen te hebben!
Diezelfde avond ging hij, voor hij naar huis vloog, langs op kantoor. De meesten hadden al uitgecheckt voor het weekend. Harris trof er alleen nog de schoonmaakploeg aan, de twee robozuigers, en een oudere vrouwelijke collega die in haar kantoor zat te snotteren. Harris klopte zachtjes tegen de openstaande deur en vroeg:
‘Wat scheelt eraan, mevrouw Nipkin?’
‘Oh, Harris. U bent het.’
Harris glimlachte. Meteen ging er een zucht van opluchting door zijn lichaam. Ze had hem Harris genoemd! Het was een opsteker van jewelste. Er was dus toch nog iemand die zich hem leek te herinneren.
‘Ja, ik ben het,’ zei Harris en hij moest zich inhouden om eraan toe te voegen: ik ben het, Rik Harris.
‘Het zit me niet mee,’ ging mevrouw Nipkin verder.
‘O?’
‘Neen, helemaal niet. Ik denk dat ik te snel ben overgeschakeld op die emotionele pakketten.’
‘O, jeetje,’ zei Harris omdat hij wist wat dat te betekenen had. ‘U hebt toch vier weken gewacht, mag ik aannemen?’
‘Wel…’
Het was duidelijk dat mevrouw Nipkin er helemaal ondersteboven van was. Het gerucht deed al een tijdje de ronde dat Nipkin verslaafd was aan de pakketten. Ze had ze allemaal één voor één uitgetest, omdat ze zogezegd moest weten wat ze verkocht en waarmee ze de baan opging, maar de laatste tijd volgden die persoonlijkheden elkaar zo snel op, dat de incubatietijd van vier weken wachten niet meer werd gehaald. Zo was het dat mevrouw Nipkin in de laatste maand al drie verschillende persoonlijkheden had opgenomen. Ze leed aan een meervoudige persoonlijkheid.
‘Ik weet dat de seksueel gefrustreerde persoonlijkheid nog niet volledig was uitgewerkt toen ik het onderdanige, huiselijke karakter liet installeren. Dat gaf al een paar problemen thuis, ziet u. Maar nu is daar ook nog eens de impulsieve persoonlijkheid aan toegevoegd en ik weet met mezelf echt geen raad meer, Harris.’
‘Alsjeblief… noem me maar gewoon…’
‘Oké,’ ging mevrouw Nipkin verder. ‘Ik zal het zeggen waarop het staat, meneer Floyd. Ik heb het gevoel dat die persoonlijkheden mij aan het overmeesteren zijn.’
‘Wacht ’s even,’ zei Harris en hij deinsde achteruit.
Maar mevrouw Nipkin stond op en kreeg een soort helder licht in haar ogen. Ze leek er compleet door te zitten, maar niettemin vond ze toch de kracht om te beantwoorden aan de lokroep van haar drie persoonlijkheden. Ze kwam op Harris af en greep zijn handen vast.
‘Meneer Floyd…’
‘He, wat is dit?’
‘Zou je het erg vinden mocht ik je oraal bevredigen?’
Harris wist niet goed waar hij het had. Dit dametje sprak niet alleen wartaal, het belangrijkste wat was blijven hangen, was die naam. Meneer Floyd. Waar had ze het over?
‘Wacht ’s even,’ herhaalde hij met klem en hij duwde haar handen terug weg. Beangstigend en voor het eerst echt in paniek keek hij haar doordringend aan.
‘Waarom noem je me Floyd? Ik zei toch dat ik Harris heette?’
‘Natuurlijk heet je Harris. Dat weet ik toch!’
‘Waarom noem je me dan anders?’
‘Waarom noem je me dan meneer Floyd?’
‘Meneer Floyd, wat is dit?’
Harris stond zowat op het punt om zich de haren uit het hoofd te rukken.
‘Dat kan ik beter vragen!’
‘U heet toch Floyd én Harris. Harris Floyd: dat is toch uw naam? uw voor – en achternaam?’
Harris bekeek mevrouw Nipkin met een mengeling van weerzin en ontzag. Het was normaal dat een vrouw die verslaafd was geraakt aan verschillende persoonlijkheden ze allemaal niet meer op een rijtje had, maar dit was meer dan dat. Dit had meer te maken met zijn persoonlijkheid. Wat was er aan het gebeuren? De naam Rik bestond blijkbaar niet meer. Het was alsof er een ketting in gang was geschoten. Harris, begonnen als achternaam was nu een voornaam geworden, gevolgd door Floyd.
‘Mevrouw Nipkin,’ hervatte Harris in de hoop de sereniteit in het kantoor terug te vinden. ‘Rustig maar. Ik wil u best helpen. Maar dan moet u eerst even een paar vragen beantwoorden.’
‘U wil toch niet dat ik de vragenlijst beantwoord, meneer Floyd? U gaat me toch niet verlinken?’
‘Neen, ik heb het over een paar persoonlijke vragen. Over mijn persoonlijkheid.’
‘Uw persoonlijkheid? Waarom zou ik dat doen? Wat heb ik daarmee te maken?’
Harris haalde diep adem en vroeg zich af waarom ze dat inderdaad zou doen. Maar mevrouw Nipkin was het perfecte proefpubliek om zijn eigen persoonlijkheid te testen. Of althans, wat daarvan overbleef. Harris had haar gedurende de hele twee jaar dat hij bij Human Interest werkte, bijna dagelijks gezien. Nu hij er dieper over nadacht was zij degene waarmee hij het meest had gepraat. Ze moest hem dus wel kénnen. Meer nog, als er iemand wist wie Rik Harris, of Harris Floyd, zoals hij te horen kreeg, was, dan was het dit dametje wel.
‘Mevrouw Nipkin, eet ik hier elke dag mijn lunch of niet?’
‘Wat?’
Hij zag hoe de vraag, hoe ongewoon ook, haar vreemd genoeg wat kalmeerde.
‘Of ik hier elke dag op kantoor eet of niet?’
‘Eh… ik weet niet waar u op doelt?’
‘Antwoord op de vraag!’
De stem van Harris, oftewel Harris Floyd zoals ze hem noemde, bulderde door de verlaten gangen van het kantoor. De robocleeners keken niet op.
‘Ik denk dat u buitenshuis eet. Ik kan me alleszins niet herinneren u hier in de kantine veel gezien te hebben.’
‘Dank u wel. Volgende vraag, mevrouw Nipkin. Ben ik getrouwd?’
‘Wat?’
Harris deed zijn best zo dreigend mogelijk te kijken. Het werkte. Mevrouw Nipkin stamelde:
‘Eh, ik denk het wel, neen?’
Ze vormde een pijnlijke frons om aan te geven dat ze het eigenlijk niet echt wist en alleen maar een gokje waagde.
‘Maar dat hoeft niet in de weg te staan. Ik kan u nog altijd oraal…’
‘Volgende vraag. Mevrouw Nipkin, drink ik wel eens een kop koffie?’
‘Wel, ik meen me te herinneren…’
‘Waar werk ik in dit kantoor? Waar ligt mijn vertrek? Voor welke afdeling werk ik? Blijf ik hier of ga de baan op? Vlieg ik of rij ik? Werk ik soms tot ’s avonds laat of kom ik eerder een uur vroeger werken? Ben ik een macho of ben ik eerder vrouwvriendelijk? Welke opleiding heb ik gevolgd? Maak ik graag grapjes, ben ik een prater of een luisteraar…’
Harris wilde zijn hele cv van zijn hele leven opdreunen en in vraag stellen tot mevrouw Nipkin letterlijk naar adem hapte.
‘Heb ik kinderen, mevrouw Nipkin?’
‘Dat is een makkelijke: ja.’
‘Hoeveel kinderen?’
‘Dat weet ik: drie, neen? Twee jongens en een meisje.’
‘U heeft me echt geholpen, mevrouw Nipkin,’ zei Harris zacht terwijl hij op het punt stond de deur van haar kantoor zachtjes te sluiten. En jij kan je multipersoonlijkheidsproblemen of overdosissen zelf oplossen, armzalige trut, dacht hij erbij.
‘He, meneer Floyd, ik bedoel, wat was je voornaam nu weer?’
Harris deed geen moeite meer om te antwoorden.
‘U gaat me toch vertellen of ik juist ben? Ik zat erop, toch. Ja, toch, he?’
Harris haalde zijn schouders op en trok de deur achter zich dicht. Hij deed alsof het hem niet veel kon schelen of mevrouw Nipkin een goeie score had gehaald. Maar de waarheid, de ongelooflijke waarheid was dat hij het zelf niet eens meer wist! Drie kinderen? Het was in zichzelf ook gaan schemeren: het begon allemaal zo hard te vervagen dat hij het zelf niet meer kon bijhouden.
‘Mijn god,’ dacht hij in zichzelf terwijl hij naar huis vloog, of althans, naar de plek waarvan hij dacht dat het zijn huis was. ‘Ik ben de greep op mezelf verloren. Wie ben ik in hemelsnaam?’
Thuis lag Harris’ vrouw al te slapen. Het deed hem deugd dat hij in alle stilte en op zijn eigen tempo zijn eigen vertrek, zijn eigen woning en zijn eigen gezin in alle rust kon opnemen en ‘verifiëren’. Hij herkende alles; het was niet alsof ze met zijn geheugen of hersenen hadden geknoeid. Hij had evenmin een nieuw persoonlijkheidspakket getest; het was gewoon één grote grap geweest die hem aan het wankelen had gebracht. Harris nam een douche, kroop in zijn thermische slaapjas en ging nog even kijken bij zijn kinderen. Het waren er inderdaad twee, zoals hij altijd al gedacht had.
‘Een jongen en een meisje,’ fluisterde hij zichzelf in toen hij met een warm hart zijn spruiten in dromenland bekeek.
Pas toen hij de deur weer dichttrok, drong het tot hem door dat het inderdaad een tweeling was. Maar het waren een jongen en een meisje, neen? Was het belangrijk dat het om een tweeling ging? Wellicht niet. Hij had het in ieder geval niet belangrijk genoeg gevonden om ermee te koop te lopen. En toch. En toch had mevrouw Nipkin hem aan het twijfelen gebracht toen ze zei dat hij drie kinderen had. Maar hij had er geen drie! Hij had nergens een derde kind rondlopen. Geen bastaard, geen kunstmatig en zelfs geen spermatozoïde in de bank. Harris besloot het allemaal te laten rusten en kroop onder de wol.
In afwachting van de slaap die elk moment kon komen, bereidde hij zich voor op het gesprek dat hij de volgende ochtend wel weer zou hebben in de kantine met een van zijn collega’s. Misschien zelfs weer, zoals gebruikelijk was, met mevrouw Nipkin. Hij, Harris Floyd, zou niet veranderd zijn; integendeel: alles zou alweer gewist zijn uit het geheugen van de rest van de wereld: zijn baas, zijn collega’s, zijn klanten. Hij zag het zo alweer voor zich. Hij zag zichzelf al binnenkomen. Mevrouw Nipkin zou opkijken en vragen:
‘O, goeie morgen, Floyd. Ook een kopje koffie?’
En net zoals elke ochtend zou Harris gaan zitten en het mens moeten duidelijk maken dat hij koffie haatte. Hij zou beleefd zijn hand opsteken en weigeren.
‘O, niet in de mood vandaag?’
‘Neen, ik moet de baan op vandaag,’ zou Floyd zeggen. ‘Ik zou te nerveus worden.’
‘Jeetje, meneer Banks moet de baan op, hoor. Ga je eigenlijk veel de baan op, Floyd? Ik mag je wel Floyd noemen, he?’
Het zou een zoveelste herhaling worden. Steeds weer dezelfde routine, dezelfde vragen, dezelfde situatie, alsof Harris steeds weer dezelfde dag herbeleefde. Maar dat was het probleem niet. Hij had het al eens vroeger gecheckt. Hij had op de digitale verjaardagskalender gekeken en die ging wel degelijk vooruit. De dagen verstreken. Het zou trouwens bij diezelfde digitale kalender zijn dat hij weer maar eens op zoek zou gaan naar zijn naam en zijn geboortedatum.
‘Weet u, mevrouw Nipkin, waar sta ik ergens in die verjaardagskalender?’
‘Weet ik veel, Floyd. Wanneer is het je verjaardag?’
Het was een test, het kon niet anders. Hoeveel keer had hij zijn collega’s al niet gezegd wanneer hij verjaarde. Twee keer al had hij op die dag een mandje met kunstmatig fruit meegebracht om het alsnog te vieren en toch waren ze het weer vergeten. Meer nog: Floyd had zijn verjaardag zelf ingevoerd in het systeem! Hoe kon dat dan weer zomaar verdwenen en gewist zijn?
‘Het maakt eigenlijk niet veel uit,’ hoorde Floyd zichzelf weer zeggen als vanouds. En het mààkte ook zo gek niet veel uit, als het maar één keer zou voorkomen, maar na twee jaar zou je toch wel verwachten dat ze het weten.
Die nacht sliep Floyd weinig. Hij werd wakker met een bonkend hoofd en merkte dat zijn vrouw al was opgestaan. Hij nam een douche en besefte terwijl hij het warme water over zich liet stromen dat hij gisterenavond al een douche had genomen. Hij vergat zich te scheren en maakte op de roltrap naar beneden de bedenking dat hij zich gisterenavond niet had geschoren. Hij was in de war. Wanneer nam hij een douche en wanneer schoor hij zich? Wat waren zijn gewoonten? Die hele vreemde bedoening had hem zelf aan het wankelen gebracht.
‘Goeie morgen, liefje,’ sprak zijn vrouw hem slaperig toe. ‘Wil je je eieren hard of zacht gekookt?’
Floyd strompelde op zijn stoel, liet de vraag tot zich doordringen en dacht dat hij nog steeds aan het slapen was en een vreemde nachtmerrie had. Dit was zijn vrouw! Dit was de vrouw waarmee hij al tien jaar getrouwd was en met wie hij twee (of waren het nu toch drie) kinderen mee had. Zij moest hem toch kennen en toch was ze blijkbaar vergeten dat hij geen eieren op zijn nuchtere maag kon verdragen!
‘Eh, schatje, ik heb geen zin eieren, ik dacht dat je dat al wist.’
En terwijl hij zijn antwoord zo beleefd mogelijk formuleerde, besefte Floyd dat hij misschien zelf de schuldige of althans de aanleiding tot deze reeks misverstanden was geweest. Misschien was hij zelf op kantoor, op de baan, bij zijn klanten en misschien zelfs ook thuis zodanig beleefd en vaag geweest dat hij hen niet had duidelijk gemaakt wat zijn persoonlijkheid was. Ook nu weer had hij braafjes het aanbod voor roereieren, spiegeleieren of welke eieren dan ook afgewezen, alsof het alleen vandaag niet wenselijk was. Dat deed zijn vrouw, zijn baas, zijn collega’s misschien denken dat het op een andere dag voor Floyd wèl opportuun of gebruikelijk was om eieren te eten. Of in het geval van mevrouw Nipkin, om koffie te drinken.
‘Neen?’ vroeg Floyds vrouw voor de zekerheid. ‘Voel je je wel goed, Bankie?’
Bankie? Wie was Bankie? Een soort afkorting voor Banks? Dat kon, maar wie was Banks? Hij heette Harris Floyd, neen?
‘Ik denk het niet,’ antwoordde Floyd. ‘Ik voel me eerlijk gezegd een beetje vreemd. Afwezig. Ik denk dat ik maar onmiddellijk naar het werk vertrek.’
Hij stond op, liep op zijn vrouw af en gaf haar een vluchtige kus op haar voorhoofd.
‘He, wacht even, Bankie. Zo makkelijk kom je er niet vanaf, jongen.’
‘Neen?’
‘Neen. Wie gaat de kinderen ophalen in de leercentra?’
‘Ik?’
‘Wel, iemand zal Cider moeten ophalen.’
‘Oké,’ zei Floyd nietsvermoedend en snel omdat hij op hete kolen zat en zo snel mogelijk deze chaos, deze wanorde wilde verlaten. ‘Pik jij Cider maar op, dan zorg ik er wel voor dat ik Cyan en Ryan ophaal.’
En op dat moment raasde Floyd of eerder Floyd Banks, zoals zijn vrouw hem over één nacht ijs leek te gaan noemen, uit zijn eigen woning omdat het een labyrint werd waar hij kop noch staart aan kreeg. Hij haastte zich in zijn shuttle en eenmaal op de kantoren van Human Interest, liep hij gelijk de kantine door. Een paar collega’s, waaronder mevrouw Nipkin, keken amper op en iemand vroeg:
‘Hela, goeie morgen, Banks. Een kopje koffie?’
Maar Floyd Banks negeerde alles en iedereen en balanceerde op het randje van de onbeleefdheid. Hij liep gelijk door naar de provisiekamer waar de digitale verjaardagskalender aan het ratelen was. Met kloppend hart en bevende handen zocht Banks, oftewel ex-Floyd oftewel ex-Harris, naar zijn eigen verjaardag. Hij had zijn eigen datum van geboorte ooit eens ingegeven, daar was hij zeker van. Hij liet de verschillende werknemers van de firma Human Interest passeren. Hier en daar klikte hij op een naam waardoor het profiel en de polaroid tot leven kwam, en het leven van de werknemer in kwestie in één minuut tijd werd samengevat, vertrekkende van de geboorte, over het eerste liefje, de schooljaren, het huwelijk, de geboorte van zijn of haar eigen kinderen, het werk, de vakanties, het pensioen, enz.
Banks begon ervan te zweten. Hij vond zichzelf niet meer! Hoe kon dat nu?
‘Godverdomme, dit kan toch niet! Ik moet er toch instaan. Ik besta toch!’
En plots was het daar! Daar stond het.
‘Hier: Rik Harris,’ las hij hardop en hij liet alle spanning uit zijn lichaam ontsnappen in de vorm van een luide bulderlach. Hij klopte zelfs met een hand op het apparaat.
‘Zie je wel! Ik ben helemaal niet gek. Ik ben Rik Harris. Er is helemaal geen Harris Floyd of Floyd Banks of…’
Maar lang duurde de vreugde niet. Want net voor hij de digitale verjaardagskalender wilde uitschakelen, merkte hij op dezelfde geboortedatum nog een andere werknemer op die op dezelfde dag verjaarde: 17 april 2234.
‘Wat in hemelsnaam…?’
Banks prevelde een paar woorden die sterk leken op een gebed.
‘Harris Floyd?’
Meteen ging hij weer achter de machine zitten en ging gretig op zoek naar de andere namen waarmee men hem had opgezadeld.
‘Floyd Banks? Banks Rover? Rover Ditter? Ditter Reno? Reno…’
Er kwam een hele lijst tevoorschijn met mensen, mannen en namen die allemaal op dezelfde dag als hij waren geboren en hier in ditzelfde bedrijf, Human Interest, hun verjaardagsdatum hadden ingegeven en dus hadden gevierd! Dit was onmogelijk! Wie waren die mensen? Niemand kende die mensen. Hijzelf had ze nog nooit gezien… tenzij… Tenzij hij zelf al die mensen was! Maar…
‘Ik heb toch geen meervoudig persoonlijkheidssyndroom?’ vroeg Banks zich luidop af en hij staarde verweesd naar zijn eigen gezicht in de reflectie van de digitale jaarkalender.
Er bestond inderdaad geen mogelijkheid dat dit allemaal stuk voor stuk verschillende persoonlijkheden waren die in zijn bovenkamer kampeerden. Daarvoor was Rik Harris, of hoe hij op dit moment ook mocht heten, net niet gek genoeg. Integendeel: hij was een ordinaire man, de meest normale werknemer van Human Interest. Indien dat wel het geval was geweest, dan zou geen van die persoonlijkheden toch op dezelfde dag geboren zijn? Dan zou geen van die synoniemen, zeg maar, dezelfde voorkeuren hebben, dezelfde manieren, dezelfde levenshouding en dezelfde eigenschappen als Rik Harris. Terwijl dat net wel het geval was. Het geval wilde dat Rik Harris zelf de enige was die wist dat hij geen koffie dronk, geen eieren op zijn nuchtere maag lustte, een tweeling als kinderen had. Maar het pijnlijke was dat de rest van zijn omgeving dat niet leek te onthouden… omdat hij elke week of elke dag zelfs, iemand anders werd voor hen!
‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg Banks zich af.
Hij stond op. Het laatste wat hij deed, was de lijst afgaan. De ketting, de schakels met als enige rode draad: zijn eigen persoonlijkheid. De lijst met namen was twee jaar geleden begonnen met een zekere Dirg Gets en was momenteel opgelopen tot Banks Rover. Banks begreep er niets van, maar hij wist één ding. De hele wereld leek hem keer op keer te vergeten. Zijn persoonlijkheid verscheen elke dag als een laagje mist in de ochtend, maar tegen de middag was de mist opgetrokken en bleef er niets meer van over.
‘Er moet toch iemand zijn,’ zei Banks.
Tegen de middag had Banks al zijn afspraken met klanten afgezegd en had hij voor zichzelf een afspraak gemaakt met de interne psycholoog van Human Interest. Het ging om een kerel die Dr. Bliss heette en die instond voor de ultieme goedkeuring van de Persoonlijkheid Pakketten. Hij was ook de man die in crisissituaties, klachten of zelfs processen op het appel werd geroepen om het bedrijf te redden. Er waren immers altijd wel klanten die na inplanting van bijvoorbeeld een melancholische persoonlijkheid onbewust terug verlangden naar hun vorige persoonlijkheid. Een ingebouwde en ongewilde paradox of bug, zoals Dr. Bliss het noemde.
Banks moest niet wachten in de wachtkamer en liep onmiddellijk het kantoor van de psycholoog binnen. Een tiental minuten later had hij de hele vreemde zaak in geuren en kleuren uitgelegd.
‘Hm,’ besloot Dr. Bliss. ‘U hebt dus de indruk dat uw persoon dagelijks weer vanaf nul moet beginnen. U denkt dat u bij de mensen en uw omgeving niet blijft hangen?’
‘Ja, dat wist ik al langer dan vandaag,’ zei Banks. ‘Maar de laatste tijd is er nog iets bijgekomen.’
‘Ja?’
‘Ik weet het zelf ook allemaal niet meer. Ik heb het gevoel dat ik mezelf continu aanpas aan mijn omgeving, als een soort kameleon. Met andere woorden: als de mensen me Floyd noemen, ook al weet ik dat ik niet zo heet, ben ik geneigd daarin mee te gaan. Ik begin mijn eigen persoonlijkheid af te breken om mijn omgeving niet tegen de borst te stoten. Het wordt op de duur ook zo vermoeiend om alsmaar in herhaling te vallen, weet u, doc.’
‘Hm, ik begrijp het,’ zei Dr. Bliss. ‘Dit doet me eerlijk gezegd denken aan een heel eigenaardige zaak. Het was een éénmalig feit dat me altijd is bijgebleven en ik moet toegeven dat ik in de twintig jaar dat ik hier werk, nooit meer zoiets heb meegemaakt, meneer…? Sorry, ik ben uw naam vergeten.’
‘Ach, het maakt niet uit,’ zei Banks de schouders ophalend. ‘Welke zaak?’
‘Wel, ik herinner me een klant die de eerste reeks van Pépé’s wilde testen. We spreken over een tijd geleden toen het hele handeltje nog niet eens op de markt was en het materiaal nog allemaal moest worden uitgetest. Wij van Human Interest sprongen een gat in de lucht. De klant was heel tevreden en werd een van onze beste klanten tot hij een aantal jaren geleden het idee kreeg dat het allemaal niet genoeg was. Hij was ook verslaafd geraakt aan de Persoonlijkheid Pakketten en wilde méér.’
‘Meer?’
‘Ja, om de een of andere reden vond hij die verschillende persoonlijkheden te relatief en te soft. Hij wilde harder spul.’
Banks schoof onrustig en ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel. Waar doelde de psycholoog op? Drugs? Hallucinaties?
‘Ik weet dat dit misschien heel onaards zal klinken, maar op dat moment kreeg ik van de directeur groen licht om behalve de Persoonlijkheid Pakketten, nog een andere divisie op te starten in dit bedrijf. Een geheim product, zeg maar, dat in dezelfde lijn lag, maar dat nog een stuk verder ging dan de gewone persoonlijkheid implantaties.’
Banks slikte. Hij was dit kantoor binnengestapt om meer te weten te komen over zijn eigen dolgedraaide persoonlijkheid, en kreeg te horen dat er een of ander mysterieus, belangrijk geheim experiment bij Human Interest werd uitgevoerd.
‘U moet begrijpen dat dit… experiment nooit het daglicht heeft gezien. Het is te zeggen: het is nooit naar buiten gebracht omdat het feitelijk nog steeds aan de gang is. Ziet u, in deze nieuwe divisie ging het niet om pakketten persoonlijkheden, maar om pakketten… zielen.’
Banks slikte nu niet meer. Hij verslikte zich. Dr. Bliss liet een portie gezuiverd water uit het plafond neerdalen en knikte naar Banks. Maar Banks stak weigerachtig een hand op.
‘Het gaat wel. Zielen, zei u?’
‘Ja. In wezen kwam het hierop neer: de klant kreeg geen verschillende persoonlijkheden, maar bood zichzelf aan als een soort van tussenstation tussen leven en dood. Mensen die waren gestorven werden als het ware opgeslagen in zijn of haar lichaam en geest, in afwachting van hun reïncarnatie naar een ander, nieuw geboren lichaam.’
‘Een tussenstation? Reïncarnatie?’
Banks had natuurlijk wel al gehoord over de verschillende vormen van religie en godsdienst, maar hijzelf hield er een vrij duidelijk geloof op na: hij geloofde namelijk in niets. Zelfs niet in reïncarnatie.
‘Dit is een grap, neen?’
‘Neen, waarom zou het een grap zijn? Ik zeg ook niet dat uw zaak een vorm van deze voorlopige reïncarntie inhoudt. Het kan evengoed iets anders zijn.’
Banks keek Dr. Bliss strak aan. Er was iets in de manier van praten en kijken dat hem aan het denken zette. Hij voelde de achterdocht in het kantoor. Hij vroeg zich af wat voor persoonlijkheid de psycholoog zelf had. Had hij een natuurlijke persoonlijkheid of droeg hij een pakket in zichzelf? Was hij getrouwd, hield hij van koffie of thee en huilde hij wel eens of was hij rationeel ingesteld? Banks kon het niet weten want hij kende de man niet echt goed, ook al wist hij dat Dr. Bliss bij Human Interest werkte.
Maar… er ging plots een kleine schok door hem heen! Toen hij zich naar het kantoor van Dr. Bliss had begeven, moest hij een digitale plattegrond raadplegen en de interne computer volgen om de weg te vinden. Bovendien kende hij niet eens de voornaam van Dr. Bliss, ook al hadden ze elkaar al een paar keer gezien in de kantine, op de parking van de shuttle en zelfs tijdens een of ander bedrijfsfeestje. Het werd langzaamaan zonneklaar: het was niet alleen Banks Rover die niet in dit bedrijf bleef hangen, ook Dr. Bliss, en wellicht ook de rest van de werknemers waren gedoemd om zich elke dag weer opnieuw bloot te geven en te bewijzen. Alsof ze elke dag weer opnieuw aan hun eerste werkdag begonnen.
‘Weet u,’ begon Banks Rover voorzichtig. ‘Ik denk niet dat ik veel over u weet, doc.’
‘Dat klopt,’ grijnsde Dr. Bliss. ‘En toch hebben wij elkaar al veel gesproken. Vreemd, he?’
Wat was er aan de hand bij Human Interest? Eén grote brainwash-operatie die ervoor zorgde dat de werknemers stuk voor stuk elke dag weer opnieuw genoodzaakt waren met een schone lei te beginnen en zodoende als een verse kracht, in hun eigen geest, aan de slag moesten gaan? Alsof ze letterlijk dagelijks werden vervangen door… nieuwe krachten. Of in dit geval: nieuwe… zielen?!
‘Ik denk dat u meer over deze zaak en mijn zaak weet dan u zelf wilt toegeven, nietwaar, doc?’
‘Dat kan best zijn. Het enige wat ik weet,’ gaf Dr. Bliss toe. ‘is dat u, evenmin als ik, weet of ik graag sport of niet, of ik rook of niet, of mijn ouders nog in leven zijn of niet, of ik jongens of meisjes als kinderen heb, of…’
‘Ja, ik snap het al,’ zei Banks Rover. ‘Of eerder: ik snap het niet. Waarom?’
Dr. Bliss zweeg en keek voor zich uit.
‘Wat is bedoeling van deze ziel-paketten? Het kan toch niet alleen een tekort aan ‘gastheren’ geweest zijn? Het kwam volgens mij Human Interest goed uit dat jullie die zielen in jullie werknemers konden laten logeren als het ware, nietwaar? Op die manier werden het dagelijks nieuwe recruten. Maar de keerzijde is dan natuurlijk wel dat de echte persoonlijkheid vervaagt tegen de achtergrond van die voortdurende veranderende zielen.’
Dr. Bliss bleef zwijgen. Hij stond op en liet Banks Rover buiten. Het enige waarmee hij deze sessie besloot was:
‘U hebt er goed aan gedaan dit… ongemak te melden, Rover.’
Banks Rover besefte toen al dat Dr. Bliss op zodanige persoonlijke voet was overgeschakeld dat hij hem bij zijn voornaam noemde. Banks Rover was al niet meer. Banks Rover was al verhuisd naar een definitief lichaam. De volgende ziel die in zijn lichaam kampeerde was Rover Ditter. Maar dat betekende dat…?
‘Ik was de klant die al die tijd geleden met de Persoonlijkheid Paketten begon, nietwaar, dokter?’
Dr. Bliss knikte zelfvoldaan.
‘Bestaat er een betere manier om producten aan de man te brengen door ze zelf uit te testen? Alleen zo weet je waarover je spreekt en hoe je die dingen kan verkopen.’
‘En dus was ik het ook,’ besloot Rover Ditter, ‘die bereid was mezelf open te stellen voor de bewaring, de tussentijdse bewaring van de gestorven zielen.’
‘Ja, maar je bent niet de enige meer, Rover. We zouden je allemaal heel dankbaar moeten zijn want je hebt de weg voor ons geopend. We hebben ons nu allemaal na verloop van tijd opengesteld voor zielen. Het is… verrijkend, nietwaar? Je zal merken als je werkelijk rondvraag doet en je collega’s probeert beter te leren kennen, dat ze al evenmin een persoonlijkheid hebben als jij. Je had het gewoon veel te druk om zelf op onderzoek te gaan. Je was ietsje te veel met jezelf bezig, Diller, om te merken dat iedereen hier bij Human Interest niets meer is dan een vaag omhulsel.’
Met dit slotakkoord dat nog een tijdje in het hoofd van Rover Diller bleef nazinderen, liet de psycholoog hem uit. Daarna ging Dr. Bliss weer achter zijn bureau zitten; hij dronk zelf het zuivere water uit het kopje dat hij voor de eerste, echte werknemer van Human Interest had besteld op en vroeg, via de videofoon, de directeur van de firma naar het voorplan:
‘Meneer? We zitten met een probleem.’
‘Is het het probleem dat we al verwacht hadden?’
‘Ja, ik vrees van wel. We hebben een code rood.’
‘Het is…hem, he?’
‘Ja.’
‘In welk stadium is hij beland?’
‘Hij zit in het stadium Rover Diller, meneer.’
‘Oké, Bliss. Je hebt er goed aan gedaan dit te melden. Ik zorg er wel voor dat deze zaak wordt opgelost.’En op die manier werd Rover Diller later die dag naar de kantine geroepen voor zijn laatste kopje koffie –ook al kon hij dat zwarte spul nooit door zijn keel krijgen- alvorens hij in een magazijn in de kelder met een spuitje werd afgemaakt, als een zieke hond, en zodoende voorgoed het laatste restje persoonlijkheid verloor wat hem nog restte. Rover Diller was niet meer en werd nu zelf overgeplaatst naar een transferlichaam. En op de digitale verjaardagskalender kreeg de rest van de schakel of de ketting meteen een aangepaste geboortedatum.
‘Hoe staan de zaken ervoor, Harris?’
‘Het gaat goed,’ zei Harris hoewel hij niet graag pochte over zichzelf.
‘Hoever sta je met de introductie van die nieuwe etherische persoonlijkheid?’
‘Het slaat nog niet echt aan, meneer,’ zei Harris naar waarheid. ‘Maar dat wil niets zeggen. Toen we met die nieuwe reeks creatieve persoonlijkheden begonnen en we die op de markt brachten, moest men er ook niets van weten. Men was nog steeds in de ban van de marketeers en managers. En we weten allemaal hoe het die pakketten zijn vergaan. We zitten nog altijd met een stock van hier tot in Eneris.’
‘Je hebt gelijk, Harris,’ zei Honter terwijl hij op zijn desktopscherm een staaltje bekeek van het nieuwste prototype van een psychotische persoonlijkheid. ‘Je hebt donders gelijk. Het gaat allemaal zo snel tegenwoordig. Het ene moment is de feministische persoonlijkheid weer helemaal in, het andere moment moeten het weer allemaal macho’s zijn. Ik snap het soms ook allemaal niet meer. Maar zeg me eens, Harris, hoe gaat het me de kinderen?’
‘Zeer goed, meneer,’ zei Harris. ‘Ze ontwikkelen momenteel hun eigen persoonlijkheid.’
‘Goed, goed,’ zei Honter afwezig omdat hij nog steeds in de ban was van het voorbeeld van de psychoot. Op het scherm zag je een man ineens woedend worden en zich afreageren door een computer door het raam te gooien. ‘Een echte persoonlijkheid?’
‘Dat mag ik hopen, meneer. Ik denk dat ze nog wat te jong zijn om een pakket uit te testen.’
‘Goed, goed,’ herhaalde Honter weer. ‘Ze hebben nog de tijd, he? Wat zijn het nu weer? Twee meisjes?’
‘Een jongen en een meisje,’ zei Harris en hij vermeldde er voor de twintigste keer hun leeftijd en naam bij, maar hij wist dat het boter aan de galg was. Hij wist dat Honter geen oor had en dat zulke zaken nooit bij de baas bleven hangen. Honter was de enige –behalve Harris- in het bedrijf die zelf nog nooit een eigen persoonlijkheid pakket had uitgetest. Hij had met zijn eigen persoonlijkheid genoeg: strak, zakelijk en koel. Harris deed dan ook geen moeite meer om de namen van zijn kinderen te herhalen. Maar die ochtend brak zowat zijn klomp toen hij Honter hoorde vragen:
‘Weet je, Harris, ik ken eigenlijk nog altijd niet je achternaam.’
‘Harris,’ zei Harris. ‘Dat is mijn achternaam.’
‘Neen! Werkelijk! Dat meen je niet? Ik dacht dat Harris je voornaam was.’
‘Neen,’ zei Harris die het wel kon weten. ‘Harris is mijn achternaam. Ik heet Rik. Rik Harris.’
‘Wel heb je ooit, Rik. Mag ik je Harris blijven noemen, Harris?’
‘Wat u maar wilt, meneer.’
Maar Harris staarde naar zijn schoenen. Hij had dit gesprek al eens eerder gevoerd. Meer nog, hij had het al meer dan tien keer gevoerd. Meer bepaald: elke maand, het moment waarop hij zijn cijfers kwam afgeven in dit kantoor en dit gesprek voerde, moest hij zijn baas overtuigen dat Rik zijn voornaam was en Harris zijn achternaam. Het bleef gewoonweg nooit hangen. Hij, Rik Harris, bleef nooit hangen.
‘Meneer?’ vroeg hij voorzichtig.
‘Ja, Harris.’
‘Ik werk hier al twee jaar. Ik voel me hier goed, begrijp me niet verkeerd, maar ik heb soms het gevoel dat ik niet genoeg betrokken ben bij de zaak.’
‘O?’
‘Ja.’
‘Waar wil je heen, Harris?’
Om een of andere reden wist Harris dat Honter zijn voornaam alweer was vergeten. Dat was niet zo verwonderlijk, net zoals het niet te verwonderen was dat zijn collega’s zijn verjaardag nog altijd niet op de digitale kalender hadden gezet, dat ze niet wisten dat hij de enige was die met een oude shuttle vloog en dat hij in de top vijf zetelde van de Pépé’s.
‘Nergens, meneer,’ zei Harris en hij stond op.
Misschien moest hij maar eens een van die Persoonlijkheid Pakketten bij zichzelf inplanten. Zo zou hij er op zijn minst zeker van zijn dat zijn persoonlijkheid zou blijven plakken. Want zoals het er nu naar uitzag, was Rik Harris, na twee jaar, nog altijd een spook, een geest, een nobody.
Die dag zat Harris voor zijn zesde huisbezoek tegenover een vent die een opvliegend karakter had besteld. Hij had de hele boel twee maand geleden betaald en een maand geleden laten inplanten, en Harris was de man die moest nakijken of het pakket goed functioneerde. Hij zat voor de man in kwestie en overliep een vragenlijst.
‘U heeft dus geen grote klachten, meneer Olson?’
‘Niet speciaal, neen. Ik had het me wel iets heviger voorgesteld,’ antwoordde de man. ‘Maar eigenlijk valt het best mee. Ik heb hooguit een paar borden en glazen kapot gegooid en een paar keer heel luid geroepen, maar het is niet alsof ik mijn vrouw al heb geslagen of verkracht.’
‘Dat is niet de bedoeling, meneer Olson,’ zei Harris met een flauw lachje. Hij keek naar de volgende vraag, maar zijn klant voegde eraan toe:
‘Ik ben evenwel heel tevreden met het resultaat, als ik eerlijk mag zijn. Weet u, vroeger zou ik bij het minste in mijn schelp gekropen zijn. Ik zou het allemaal maar opgekropt hebben en als een deurmat over me heen hebben laten gaan. Ik zou er een tumor van gekregen hebben en het zou mijn hele leven en systeem hebben verpest. Maar nu, door dat agressie-pakket kan ik tenminste wat stoom afblazen. Het geeft me weer vrijheid; ik spuug het eruit, ik klop met mijn vuist tegen de muur en ik schop tegen een paar dingen, maar daarna is het gedaan en kom ik tot rust.’
‘Dat is de bedoeling,’ zei Harris. ‘Wij, van Human Interest, willen dat u zich door een pakket beter in uw vel gaat voelen. Letterlijk en figuurlijk. De natuur heeft een mens een persoonlijkheid gegeven, maar dat betekent nog niet dat dat uw meest natuurlijke persoonlijkheid is. Ik zal u nu een paar vragen stellen met betrekking tot uw lichaam en de respons die het geeft op die agressie. Het kan namelijk zijn dat we de dosis nog wat moeten bijstellen omdat uw lichaam en hart te hevig reageren waardoor de kans op een hartinfarct of een zenuwinzinking te groot is.’
‘Natuurlijk,’ zei de man die Olson heette. ‘Maar als u het niet erg vindt, wil ik wel eerst eens bellen naar mijn vrouw. Ze heeft me gezegd dat ze nog wat boodschappen moest doen, maar het is nu al na vijven en ik begin me eerlijk gezegd een beetje zorgen te maken.’
Harris hield zijn vragenlijst klaar en zag hoe de man zijn vrouw opspoorde met zijn zender. Het gesprek begon vredig, maar al snel werd Harris duidelijk dat de dosis agressie in het Persoonlijkheid Pakket te groot was. De man schoot uit zijn kraam, vervloekte zijn vrouw en begon tien minuten lang te tieren en dingen kapot te gooien. Op een gegeven moment kwam het zelfs zo ver dat Olson zijn schoen uitschopte en als hamer gebruikte om tegen zijn eigen hoofd te slaan. Het was ten slotte Harris die hem weer op het appel riep. Traag en met een zwetend voorhoofd kwam de man voor hem zitten.
‘Sorry dat je dit moest zien.’
‘Ik ben blij dat ik het heb gezien,’ zei Harris. ‘Dat bespaart me een paar vragen.’
Rik Harris begon de helft van zijn vragenlijst te schrappen en aan het eind vulde hij in het laatste hokje in:
‘Een evaluatie is aangeraden.’
Aan het einde van het gesprek trachtte Harris nog even de mogelijkheid aan te kaarten om over te schakelen van een Agressie Type 1 naar een Agressie Light, maar de man hield voet bij stuk (een deel de verdienste van het nieuwe pakket) en wilde de agressie in zijn lijf blijven voelen. Toen hij Rik Harris buiten liet, schudde hij hem de hand en zei:
‘Bedankt om langs te komen, meneer…?’
‘Harris,’ zei Harris. ‘Rik Harris.’
‘Harris? Ik dacht dat je anders heette.’
‘Neen, ik heet wel degelijk Harris,’ hield Harris met een venijnig lachje vol.
‘Wel, ik wil je bedanken, Harris. Dit heeft mijn leven veranderd. Jij ziet eruit als een keurige, evenwichtige perfecte persoonlijkheid. Jij bent een wandelende reclame voor jullie producten, zeker?’
Harris glimlachte alleen maar. Hij had geen zin om over zijn eigen aangeboren persoonlijkheid te beginnen. Waarom zou hij ook? Als hij dat zou doen, dan zou hij afbreuk doen aan het bedrijf waarvoor hij werkte. Hij kon zijn eigen persoonlijkheid dus maar aanwenden als reclame, ook al was zijn persoonlijkheid hem aangeboren, niet ingeplant.
‘Je hebt kinderen, he?’
‘Ja,’ zei Harris.
‘Ja, dat weet ik nog uit ons eerste gesprek toen we het contract hebben getekend. Wat was het nu weer? Een tweeling?’
‘Een jongen en een meisje. Ze schelen twee jaar.’
‘Welwel, waarom zat ik nu de hele tijd met die tweeling in mijn hoofd? Een mens heeft soms een bepaald gedacht over een mens, he?’
‘Ja.’
‘Zeg, wat met de verzekeringen, Floyd?’ vroeg de man opeens.
‘He?’
‘Wat als ik mijn hand breek als ik weer maar eens tegen een muur mep? Wat gebeurt er dan? Wordt dat vergoed door de verzekering van Human Interest of wordt dat op mijn rekening gezet? Wie is eigenlijk verantwoordelijk? Ik of jullie?’
‘Wel…’
Harris probeerde zich te concentreren, haalde een paar paragrafen in zijn hoofd boven uit het standaardcontract dat hij de man twee maand geleden had laten tekenen. Maar hij kon het niet. Waarom had die man hem ineens zonder veel aanleiding Floyd genoemd? Waar kwam die naam Floyd vandaan? Hij heette Harris, Rik Harris!
‘Ik…’
‘Je hoeft het me nu niet te vertellen, Floyd,’ zei Olson. ‘Ik zal het wel horen als het zover is. Zoals ik het bekijk, heb ik de zaken toch niet meer in de hand, nietwaar? Ik leef vanaf nu op de rand. Maar het voelt goed. Het is een bevrijding.’
Harris werd zachtjes buiten geduwd, maar het lag niet in zijn persoonlijkheid om het hierbij te laten. Hij was niet alleen een huis-aan-huisverkoper van persoonlijkheden, hij was een opvolger, een buddy die er zowel bij de verkoop als bij de installatie, de operatie én de opvolging op toezag dat alles naar behoren verliep. Een beetje zoals een reisbegeleider naar Antros dag en nacht betrokken bleef bij de trip van zijn klanten.
‘Ik zal het nakijken, meneer Olson,’ zei Harris.
‘Oké, geen probleem, Floyd.’
Harris wilde doorlopen, zich niet meer omdraaien en zich concentreren op de twee volgende klanten van die dag, maar hij kon het niet laten. Het werd hem te veel en het was de eerste keer dat zijn natuurlijke persoonlijkheid –evenwichtig en diplomatisch- werd verstoord. Hij kon het toch onmogelijk hierbij laten? Hij heette Rik Harris! Hij kende geen Floyd. Oké, het was de moeite niet om er een staatszaak van te maken, maar hij was en bleef de contactpersoon voor Olson en dus moest hij de puntjes wel op de i zetten. Met een flauwe glimlach draaide hij zich om.
‘Weet u, het is trouwens Harris. Niet Floyd.’
‘Wie is het?’
‘Wie is wat?’
‘Wie is Harris?’
‘Ik.’
‘Ik snap het niet, Floyd. Waar heb je het over?’
‘Ik zeg je dat ik niet Floyd, maar Harris heet. Rik Harris.’
‘Ja?’
‘Ik heb je daarnet toch net mijn naam gezegd?’
‘Ach ja, vergeten wellicht.’
De man bleef hem even stomverbaasd aankijken. Harris zag dat hij zich op gevaarlijk terrein begaf. De agressie-factor in het bloed en de hersenen van Olson begonnen te ratelen en kwamen in beweging. Hij moest opletten.
‘Wat je maar wil, Floyd. Ik wil je best Harris noemen, hoor…’
‘Dat is het net,’ zei Harris. ‘Ik wil dat je me zo noemt en niet Floyd.’
‘Luister,’ begon Olson lichtjes geïrriteerd en op het punt om ineens uit zijn kraam te schieten. ‘Is dit weer een van die vragen van je, Floyd? Is dit een test? Een test om te zien of ik weer ga beginnen flippen en te zien of dat spul van jullie zijn effect niet gemist heeft? Wel, ik kan je vertellen dat het ding werkt, hoor. Ik heb er namelijk genoeg van. Ik bedoel, je komt me hier lastigvallen in mijn eigen huis terwijl mijn vrouw alsmaar wegblijft en niet meer terugkomt, en dan heb je nog het lef om me uit te dagen ook. Wel, als je nog lang in mijn buurt blijft rondhangen, zal ik je eens een staaltje tonen van dat Agressie Type 1. Je zal dadelijk merken hoe effectief dat spul wel is.’
Harris maakte zich uit de voeten. Hij voelde zelfs niet de behoefte om te beseffen dat dit een zoveelste Persoonlijkheid Pakket was dat werkte. Er leek iets anders mis te zijn. Er was iets mis met zijn eigen persoonlijkheid. Meer bepaald: hij leek er gewoon geen te hebben!
Diezelfde avond ging hij, voor hij naar huis vloog, langs op kantoor. De meesten hadden al uitgecheckt voor het weekend. Harris trof er alleen nog de schoonmaakploeg aan, de twee robozuigers, en een oudere vrouwelijke collega die in haar kantoor zat te snotteren. Harris klopte zachtjes tegen de openstaande deur en vroeg:
‘Wat scheelt eraan, mevrouw Nipkin?’
‘Oh, Harris. U bent het.’
Harris glimlachte. Meteen ging er een zucht van opluchting door zijn lichaam. Ze had hem Harris genoemd! Het was een opsteker van jewelste. Er was dus toch nog iemand die zich hem leek te herinneren.
‘Ja, ik ben het,’ zei Harris en hij moest zich inhouden om eraan toe te voegen: ik ben het, Rik Harris.
‘Het zit me niet mee,’ ging mevrouw Nipkin verder.
‘O?’
‘Neen, helemaal niet. Ik denk dat ik te snel ben overgeschakeld op die emotionele pakketten.’
‘O, jeetje,’ zei Harris omdat hij wist wat dat te betekenen had. ‘U hebt toch vier weken gewacht, mag ik aannemen?’
‘Wel…’
Het was duidelijk dat mevrouw Nipkin er helemaal ondersteboven van was. Het gerucht deed al een tijdje de ronde dat Nipkin verslaafd was aan de pakketten. Ze had ze allemaal één voor één uitgetest, omdat ze zogezegd moest weten wat ze verkocht en waarmee ze de baan opging, maar de laatste tijd volgden die persoonlijkheden elkaar zo snel op, dat de incubatietijd van vier weken wachten niet meer werd gehaald. Zo was het dat mevrouw Nipkin in de laatste maand al drie verschillende persoonlijkheden had opgenomen. Ze leed aan een meervoudige persoonlijkheid.
‘Ik weet dat de seksueel gefrustreerde persoonlijkheid nog niet volledig was uitgewerkt toen ik het onderdanige, huiselijke karakter liet installeren. Dat gaf al een paar problemen thuis, ziet u. Maar nu is daar ook nog eens de impulsieve persoonlijkheid aan toegevoegd en ik weet met mezelf echt geen raad meer, Harris.’
‘Alsjeblief… noem me maar gewoon…’
‘Oké,’ ging mevrouw Nipkin verder. ‘Ik zal het zeggen waarop het staat, meneer Floyd. Ik heb het gevoel dat die persoonlijkheden mij aan het overmeesteren zijn.’
‘Wacht ’s even,’ zei Harris en hij deinsde achteruit.
Maar mevrouw Nipkin stond op en kreeg een soort helder licht in haar ogen. Ze leek er compleet door te zitten, maar niettemin vond ze toch de kracht om te beantwoorden aan de lokroep van haar drie persoonlijkheden. Ze kwam op Harris af en greep zijn handen vast.
‘Meneer Floyd…’
‘He, wat is dit?’
‘Zou je het erg vinden mocht ik je oraal bevredigen?’
Harris wist niet goed waar hij het had. Dit dametje sprak niet alleen wartaal, het belangrijkste wat was blijven hangen, was die naam. Meneer Floyd. Waar had ze het over?
‘Wacht ’s even,’ herhaalde hij met klem en hij duwde haar handen terug weg. Beangstigend en voor het eerst echt in paniek keek hij haar doordringend aan.
‘Waarom noem je me Floyd? Ik zei toch dat ik Harris heette?’
‘Natuurlijk heet je Harris. Dat weet ik toch!’
‘Waarom noem je me dan anders?’
‘Waarom noem je me dan meneer Floyd?’
‘Meneer Floyd, wat is dit?’
Harris stond zowat op het punt om zich de haren uit het hoofd te rukken.
‘Dat kan ik beter vragen!’
‘U heet toch Floyd én Harris. Harris Floyd: dat is toch uw naam? uw voor – en achternaam?’
Harris bekeek mevrouw Nipkin met een mengeling van weerzin en ontzag. Het was normaal dat een vrouw die verslaafd was geraakt aan verschillende persoonlijkheden ze allemaal niet meer op een rijtje had, maar dit was meer dan dat. Dit had meer te maken met zijn persoonlijkheid. Wat was er aan het gebeuren? De naam Rik bestond blijkbaar niet meer. Het was alsof er een ketting in gang was geschoten. Harris, begonnen als achternaam was nu een voornaam geworden, gevolgd door Floyd.
‘Mevrouw Nipkin,’ hervatte Harris in de hoop de sereniteit in het kantoor terug te vinden. ‘Rustig maar. Ik wil u best helpen. Maar dan moet u eerst even een paar vragen beantwoorden.’
‘U wil toch niet dat ik de vragenlijst beantwoord, meneer Floyd? U gaat me toch niet verlinken?’
‘Neen, ik heb het over een paar persoonlijke vragen. Over mijn persoonlijkheid.’
‘Uw persoonlijkheid? Waarom zou ik dat doen? Wat heb ik daarmee te maken?’
Harris haalde diep adem en vroeg zich af waarom ze dat inderdaad zou doen. Maar mevrouw Nipkin was het perfecte proefpubliek om zijn eigen persoonlijkheid te testen. Of althans, wat daarvan overbleef. Harris had haar gedurende de hele twee jaar dat hij bij Human Interest werkte, bijna dagelijks gezien. Nu hij er dieper over nadacht was zij degene waarmee hij het meest had gepraat. Ze moest hem dus wel kénnen. Meer nog, als er iemand wist wie Rik Harris, of Harris Floyd, zoals hij te horen kreeg, was, dan was het dit dametje wel.
‘Mevrouw Nipkin, eet ik hier elke dag mijn lunch of niet?’
‘Wat?’
Hij zag hoe de vraag, hoe ongewoon ook, haar vreemd genoeg wat kalmeerde.
‘Of ik hier elke dag op kantoor eet of niet?’
‘Eh… ik weet niet waar u op doelt?’
‘Antwoord op de vraag!’
De stem van Harris, oftewel Harris Floyd zoals ze hem noemde, bulderde door de verlaten gangen van het kantoor. De robocleeners keken niet op.
‘Ik denk dat u buitenshuis eet. Ik kan me alleszins niet herinneren u hier in de kantine veel gezien te hebben.’
‘Dank u wel. Volgende vraag, mevrouw Nipkin. Ben ik getrouwd?’
‘Wat?’
Harris deed zijn best zo dreigend mogelijk te kijken. Het werkte. Mevrouw Nipkin stamelde:
‘Eh, ik denk het wel, neen?’
Ze vormde een pijnlijke frons om aan te geven dat ze het eigenlijk niet echt wist en alleen maar een gokje waagde.
‘Maar dat hoeft niet in de weg te staan. Ik kan u nog altijd oraal…’
‘Volgende vraag. Mevrouw Nipkin, drink ik wel eens een kop koffie?’
‘Wel, ik meen me te herinneren…’
‘Waar werk ik in dit kantoor? Waar ligt mijn vertrek? Voor welke afdeling werk ik? Blijf ik hier of ga de baan op? Vlieg ik of rij ik? Werk ik soms tot ’s avonds laat of kom ik eerder een uur vroeger werken? Ben ik een macho of ben ik eerder vrouwvriendelijk? Welke opleiding heb ik gevolgd? Maak ik graag grapjes, ben ik een prater of een luisteraar…’
Harris wilde zijn hele cv van zijn hele leven opdreunen en in vraag stellen tot mevrouw Nipkin letterlijk naar adem hapte.
‘Heb ik kinderen, mevrouw Nipkin?’
‘Dat is een makkelijke: ja.’
‘Hoeveel kinderen?’
‘Dat weet ik: drie, neen? Twee jongens en een meisje.’
‘U heeft me echt geholpen, mevrouw Nipkin,’ zei Harris zacht terwijl hij op het punt stond de deur van haar kantoor zachtjes te sluiten. En jij kan je multipersoonlijkheidsproblemen of overdosissen zelf oplossen, armzalige trut, dacht hij erbij.
‘He, meneer Floyd, ik bedoel, wat was je voornaam nu weer?’
Harris deed geen moeite meer om te antwoorden.
‘U gaat me toch vertellen of ik juist ben? Ik zat erop, toch. Ja, toch, he?’
Harris haalde zijn schouders op en trok de deur achter zich dicht. Hij deed alsof het hem niet veel kon schelen of mevrouw Nipkin een goeie score had gehaald. Maar de waarheid, de ongelooflijke waarheid was dat hij het zelf niet eens meer wist! Drie kinderen? Het was in zichzelf ook gaan schemeren: het begon allemaal zo hard te vervagen dat hij het zelf niet meer kon bijhouden.
‘Mijn god,’ dacht hij in zichzelf terwijl hij naar huis vloog, of althans, naar de plek waarvan hij dacht dat het zijn huis was. ‘Ik ben de greep op mezelf verloren. Wie ben ik in hemelsnaam?’
Thuis lag Harris’ vrouw al te slapen. Het deed hem deugd dat hij in alle stilte en op zijn eigen tempo zijn eigen vertrek, zijn eigen woning en zijn eigen gezin in alle rust kon opnemen en ‘verifiëren’. Hij herkende alles; het was niet alsof ze met zijn geheugen of hersenen hadden geknoeid. Hij had evenmin een nieuw persoonlijkheidspakket getest; het was gewoon één grote grap geweest die hem aan het wankelen had gebracht. Harris nam een douche, kroop in zijn thermische slaapjas en ging nog even kijken bij zijn kinderen. Het waren er inderdaad twee, zoals hij altijd al gedacht had.
‘Een jongen en een meisje,’ fluisterde hij zichzelf in toen hij met een warm hart zijn spruiten in dromenland bekeek.
Pas toen hij de deur weer dichttrok, drong het tot hem door dat het inderdaad een tweeling was. Maar het waren een jongen en een meisje, neen? Was het belangrijk dat het om een tweeling ging? Wellicht niet. Hij had het in ieder geval niet belangrijk genoeg gevonden om ermee te koop te lopen. En toch. En toch had mevrouw Nipkin hem aan het twijfelen gebracht toen ze zei dat hij drie kinderen had. Maar hij had er geen drie! Hij had nergens een derde kind rondlopen. Geen bastaard, geen kunstmatig en zelfs geen spermatozoïde in de bank. Harris besloot het allemaal te laten rusten en kroop onder de wol.
In afwachting van de slaap die elk moment kon komen, bereidde hij zich voor op het gesprek dat hij de volgende ochtend wel weer zou hebben in de kantine met een van zijn collega’s. Misschien zelfs weer, zoals gebruikelijk was, met mevrouw Nipkin. Hij, Harris Floyd, zou niet veranderd zijn; integendeel: alles zou alweer gewist zijn uit het geheugen van de rest van de wereld: zijn baas, zijn collega’s, zijn klanten. Hij zag het zo alweer voor zich. Hij zag zichzelf al binnenkomen. Mevrouw Nipkin zou opkijken en vragen:
‘O, goeie morgen, Floyd. Ook een kopje koffie?’
En net zoals elke ochtend zou Harris gaan zitten en het mens moeten duidelijk maken dat hij koffie haatte. Hij zou beleefd zijn hand opsteken en weigeren.
‘O, niet in de mood vandaag?’
‘Neen, ik moet de baan op vandaag,’ zou Floyd zeggen. ‘Ik zou te nerveus worden.’
‘Jeetje, meneer Banks moet de baan op, hoor. Ga je eigenlijk veel de baan op, Floyd? Ik mag je wel Floyd noemen, he?’
Het zou een zoveelste herhaling worden. Steeds weer dezelfde routine, dezelfde vragen, dezelfde situatie, alsof Harris steeds weer dezelfde dag herbeleefde. Maar dat was het probleem niet. Hij had het al eens vroeger gecheckt. Hij had op de digitale verjaardagskalender gekeken en die ging wel degelijk vooruit. De dagen verstreken. Het zou trouwens bij diezelfde digitale kalender zijn dat hij weer maar eens op zoek zou gaan naar zijn naam en zijn geboortedatum.
‘Weet u, mevrouw Nipkin, waar sta ik ergens in die verjaardagskalender?’
‘Weet ik veel, Floyd. Wanneer is het je verjaardag?’
Het was een test, het kon niet anders. Hoeveel keer had hij zijn collega’s al niet gezegd wanneer hij verjaarde. Twee keer al had hij op die dag een mandje met kunstmatig fruit meegebracht om het alsnog te vieren en toch waren ze het weer vergeten. Meer nog: Floyd had zijn verjaardag zelf ingevoerd in het systeem! Hoe kon dat dan weer zomaar verdwenen en gewist zijn?
‘Het maakt eigenlijk niet veel uit,’ hoorde Floyd zichzelf weer zeggen als vanouds. En het mààkte ook zo gek niet veel uit, als het maar één keer zou voorkomen, maar na twee jaar zou je toch wel verwachten dat ze het weten.
Die nacht sliep Floyd weinig. Hij werd wakker met een bonkend hoofd en merkte dat zijn vrouw al was opgestaan. Hij nam een douche en besefte terwijl hij het warme water over zich liet stromen dat hij gisterenavond al een douche had genomen. Hij vergat zich te scheren en maakte op de roltrap naar beneden de bedenking dat hij zich gisterenavond niet had geschoren. Hij was in de war. Wanneer nam hij een douche en wanneer schoor hij zich? Wat waren zijn gewoonten? Die hele vreemde bedoening had hem zelf aan het wankelen gebracht.
‘Goeie morgen, liefje,’ sprak zijn vrouw hem slaperig toe. ‘Wil je je eieren hard of zacht gekookt?’
Floyd strompelde op zijn stoel, liet de vraag tot zich doordringen en dacht dat hij nog steeds aan het slapen was en een vreemde nachtmerrie had. Dit was zijn vrouw! Dit was de vrouw waarmee hij al tien jaar getrouwd was en met wie hij twee (of waren het nu toch drie) kinderen mee had. Zij moest hem toch kennen en toch was ze blijkbaar vergeten dat hij geen eieren op zijn nuchtere maag kon verdragen!
‘Eh, schatje, ik heb geen zin eieren, ik dacht dat je dat al wist.’
En terwijl hij zijn antwoord zo beleefd mogelijk formuleerde, besefte Floyd dat hij misschien zelf de schuldige of althans de aanleiding tot deze reeks misverstanden was geweest. Misschien was hij zelf op kantoor, op de baan, bij zijn klanten en misschien zelfs ook thuis zodanig beleefd en vaag geweest dat hij hen niet had duidelijk gemaakt wat zijn persoonlijkheid was. Ook nu weer had hij braafjes het aanbod voor roereieren, spiegeleieren of welke eieren dan ook afgewezen, alsof het alleen vandaag niet wenselijk was. Dat deed zijn vrouw, zijn baas, zijn collega’s misschien denken dat het op een andere dag voor Floyd wèl opportuun of gebruikelijk was om eieren te eten. Of in het geval van mevrouw Nipkin, om koffie te drinken.
‘Neen?’ vroeg Floyds vrouw voor de zekerheid. ‘Voel je je wel goed, Bankie?’
Bankie? Wie was Bankie? Een soort afkorting voor Banks? Dat kon, maar wie was Banks? Hij heette Harris Floyd, neen?
‘Ik denk het niet,’ antwoordde Floyd. ‘Ik voel me eerlijk gezegd een beetje vreemd. Afwezig. Ik denk dat ik maar onmiddellijk naar het werk vertrek.’
Hij stond op, liep op zijn vrouw af en gaf haar een vluchtige kus op haar voorhoofd.
‘He, wacht even, Bankie. Zo makkelijk kom je er niet vanaf, jongen.’
‘Neen?’
‘Neen. Wie gaat de kinderen ophalen in de leercentra?’
‘Ik?’
‘Wel, iemand zal Cider moeten ophalen.’
‘Oké,’ zei Floyd nietsvermoedend en snel omdat hij op hete kolen zat en zo snel mogelijk deze chaos, deze wanorde wilde verlaten. ‘Pik jij Cider maar op, dan zorg ik er wel voor dat ik Cyan en Ryan ophaal.’
En op dat moment raasde Floyd of eerder Floyd Banks, zoals zijn vrouw hem over één nacht ijs leek te gaan noemen, uit zijn eigen woning omdat het een labyrint werd waar hij kop noch staart aan kreeg. Hij haastte zich in zijn shuttle en eenmaal op de kantoren van Human Interest, liep hij gelijk de kantine door. Een paar collega’s, waaronder mevrouw Nipkin, keken amper op en iemand vroeg:
‘Hela, goeie morgen, Banks. Een kopje koffie?’
Maar Floyd Banks negeerde alles en iedereen en balanceerde op het randje van de onbeleefdheid. Hij liep gelijk door naar de provisiekamer waar de digitale verjaardagskalender aan het ratelen was. Met kloppend hart en bevende handen zocht Banks, oftewel ex-Floyd oftewel ex-Harris, naar zijn eigen verjaardag. Hij had zijn eigen datum van geboorte ooit eens ingegeven, daar was hij zeker van. Hij liet de verschillende werknemers van de firma Human Interest passeren. Hier en daar klikte hij op een naam waardoor het profiel en de polaroid tot leven kwam, en het leven van de werknemer in kwestie in één minuut tijd werd samengevat, vertrekkende van de geboorte, over het eerste liefje, de schooljaren, het huwelijk, de geboorte van zijn of haar eigen kinderen, het werk, de vakanties, het pensioen, enz.
Banks begon ervan te zweten. Hij vond zichzelf niet meer! Hoe kon dat nu?
‘Godverdomme, dit kan toch niet! Ik moet er toch instaan. Ik besta toch!’
En plots was het daar! Daar stond het.
‘Hier: Rik Harris,’ las hij hardop en hij liet alle spanning uit zijn lichaam ontsnappen in de vorm van een luide bulderlach. Hij klopte zelfs met een hand op het apparaat.
‘Zie je wel! Ik ben helemaal niet gek. Ik ben Rik Harris. Er is helemaal geen Harris Floyd of Floyd Banks of…’
Maar lang duurde de vreugde niet. Want net voor hij de digitale verjaardagskalender wilde uitschakelen, merkte hij op dezelfde geboortedatum nog een andere werknemer op die op dezelfde dag verjaarde: 17 april 2234.
‘Wat in hemelsnaam…?’
Banks prevelde een paar woorden die sterk leken op een gebed.
‘Harris Floyd?’
Meteen ging hij weer achter de machine zitten en ging gretig op zoek naar de andere namen waarmee men hem had opgezadeld.
‘Floyd Banks? Banks Rover? Rover Ditter? Ditter Reno? Reno…’
Er kwam een hele lijst tevoorschijn met mensen, mannen en namen die allemaal op dezelfde dag als hij waren geboren en hier in ditzelfde bedrijf, Human Interest, hun verjaardagsdatum hadden ingegeven en dus hadden gevierd! Dit was onmogelijk! Wie waren die mensen? Niemand kende die mensen. Hijzelf had ze nog nooit gezien… tenzij… Tenzij hij zelf al die mensen was! Maar…
‘Ik heb toch geen meervoudig persoonlijkheidssyndroom?’ vroeg Banks zich luidop af en hij staarde verweesd naar zijn eigen gezicht in de reflectie van de digitale jaarkalender.
Er bestond inderdaad geen mogelijkheid dat dit allemaal stuk voor stuk verschillende persoonlijkheden waren die in zijn bovenkamer kampeerden. Daarvoor was Rik Harris, of hoe hij op dit moment ook mocht heten, net niet gek genoeg. Integendeel: hij was een ordinaire man, de meest normale werknemer van Human Interest. Indien dat wel het geval was geweest, dan zou geen van die persoonlijkheden toch op dezelfde dag geboren zijn? Dan zou geen van die synoniemen, zeg maar, dezelfde voorkeuren hebben, dezelfde manieren, dezelfde levenshouding en dezelfde eigenschappen als Rik Harris. Terwijl dat net wel het geval was. Het geval wilde dat Rik Harris zelf de enige was die wist dat hij geen koffie dronk, geen eieren op zijn nuchtere maag lustte, een tweeling als kinderen had. Maar het pijnlijke was dat de rest van zijn omgeving dat niet leek te onthouden… omdat hij elke week of elke dag zelfs, iemand anders werd voor hen!
‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg Banks zich af.
Hij stond op. Het laatste wat hij deed, was de lijst afgaan. De ketting, de schakels met als enige rode draad: zijn eigen persoonlijkheid. De lijst met namen was twee jaar geleden begonnen met een zekere Dirg Gets en was momenteel opgelopen tot Banks Rover. Banks begreep er niets van, maar hij wist één ding. De hele wereld leek hem keer op keer te vergeten. Zijn persoonlijkheid verscheen elke dag als een laagje mist in de ochtend, maar tegen de middag was de mist opgetrokken en bleef er niets meer van over.
‘Er moet toch iemand zijn,’ zei Banks.
Tegen de middag had Banks al zijn afspraken met klanten afgezegd en had hij voor zichzelf een afspraak gemaakt met de interne psycholoog van Human Interest. Het ging om een kerel die Dr. Bliss heette en die instond voor de ultieme goedkeuring van de Persoonlijkheid Pakketten. Hij was ook de man die in crisissituaties, klachten of zelfs processen op het appel werd geroepen om het bedrijf te redden. Er waren immers altijd wel klanten die na inplanting van bijvoorbeeld een melancholische persoonlijkheid onbewust terug verlangden naar hun vorige persoonlijkheid. Een ingebouwde en ongewilde paradox of bug, zoals Dr. Bliss het noemde.
Banks moest niet wachten in de wachtkamer en liep onmiddellijk het kantoor van de psycholoog binnen. Een tiental minuten later had hij de hele vreemde zaak in geuren en kleuren uitgelegd.
‘Hm,’ besloot Dr. Bliss. ‘U hebt dus de indruk dat uw persoon dagelijks weer vanaf nul moet beginnen. U denkt dat u bij de mensen en uw omgeving niet blijft hangen?’
‘Ja, dat wist ik al langer dan vandaag,’ zei Banks. ‘Maar de laatste tijd is er nog iets bijgekomen.’
‘Ja?’
‘Ik weet het zelf ook allemaal niet meer. Ik heb het gevoel dat ik mezelf continu aanpas aan mijn omgeving, als een soort kameleon. Met andere woorden: als de mensen me Floyd noemen, ook al weet ik dat ik niet zo heet, ben ik geneigd daarin mee te gaan. Ik begin mijn eigen persoonlijkheid af te breken om mijn omgeving niet tegen de borst te stoten. Het wordt op de duur ook zo vermoeiend om alsmaar in herhaling te vallen, weet u, doc.’
‘Hm, ik begrijp het,’ zei Dr. Bliss. ‘Dit doet me eerlijk gezegd denken aan een heel eigenaardige zaak. Het was een éénmalig feit dat me altijd is bijgebleven en ik moet toegeven dat ik in de twintig jaar dat ik hier werk, nooit meer zoiets heb meegemaakt, meneer…? Sorry, ik ben uw naam vergeten.’
‘Ach, het maakt niet uit,’ zei Banks de schouders ophalend. ‘Welke zaak?’
‘Wel, ik herinner me een klant die de eerste reeks van Pépé’s wilde testen. We spreken over een tijd geleden toen het hele handeltje nog niet eens op de markt was en het materiaal nog allemaal moest worden uitgetest. Wij van Human Interest sprongen een gat in de lucht. De klant was heel tevreden en werd een van onze beste klanten tot hij een aantal jaren geleden het idee kreeg dat het allemaal niet genoeg was. Hij was ook verslaafd geraakt aan de Persoonlijkheid Pakketten en wilde méér.’
‘Meer?’
‘Ja, om de een of andere reden vond hij die verschillende persoonlijkheden te relatief en te soft. Hij wilde harder spul.’
Banks schoof onrustig en ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel. Waar doelde de psycholoog op? Drugs? Hallucinaties?
‘Ik weet dat dit misschien heel onaards zal klinken, maar op dat moment kreeg ik van de directeur groen licht om behalve de Persoonlijkheid Pakketten, nog een andere divisie op te starten in dit bedrijf. Een geheim product, zeg maar, dat in dezelfde lijn lag, maar dat nog een stuk verder ging dan de gewone persoonlijkheid implantaties.’
Banks slikte. Hij was dit kantoor binnengestapt om meer te weten te komen over zijn eigen dolgedraaide persoonlijkheid, en kreeg te horen dat er een of ander mysterieus, belangrijk geheim experiment bij Human Interest werd uitgevoerd.
‘U moet begrijpen dat dit… experiment nooit het daglicht heeft gezien. Het is te zeggen: het is nooit naar buiten gebracht omdat het feitelijk nog steeds aan de gang is. Ziet u, in deze nieuwe divisie ging het niet om pakketten persoonlijkheden, maar om pakketten… zielen.’
Banks slikte nu niet meer. Hij verslikte zich. Dr. Bliss liet een portie gezuiverd water uit het plafond neerdalen en knikte naar Banks. Maar Banks stak weigerachtig een hand op.
‘Het gaat wel. Zielen, zei u?’
‘Ja. In wezen kwam het hierop neer: de klant kreeg geen verschillende persoonlijkheden, maar bood zichzelf aan als een soort van tussenstation tussen leven en dood. Mensen die waren gestorven werden als het ware opgeslagen in zijn of haar lichaam en geest, in afwachting van hun reïncarnatie naar een ander, nieuw geboren lichaam.’
‘Een tussenstation? Reïncarnatie?’
Banks had natuurlijk wel al gehoord over de verschillende vormen van religie en godsdienst, maar hijzelf hield er een vrij duidelijk geloof op na: hij geloofde namelijk in niets. Zelfs niet in reïncarnatie.
‘Dit is een grap, neen?’
‘Neen, waarom zou het een grap zijn? Ik zeg ook niet dat uw zaak een vorm van deze voorlopige reïncarntie inhoudt. Het kan evengoed iets anders zijn.’
Banks keek Dr. Bliss strak aan. Er was iets in de manier van praten en kijken dat hem aan het denken zette. Hij voelde de achterdocht in het kantoor. Hij vroeg zich af wat voor persoonlijkheid de psycholoog zelf had. Had hij een natuurlijke persoonlijkheid of droeg hij een pakket in zichzelf? Was hij getrouwd, hield hij van koffie of thee en huilde hij wel eens of was hij rationeel ingesteld? Banks kon het niet weten want hij kende de man niet echt goed, ook al wist hij dat Dr. Bliss bij Human Interest werkte.
Maar… er ging plots een kleine schok door hem heen! Toen hij zich naar het kantoor van Dr. Bliss had begeven, moest hij een digitale plattegrond raadplegen en de interne computer volgen om de weg te vinden. Bovendien kende hij niet eens de voornaam van Dr. Bliss, ook al hadden ze elkaar al een paar keer gezien in de kantine, op de parking van de shuttle en zelfs tijdens een of ander bedrijfsfeestje. Het werd langzaamaan zonneklaar: het was niet alleen Banks Rover die niet in dit bedrijf bleef hangen, ook Dr. Bliss, en wellicht ook de rest van de werknemers waren gedoemd om zich elke dag weer opnieuw bloot te geven en te bewijzen. Alsof ze elke dag weer opnieuw aan hun eerste werkdag begonnen.
‘Weet u,’ begon Banks Rover voorzichtig. ‘Ik denk niet dat ik veel over u weet, doc.’
‘Dat klopt,’ grijnsde Dr. Bliss. ‘En toch hebben wij elkaar al veel gesproken. Vreemd, he?’
Wat was er aan de hand bij Human Interest? Eén grote brainwash-operatie die ervoor zorgde dat de werknemers stuk voor stuk elke dag weer opnieuw genoodzaakt waren met een schone lei te beginnen en zodoende als een verse kracht, in hun eigen geest, aan de slag moesten gaan? Alsof ze letterlijk dagelijks werden vervangen door… nieuwe krachten. Of in dit geval: nieuwe… zielen?!
‘Ik denk dat u meer over deze zaak en mijn zaak weet dan u zelf wilt toegeven, nietwaar, doc?’
‘Dat kan best zijn. Het enige wat ik weet,’ gaf Dr. Bliss toe. ‘is dat u, evenmin als ik, weet of ik graag sport of niet, of ik rook of niet, of mijn ouders nog in leven zijn of niet, of ik jongens of meisjes als kinderen heb, of…’
‘Ja, ik snap het al,’ zei Banks Rover. ‘Of eerder: ik snap het niet. Waarom?’
Dr. Bliss zweeg en keek voor zich uit.
‘Wat is bedoeling van deze ziel-paketten? Het kan toch niet alleen een tekort aan ‘gastheren’ geweest zijn? Het kwam volgens mij Human Interest goed uit dat jullie die zielen in jullie werknemers konden laten logeren als het ware, nietwaar? Op die manier werden het dagelijks nieuwe recruten. Maar de keerzijde is dan natuurlijk wel dat de echte persoonlijkheid vervaagt tegen de achtergrond van die voortdurende veranderende zielen.’
Dr. Bliss bleef zwijgen. Hij stond op en liet Banks Rover buiten. Het enige waarmee hij deze sessie besloot was:
‘U hebt er goed aan gedaan dit… ongemak te melden, Rover.’
Banks Rover besefte toen al dat Dr. Bliss op zodanige persoonlijke voet was overgeschakeld dat hij hem bij zijn voornaam noemde. Banks Rover was al niet meer. Banks Rover was al verhuisd naar een definitief lichaam. De volgende ziel die in zijn lichaam kampeerde was Rover Ditter. Maar dat betekende dat…?
‘Ik was de klant die al die tijd geleden met de Persoonlijkheid Paketten begon, nietwaar, dokter?’
Dr. Bliss knikte zelfvoldaan.
‘Bestaat er een betere manier om producten aan de man te brengen door ze zelf uit te testen? Alleen zo weet je waarover je spreekt en hoe je die dingen kan verkopen.’
‘En dus was ik het ook,’ besloot Rover Ditter, ‘die bereid was mezelf open te stellen voor de bewaring, de tussentijdse bewaring van de gestorven zielen.’
‘Ja, maar je bent niet de enige meer, Rover. We zouden je allemaal heel dankbaar moeten zijn want je hebt de weg voor ons geopend. We hebben ons nu allemaal na verloop van tijd opengesteld voor zielen. Het is… verrijkend, nietwaar? Je zal merken als je werkelijk rondvraag doet en je collega’s probeert beter te leren kennen, dat ze al evenmin een persoonlijkheid hebben als jij. Je had het gewoon veel te druk om zelf op onderzoek te gaan. Je was ietsje te veel met jezelf bezig, Diller, om te merken dat iedereen hier bij Human Interest niets meer is dan een vaag omhulsel.’
Met dit slotakkoord dat nog een tijdje in het hoofd van Rover Diller bleef nazinderen, liet de psycholoog hem uit. Daarna ging Dr. Bliss weer achter zijn bureau zitten; hij dronk zelf het zuivere water uit het kopje dat hij voor de eerste, echte werknemer van Human Interest had besteld op en vroeg, via de videofoon, de directeur van de firma naar het voorplan:
‘Meneer? We zitten met een probleem.’
‘Is het het probleem dat we al verwacht hadden?’
‘Ja, ik vrees van wel. We hebben een code rood.’
‘Het is…hem, he?’
‘Ja.’
‘In welk stadium is hij beland?’
‘Hij zit in het stadium Rover Diller, meneer.’
‘Oké, Bliss. Je hebt er goed aan gedaan dit te melden. Ik zorg er wel voor dat deze zaak wordt opgelost.’En op die manier werd Rover Diller later die dag naar de kantine geroepen voor zijn laatste kopje koffie –ook al kon hij dat zwarte spul nooit door zijn keel krijgen- alvorens hij in een magazijn in de kelder met een spuitje werd afgemaakt, als een zieke hond, en zodoende voorgoed het laatste restje persoonlijkheid verloor wat hem nog restte. Rover Diller was niet meer en werd nu zelf overgeplaatst naar een transferlichaam. En op de digitale verjaardagskalender kreeg de rest van de schakel of de ketting meteen een aangepaste geboortedatum.