‘Ik kan het niet! Ik kan het niet meer aan!’
‘Het is jouw beslissing. Jij hebt de keuze.’
‘Ik wil dat het ophoudt! Ik wil ermee stoppen!’
‘Ik kan ervoor zorgen dat het stopt.’
De twee mannen stonden tegenover elkaar in een witte kamer op de zesenzestigste verdieping van het spiegelgebouw. Als ratten in de val of witte muizen in een labyrint van een laboratorium waren ze doorheen de gangen en de liften van kamer tot kamer gevlucht om uiteindelijk op dat moment in deze ruimte te belanden: kamer 322.
Roland V rook zijn kans. Hij zag dat de overwinning binnen zijn bereik lag. Nog even volhouden en hij was er. Hij keek de man voor zich bedroefd aan, en bedacht hoe ver het was gekomen. De man kroop in een hoekje en zakte in elkaar, de armen voor zijn gezicht geslagen, als een gek die de dwangbuis afwacht.
‘Ik dacht dat ik zou winnen,’ zei hij. ‘Ik ben een winnaar. Een geboren winnaar. Ik ben geen verliezer. Ik heb nog nooit in mijn leven een spel verloren.’
Hij bleef het maar opdreunen en begon zich de haren uit het hoofd te rukken.
‘Er kan maar één dit spel winnen, vriend,’ zei Roland V.
‘Een spel? Je noemt dit nog een spel? Het is een ramp! Het is mijn leven!’
‘Je kende de regels en de reglementen toen je je inschreef.’
‘Ja, maar dit is niet meer menselijk.’
Roland V zweeg en ontweek de smachtende blik van zijn tegenstander. Hij kende de regels maar al te goed. Hij had er drie weken over gedaan om ze te laten bezinken en ten slotte toch toe te happen. En er was nog geen seconde voorbijgegaan waarop hij zijn keuze niet had beklaagd.
‘Het is nu eenmaal zo. Je weet wat je te wachten staat.’
De man begon te huilen, wierp de handen ten hemel en riep:
‘Ze hebben mijn kleine jongen suikerziekte gegeven! Mijn kindje! Ze hebben hem opzettelijk geïnjecteerd met een ziekte! De monsters!’
Roland V dacht aan zijn eigen obstakels die hij en cours de route in dit spel had moeten overwinnen. Het gaf hem om een of andere, ziekelijke reden moed om ermee door te gaan en zijn schouders niet te laten hangen.
‘Dat is de grens! Meer kan ik niet aan. Ik moest al op mijn tanden bijten toen ze vorige week mijn huis zomaar verkochten! Een mens kan maar een bepaalde hoeveelheid pijn en leed aan!’
‘Je mag nog van geluk spreken dat ze niet nog een stapje verder zijn gegaan, makker. Je vergeet dat je hier in de kwartfinale zit. Je bent hier niet voor niets geraakt, maar het echte spel moet nog beginnen.’
‘Wel, ik geef me over. Ik geef op,’ jammerde de man. ‘Ze mogen mijn naam nu al in de beker graveren, want hier houdt het voor mij op. Ik ga mijn eigen kinderen niet laten lijden voor deze stomme wedstrijd.’
‘Het zij zo,’ zei Roland V en hij haalde zijn wapen boven, een elektrische schoksabel. ‘Ben je zeker van je zaak? Ben je er zeker van dat dit is wat je wilt?’
Roland V zag de sabel in zijn hand trillen. Hij gaf de tegenstander voldoende tijd om zijn beslissing te herzien. Meer nog; hij wilde dat de man zijn beslissing herzag want hij had niet veel zin om te doen wat hem te doen stond. Het zou de vierde keer zijn en net zoals in de vorige ronden zou zijn maag hem parten spelen en net zoals in de voorronden zou hij de kamp winnen, maar opgezadeld worden met een bijkomende handicap voor de halve finales. Roland V zuchtte luid en hield de sabel op de man gericht. Hij kwam dichterbij. Nog een metertje en het contact zou plaatsvinden en de man zou in rook en as opgaan. Roland V zei:
‘Je hebt nog steeds tijd om je te bedenken. Je kan nog steeds proberen winnen. Je kan nog een comeback maken.’
Beneden, in de gigantische lobby van het sporthotel, waren de reporters, de cameraploegen en de verslaggevers verzameld rond de al even gigantische balie. Achter de balie bevond zich het grote, immense scorebord, een elektronisch bord en plattegrond van de hele stad. Er waren nog een paar opflikkerende lichtjes te zien die zich voortbewogen. Twee van de lichtjes bevonden zich momenteel in één en dezelfde kamer. Tijd voor een confrontatie en een wedstrijd dus. De rest van de wedstrijd en de kwartfinales lieten nog wat op zich wachten en waren verspreid over de rest van de stad.
‘Het ziet ernaar uit dat Ben III het zal begeven, mensen,’ riep een stem door een microfoon. ‘We hebben een wedstrijd!’
Meteen lieten de verslaggevers hun koppen koffie staan, onderbraken de ordinaire gewone gesprekken en bestormden ze het plattegrondpaneel. In afwachting van het wedstrijdpunt staarden ze af en toe naar de jonge vrouw die de lobby was binnengewandeld om zich al in te schrijven voor het volgende tornooi. Het ging om een verzorgd en levendig meisje, met op het eerste gezicht geen problemen. Je zag de mannen en vrouwen denken: wat komt zo’n lief schepsel hier doen?
Lana VII trok zich weinig aan van het tumult in de lobby en had eigenlijk ook nog niet echt een idee wat er gaande was. Ze negeerde het enorme elektronische bord alsof het een uurrooster in een vliegtuighaven of lanceerbasis was, en stapte resoluut naar het hokje waar de inschrijvingen gebeurden. Daar trof ze een oudere vrouw aan die op de goeie, ouderwetse manier, een fiche opstelde van de verschillende deelnemers.
‘Goeie middag, komt u voor een inschrijving?’
‘Ik denk het wel,’ zei Lana VII.
‘Gaat u zitten. Let u alsjeblief niet op het tumult. We zitten net in een spannende fase in de kwartfinales. Hoe heeft u gehoord van het Tornooi?’
‘Ik heb een reclame gezien tijdens een nachtdroom.’
‘De klassieke manier dus,’ zei de oudere vrouw terwijl ze notities nam.
Nadat ze de meest belangrijke gegevens van Lana VII had genoteerd zoals naam, geboortedatum, maten, hersencapaciteit, protheses, implantaten, houdbaarheidsdatum en toekomstbeeld, ging de dame over tot de werkelijke vragenlijst met betrekking tot het Tornooi:
‘Heeft u kinderen?’
‘Ja, twee.’
‘Goed. Ze zijn nog in goeie gezondheid?’
‘Ja, allebei.’
‘Goed. U bent getrouwd?’
‘Ja.’
‘Goed. Een goed huwelijk?’
‘Zo goed als een huwelijk dat toestaat.’
‘Goed. U bent dus, mag ik stellen, vrij gelukkig?’
Lana VII keek op en fronste de wenkbrauwen.
‘Natuurlijk. Dat is de reden waarom ik hierheen ben gekomen, toch? Dat is de reden waarom ik me wil inschrijven in dit tornooi. Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest in mijn hele leven. Alles zit mee. Een leuke man, een nieuw huis, twee gezonde kinderen, een goedbetaalde baan en bovendien ook nog eens een gezond lichaam.’
‘Goed,’ resumeerde de dame. ‘Dan bent u inderdaad klaar om deel te nemen. U hebt geluk want er is net een plaats vrijgekomen. Het beste bewijs dat het u inderdaad allemaal meezit. We hebben een reservelijst met deelnemers, maar als u wil kan ik wel een plekje reserveren.’
‘Dat zou prachtig zijn!’
‘Wel, dan volstaat het gewoon de kleine lettertjes in het contract nog even na te lezen en het dan te ondertekenen. Daar, helemaal onderaan, met inkt en bloed.’
Lana VII kreeg het document onder de neus geschoven. Ze werd even afgeleid door het rumoer in de lobby. Een paar reporters waren aan het jouwen, een paar supporters waren de twee spelers in de kamer aan het steunen. Ze stonden in twee clans elk aan één kant van de lobby, opgedirkt met elektronische sjaals en borden, en riepen hen moed in:
‘Je kan het, Ben! Volhouden! Je bent er bijna!’
‘Komaan, Roland! Je bent nu al zover geraakt. Jij bent de winnaar. Jij gaat die medaille halen!’
Lana VII richtte zich tot het document voor zich. Ze las en herlas de laatste paragraaf waarin stond dat elke deelnemer nadrukkelijk afstand deed van zijn of haar rechten, en de organisatie of wedstrijdleiders de macht en volledige vrijheid gaf om haar leven in de war te sturen, te verpesten en zelfs te beëindigen. Er stond ondermeer in dat alles zeer geleidelijk zou gebeuren, stap per stap, ronde per ronde op de kwalificatietabel en dat de echte, pijnlijke en serieuze regels pas werden toegepast vanaf de kwartfinales. Lana VII nam de pen en aarzelde voor ze de punt in haar duim zou prikken en het hele ding met haar eigen bloed zou ondertekenen.
‘Is er iets?’ vroeg de dame. ‘U kan er nog steeds onderuit, hoor.’
‘Neen, helemaal niet,’ zei Lana VII, ‘Ik wilde gewoon nog even denken aan het moment waarop ik besloot mee te doen.’
Lana VII had voor het eerst over deze nationale competitie gehoord in een nachtdroom die werd bestuurd vanuit de overheid. Op een nacht werd haar normale nachtrust onbewust verstoord door een boodschap van hogere rang. Daarin werd, in de vorm van een soort reclamespot, het nieuwe spel of Tornooi aan het brede publiek kenbaar gemaakt. Een stille, fluisterende stem sprak haar in:
‘Leven is lijden en lijden… is een sport.’
Die ene zin had Lana VII volledig uit haar eigen droom losgemaakt en gaf de onbekende stem de mogelijkheid om het concept verder uit te leggen:
‘Wie de hele tijd ontzettend gelukkig is, is op zich niet meer zo gelukkig want geluk begint na een tijdje te roesten. Het leven van een mens is nu eenmaal gemaakt om op en neer te gaan, heen en weer. Het Tornooi gaat ervan uit dat een mens geboren wordt om enkele noodgedwongen beproevingen te doorstaan. Helaas wordt niet elke mens geconfronteerd met zulke barrières. Er bestaan mensen die fluitend door dit leven trekken, in tegenstelling tot anderen die van de ene mislukking naar de andere strompelen. Some folks lives roll easy, some folks stumble and fall. Wel, wie zich inschrijft voor het Tornooi zal een ander mens worden. Een rijker mens, een interessanter mens en vooral… een gelukkiger mens. Want: geluk bestaat enkel en alleen door ongeluk.’
Lana VII was die ochtend wakker geworden en had onmiddellijk beseft dat de stem in haar hoofd gelijk had. Meer dan zes jaar al leed ze een ongelooflijk gelukkig bestaan. Ze had nergens over te klagen gehad. Alles zat haar mee. Bovendien was Lana VII vroeger altijd al een competitor geweest. Ze blonk altijd en overal uit in diverse sporten zoals slasherball, virtueel jagen en goocheltennis. Altijd zocht ze wel de uitdagingen op. En in dat echte geluk dat haar omringde, zocht Lana VII altijd wel ergens een kleine wedstrijd. Of het nu ging om het zuiverste bloed bestellen of het ging om de verste virtuele reisbestemming, altijd maakte ze zich op voor een wedstrijd tegen haar man, haar kinderen en de rest van haar familie.
‘Zo, u bent nu officieel ingeschreven in het Tornooi,’ besloot de dame terwijl ze het ondertekende formulier van Lana VII weer aannam.
‘Ik heb nog een paar vragen,’ vroeg Lana VII.
‘Ja?’
‘Hoe bereid ik me het beste voor? Ik bedoel, hoe bereidt een deelnemer zich het beste voor om te winnen?’
Buiten het hokje was de spanning te snijden. De lichtjes flikkerden nog altijd op het paneel. De dame klasseerde het inschrijvingsformulier en glimlachte wrang.
‘Er zijn verschillende manieren om je voor te bereiden. Je hebt mensen die op hoogtestage gaan in het Zuiden van Afrika om daar aan den levende lijve de gruwel van het alledaagse bestaan te beleven en zich daartegen, als een test, verzetten. Maar je hebt evenzeer mensen die in hun eigen huishouden zelf barstjes in hun geluk gaan veroorzaken. Ze zoeken ruzies op, misdragen zich op hun werk of zorgen ervoor dat ze voor hun eerste wedstrijd begint, al geconfronteerd worden met een paar fikse tegenslagen. Ik ken een man die bijvoorbeeld opzettelijk een collega zwartmaakte zodat hij uiteindelijk werd ontslagen. Dat was een fikse tegenslag. Eigenlijk was het ook een geluk bij een ongeluk want daardoor kon hij zich met man en macht volledig concentreren op zijn eerste ronde in de tabel, maar tegelijk had het hem al wat sterker gemaakt.’
‘Ik weet niet of ik wel bestand ben tegen zulke tegenslagen.’
‘Dat weet je pas als je aan de wedstrijd begint, liefje,’ zei de dame. ‘En laat ons eerlijk zijn: dat is eigenlijk ook de reden om deel te nemen. Iedereen wil toch weten wat zijn of haar ultieme pijngrens is, nietwaar?’
Op datzelfde moment stond de dame op en nam ze haar nieuwste rekruut mee naar de lobby. In de kamer stonden de twee mannen, Roland V en Ben III nog steeds tegenover elkaar. De laatste was rechtop gekropen en bereidde zich voor op de laatste punten.
‘Hoe ben jij hier geraakt?’ vroeg hij Roland V. ‘Heb je geluk gehad in de achtste finales of heb je echt moeten knokken?’
‘Je zou kunnen zeggen dat ik geluk gehad heb,’ zei Roland V. ‘Ik moest het opnemen tegen een vent die ze echt bij de lurven hadden genomen. In de zestiende finales hadden ze hem al bijna helemaal murw geslagen door zijn vrouw vreemd te laten gaan met een besmette gigolo. En in de achtste finales, voor hij mij bevocht, kreeg hij af te rekenen met de sterilisatie of onvruchtbaarheid van zijn eigen dochter. Je ziet: hij kwam eigenlijk al gehandicapt aan de aftrap.’
‘En jij?’ vroeg de man tegenover Roland V bijna jaloers.
‘Ik heb mijn portie wel al gehad in de vorige ronden,’ verzekerde hij hem. ‘Wees daar maar zeker van. Ik heb al heel wat verloren. Je vergeet trouwens de kopstoten die je te verwerken krijgt bij het winnen van elke ronde.’
‘Ja, ik denk dat ik wel weet wat je bedoelt. En trouwens, nu we daar toch over bezig zijn, ik denk dat je het best, zowel voor mijn als voor jouw eigen goed, zo snel mogelijk afhandelt.’
‘Je bent er zeker van?’
‘Ja, doe het! Doe het nu! Ik heb tenminste de kwartfinales gehaald, nietwaar?’
Roland V nam de elektronische sabel weer op en schakelde het devies aan dat aan de riem rond zijn middel hing. Het zette de punt van het wapen op stroom. Er was zelfs een minusuul klein vonkje te zien. Behoedzaam trad hij naar voren en nam hij de ouderwetse schermershouding aan. Sierlijk stak hij de sabel naar voren en liet hij zijn pols gracieus hangen. Zachtjes ging hij door de knieën en wachtte af tot zijn tegenstander, Ben III, uiteindelijk het hoofd zou laten hangen. Toen dat gebeurde en hij zijn kin op zijn borst liet rusten, zei Roland V:
‘En garde!’
En met één steek raakte hij de verliezende kwartfinalist pal op de borst. Er klonk een dof en onheilspellend geluid waarna de onfortuinlijke een meter verder werd weggeslingerd en op de grond viel. Hij was op slag dood. Doodgeëlektrocuteerd. Meteen schakelde Roland V de sabel uit. Er ging een koude rilling over zijn rug en niet lang daarna was het zijn beurt om de hoek in te kruipen. Hij kotste er alles uit en kreeg af te rekenen met de zoveelste hindernis in het parcours naar de ultieme overwinning. Maar hij moest en zou kampioen worden. Hij was onoverwinnelijk.
In zijn hoofd zette hij een zoveelste streepje bij op zijn eigen, inwendige scorebord dat het ongeluk in zijn leven opsomde. De strijd, hij had ze bijna gewonnen. Hij had bijna de hoofdprijs binnengehaald!
‘Je ziet,’ zei de dame beneden in de lobby tegen Lana VII, ‘dat dit eigenlijk al een beetje een voorbereiding is voor je.’
Lana VII keek hoe hoe het lichtje op het paneel stopte met flikkeren. Een paar momenten later was ze getuige hoe het verkoolde lijk van de verliezende kwartfinalist naar beneden werd gebracht en werd afgevoerd doorheen de lobby. Vlak daarna verscheen Roland V ten tonele. Hij werd onmiddellijk belaagd door de horde reporters, fotografen en supporters. Hij moest ze als vliegen van zich afstaan. Ondertussen legde zijn coach, een zekere Mr. Kin, een handdoek in zijn hals.
‘Hoe voelt u zich, meneer Roland?’
‘Had u deze overwinning verwacht?’
‘Wat was uw tactiek? Een eerste reactie?’
Roland V bleef even staan en liet de menigte bedaren. Toen stak hij een hand op en zei:
‘Ik kan alleen maar mijn tegenstander feliciteren. Hij heeft een prima wedstrijd gespeeld. Het was kantje boordje, hij had evengoed kunnen winnen, maar uiteindelijk ging het om wie het meeste geduld had en wie het koelbloedigst was. Vandaag was ik de beste, maar dat wil niets zeggen. Ik heb goed gespeeld, maar ik ben bekaf. Dank u wel.’
Roland V probeerde met dit persbericht de massa achter zich te laten, maar ze bleven hem bestoken. Halverwege botste hij tegen Lana VII aan. De twee keken elkaar een moment lang aan, maar meer werd hen niet gegund, want er werd alweer aan zijn mouw getrokken en voor hij het besefte, werd Roland V tegen de glazen deur geduwd en onderworpen aan een tweede reeks vuurvragen.
‘Meneer Roland V, nog één vraag graag.’
‘Ik heb mijn verklaring gegeven, jongens…’
‘Hoe schat u uw kansen in in de halvefinale, meneer Roland V?’
‘Ziet u zich de finale halen en misschien dit hele tornooi winnen?’
Roland V besefte dat hij er niet onderuit kon. Hij manoeuvreerde zich tussen een paar mannen en antwoordde:
‘Dat kan ik echt niet inschatten, jongens. Ik speel dit spel van dag tot dag. Van ronde tot ronde. Ik kijk echt niet verder dan de volgende wedstrijd. Maar ik moet toegeven: het vooruitzicht op de hoofdprijs die alsmaar dichterbij komt, geeft me vertrouwen en energie. Ik denk dat ik dit kan winnen. Maar het komt er nu op aan om voldoende en snel genoeg te recupereren. Echt waar.’
Op dat moment vond Mr. Kin, de coach, het meer dan genoeg. Hij trad naar voren als een soort bodyguard en maakte de weg vrij.
‘Laat hem even wat op adem komen, jongens,’ riep hij. ‘Jullie hebben hem gehoord. Hij heeft een zware wedstrijd gespeeld. En hij moet weer klaar staan voor morgen. Bovendien moet hij nu eerst naar de check-up.’
Voor Roland V zich mocht verheugen op een lekker, warm bad, een shot amnesia en een diepe slaap, werd hij eerst nog opgewacht in de kelders van het spiegelgebouw. Daar stonden de officials hem in een kamer van twee op twee op te wachten, met naald en spuit. Een bloedcontrole.
‘Hallo jongens,’ zei Roland V opmerkelijk luchtig na zijn zware wedstrijd. ‘Wat wordt het vandaag?’
‘Je begint het al wat gewoon te worden, nietwaar Roland V?’
‘Het hoort bij de routine, zeker? Serieus, wat hebben jullie dit keer voor me?’
Een van de officials, gekleed in een zwart maatpak, haalde een spuit tevoorschijn en liet een paar druppels ontsnappen. Hij hield het vocht tegen het licht en zei:
‘Wat dacht je van een portie hepatitis A, B, C en D?’
‘Ik denk er het mijne van, maar ik hou me aan de regels. Waar willen jullie het?’
Zonder de vraag af te wachten, ging Roland V zelfverzekerd zitten op een krukje, sloofde zijn mouw op en wachtte af tot hij de prik zou voelen. Hij glimlachte. Het hoorde allemaal bij het voorspel, een beetje zoals boksers vroeger op persconferenties stoer bleven en elkaars oor afbeten. Het was een kwestie van uitdagen, zelfvertrouwen uitstralen en de wedstrijd al op voorhand beslechten. Roland V had nog geen idee wie zijn volgende tegenstander zou zijn, maar door zo bereidwillig en moedwillig zijn mouw op te stropen, had hij al een streepje voor. De eerste set leek al gewonnen. Roland V beet zelf niet eens op zijn tanden toen de prik kwam en de hepatitis een baan zocht in zijn bloed. Hij kon het allemaal wel hebben. Integendeel: het leek hem zelfs nog maar weinig uit te maken. De eerste injectie bij de aanvang van de eerste ronde had hem natuurlijk misselijk gemaakt. Hij had er drie nachten niet van kunnen slapen want wie liet zich nu opzettelijk uit vrije wil injecteren met de meest vreselijke ziektes? Wie haalde het in zijn hoofd om uit vrije wil te gokken op een beursgenoteerd bedrijf waarvan de aandelen in één dag tijd gekelderd waren tot amper 2 euro? Wie zou zoals Roland V alles op het spel zitten om een stomme wedstrijd te winnen, alleen maar omdat hij ervan droomde die hoofdprijs weg te kapen? Alleen: nu was het moment gekomen dat hij altijd al had gevreesd. Hij zat in de halve finale. De mietjes waren naar huis gespeeld. Het was tijd voor het echte spel. En Roland V wist het.
‘Die hepatitis is maar een opwarmertje, nietwaar?’
‘Goed geraden, Roland V. Je bent bij de les.’
‘Je begint de kneepjes van het vak al wat te kennen, he?’
Toch behield de kersverse halvefinalist zijn goed humeur. Wat kon hij anders doen?
‘Ik dacht het al. Waarmee gaan jullie me opzadelen? Mijn arme vader uit zijn lijden verlossen? Me laten verlammen zodat ik de kamp moet vechten vanuit een rolstoel?’
Er kwam geen antwoord.
‘Ik zit er nog niet eens dichtbij, he?’
De officials keken elkaar aan, tot er eentje zei:
‘Je beseft toch dat je in de halve finale zit, he Roland V? Dat is hier geen kinderspel meer, makker.’
‘Oké, wat is het dan?’
‘Je vrouw.’
‘Mijn vrouw? Wat is er met haar? Wat gaan jullie doen?’
In één ruk was Roland V opgestaan. Hij liet het niet onmiddellijk merken maar hij was in paniek. Voor het eerst sinds dit spel van start was gegaan, begon hij ervan te zweten. Hij wist dat ze alles konden doen. Hij had het contract getekend, inclusief de kleine lettertjes die beweerden dat ze hem vanalles en nog wat konden aandoen, alsook zijn nabije omgeving, familie en echtgenote.
‘Je wist dat dit moment er ooit zat aan te komen, Roland V.’
‘Je hebt het zelfs aan jezelf te wijten. Je had maar niet tot in de halve finale moeten geraken.’
Roland V keek om zich heen. Het zag ernaar uit dat hij geen hulp zou krijgen. Hij had zichzelf te verwijten. Hij had ervoor gezorgd dat het tot dit punt zou komen. Waarom had hij het gedaan? Die hoofdprijs…? Langzaam ging hij weer zitten en liet de gedachte tot zich doordringen dat hij nu niet enkel zichzelf, maar ook zijn vrouw in deze wedstrijd had betrokken. Een soort ziekelijk dubbelpartijtje. Al die tijd dat hij zich gespaard waande omdat de tegenslagen en injecties nog niet overdreven waren, wist Roland V dat ze alles hadden opgespaard voor deze halve finale. Zijn vrouw.
‘Wat… wat zijn jullie van plan met haar?’
‘Dat kunnen we helaas nog niet zeggen, Roland V. Het zou de verrassing bederven en het zou zijn effect niet hebben mocht je het nu al weten.’
‘Je kan toch iets zeggen!’ begon Roland V zijn stem te verliezen.
‘Het spijt me.’
‘Je kan niet zomaar zeggen dat je mijn vrouw iets zal aandoen en dan weer je staart intrekken. Ik heb het recht om…’
‘Je hebt geen rechten in dit spel, Roland V. Dat weet je.’
‘Ja, maar, ik moet toch weten wat het zal zijn.’
‘Wat wil je dat we zeggen, Roland V? We kunnen zeggen dat het gruwelijk en mensonterend zal zijn. Is het dat wat je wilt?’
Zonder het zelf te willen barstte Roland V in snikken uit. Het was sterker dan hemzelf. Als een hoopje stuikte hij in elkaar. Hij schaamde zich niet voor zijn tranen. Ook dat hoorde weer bij de voorbereiding, de trainingen voor de halve finales. De tranen, zijn maag die samenkromp, de hoofdpijn, de steken in zijn zij; de officials hadden er alles voor over om de deelnemer zo goed mogelijk te laten voorbereiden, zodat de toeschouwers een leuke halve finale zouden krijgen.
‘Kun je me dan ten minste inlichten wie ik moet bekampen?’ zei Roland V terwijl hij zijn tranen droogde.
‘Waarom wil je dat weten?’
‘Ik wil het weten! Oké?’
‘Goed. Zoals je wil. Hij heet Stick II en hij staat tweede op de wereldranglijst. Je kent hem wel.’
‘Jezus, Stick II?’
Hij kon het niet geloven. Dé Stick II! De man die in elke ronde van dit tornooi zowat ten dode opgeschreven was en al zeven ronden lang, van bij de preselecties, geconfronteerd werd met de meest waanzinnige voorbeelden van ongeluk, smart en leed. Stick II had zowat alles verloren wat er te verliezen was: zijn huisdieren, zijn ouders, zijn grootouders, zijn huis, zijn hypotheek, zijn zicht, zijn gehoor, zijn rechterarm en zelfs een paar organen. De man was verdomme een wandelend lijk, ten dode opgeschreven. En daar moest Roland V het dus tegen opnemen! Hij had geen schijn van een kans, dacht hij. Hij moest zelf niet eens aan de wedstrijd beginnen.
‘Je meent het,’ herhaalde hij. ‘Stick II! Jullie hebben erom gedaan, nietwaar?’
‘Waarom?’
‘Omdat het een finale avant-la-lettre is!’
‘Het is de loting, Roland V. We hebben niet gefoefeld of iets veranderd. Het is gewoon zo uit de bus gekomen.’
Hij zuchtte en stond op.
‘Hier stopt de rit dus voor mij.’
Een van de officials, een grappenmaker wellicht, liep naar de deur om hem buiten te laten.
‘Wie zegt dat? Een beetje zelfvertrouwen, he makker. In elk tornooi is er wel een verrassing. In elk tornooi sneuvelt er wel een reekshoofd. Je bent de underdog en underdogs liggen goed in de markt. Je zal alvast het publiek aan je kant hebben. Succes!’
En met deze aanmoediging verliet Roland V het gebouw.
Later die avond lag hij in bed, terwijl zijn coach Mr. Kin hem masseerde, of liever de huid zowat kapot kneep en hem een naalden- en spijkersessie gaf, en besloot hij maar half te trainen voor de halve finales. Tegen de muur hing een groot scherm waarop het nieuws van de dag te zien was: gruwelbeelden van kapotgeschoten soldaten in veertien verschillende oorlogen, zes nieuwe ziektes die waren overgewaaid van Mars, een honderdtal doden bij een natuurramp en nog meer van dat moois. Maar het hielp niet veel. Roland V wist dat dit alles hem niet zou kunnen voorbereiden op datgene wat de tornooileiding van plan was te ondernemen tegenover zijn eigen vrouw. Hij draaide zich op zijn rug en verzocht zijn coach er even mee op te houden zodat hij haar ten minste op de hoogte kon brengen. Het was nog niet te laat om een dagconnectie aan te vragen en dus zag Roland V zijn vrouw even later voor zijn geest verschijnen. Een interlokaal bewustzijnsgesprek.
‘Ja, lieverd?’
Haar stem klonk vertwijfeld en opgelucht tegelijkertijd.
‘Ik ben het. Je hebt me toch niet gezien in de kwartfinale?’
‘Neen, ik heb niet durven kijken,’ gaf ze toe.
‘Goed,’ zei hij opgelucht. ‘Je weet wat we hebben afgesproken…’
‘Maar toen ik hoorde dat je het had gehaald, heb ik naar de replay gekeken.’
‘Godver… ik wil niet dat je me ziet in de wedstrijd,’ zei Roland V omdat hij wist hoe pijnlijk het voor haar wel niet moest zijn om haar man zo te zien afzien. Daarom ook had hij haar opzettelijk nog niet ingelicht over alle gruwel die ze niet te zien had gekregen. De injecties achter de schermen, de vernederingen, de innerlijke kwellingen, de leugens, al de rest.
‘Ik…ik weet niet hoe ik je dit moet zeggen,’ begon hij te stamelen.
‘Wat is er, Roland V?’
‘Ik… heb het verknald.’
‘Waar heb je het over? Je hebt de halve finale gehaald! Nog even en je hebt de hoofdvogel afgeschoten.’
‘Ze gaan jou aanpakken, liefje,’ zei hij onzeker en voor de tweede keer die dag kon hij zijn tranen niet de baas. Hij zag hoe zijn coach, Mr. Kin hem misprijzend zat aan te kijken terwijl hij voorbereidingen trof om zijn pupil nog voor het slapengaan een korte kotssessie te ondergaan.
‘Mij? Waarom?’
‘Ze willen me treffen waar het het meest pijn gaat doen.’
‘Maar… wat zijn ze dan van plan?’
‘Ik weet het niet. Dat wilden ze niet zeggen. Ik weet alleen dat ze jou zullen gebruiken om mij te treffen. Jij bent mijn handicap voor de halve finale.’
Ze zweeg.
‘Je hebt nog niets vreemds gemerkt?’ vroeg hij voor de zekerheid.
‘Neen, ik denk het niet.’
‘Dan zal het nog moeten komen.’
Nadat ze voor die nacht afscheid hadden genomen van elkaar, kwam Mr. Kin weer op het bed afgestapt, met in zijn hand een soort spalk. Roland V kende de trucs al allemaal uit het hoofd. Om de eerste games van de volgende rondes zonder kleerscheuren door te komen zou de coach een lichamelijk letsel toebrengen zodat de pijn een essentieel onderdeel zou vormen en Roland V zich op een hoger niveau niet kon druk maken over wat er met zijn vrouw zou gebeuren. Ook het nieuws dat hij vanaf vandaag met alle mogelijke hepatitissen besmet was, zou naar de achtergrond verdwijnen door die oude truc van Mr. Kin.
‘God neen, Kin,’ bood Roland V weerstand. ‘Niet weer.’
‘Een primitieve pijn verdringt de echte pijn,’ zei de coach op zijn Oosters.
‘Oké, maar doe me een plezier. Neem een arm dit keer. Ik wil op mijn benen blijven staan.’
Zonder waarschuwing nam de coach de rechterarm vast, legde die op de rand van het bed en zette er toen zijn voet op. In één beweging brak hij met zijn volle gewicht twee botten in de arm. Roland V schreeuwde het uit, maar huilde voor het eerst die dag van blijdschap omdat hij wist dat hij de volgende uren meer aan die pijn zou denken dan aan zijn volgende wedstrijd.
De volgende week speelde Roland V zijn halve finale op diverse plekken en diverse tijdstippen. Men verloor hem geen seconde uit het oog en een paar keer ontmoette hij zijn tegenstander, Stick II, in het winkelcentrum bijvoorbeeld of bij de ombudsman. Wie van de twee de ander uitnodigde voor een ‘confrontatie’ in een van de vele kamers van het spiegelgebouw, had de beste papieren want die stond het sterkst, of beter gezegd: die had het meeste meegemaakt. Wie dan in die kamer het onderspit zou delven, stond de troostprijs te wachten: de dood, wat op zich de winnaar als een spoetnik naar de finale zou schieten.
Het zag ernaar uit dat Roland V uiteindelijk toch de finale zou missen. Stick II was een doordrijver, meer nog: de man leek een olifantenhuid te hebben en was letterlijk niet uit het veld te slaan.
Tot er een anonieme tip binnenkwam die aantoonde dat de man in kwestie doping gebruikte. Temidden van een ontmoeting in een café waar de twee mannen hun ongeluk trachtten te verdringen, gebeurde het.
‘Hoe staan de zaken ervoor?’ vroeg Stick II gespeeld luchtig. ‘Nog altijd niet van plan om op te geven?’
‘Ik ben geen opgever,’ zei Roland V maar onder het oog van de miljoenen kijkers wist hij dat hij zwart aan het liegen was.
‘Neen? Bewonderenswaardig,’ antwoordde Stick II. ‘Ik heb nochtans gehoord dat ze je vrouw in het spel hebben betrokken.’
‘Jij bent toch niet met haar vreemdgegaan?’ vroeg Roland V opkijkend.
‘God, neen! Dat niet, maar het zal wel erg zijn, neen?’
‘Ik weet niet. Ik heb er nog niets van gemerkt.’
Het was zo. Een week lang was Roland V opgezadeld met kleine ongemakken en tegenslagen, maar die grote klip, in de vorm van zijn vrouw, was nog niet aan hem verschenen. Ze leken het nog even uit te stellen. Terwijl Stick II, uit goeie bron vernomen, wel al twee gigantische opdoffers te verwerken had gekregen.
‘Hoe zit het met die beschuldiging van pedofilie, Stick?’ vroeg Roland V op zijn beurt luchtig.
‘Het is beter dan die geruchten die over mij de ronde doen over doping.’
‘Ach ja,’ zei Roland V en net toen hij wilde beginnen over de vermeende dopingaffaire werden de geruchten in daden omgezet toen zonder waarschuwing een paar officials en scheidsrechters bij hen kwamen staan met de mededeling dat Stick II werd gediskwalificeerd.
‘Hoe bedoel je, man? Laat los! Laat me spelen!’
Maar het had geen zin meer. Roland V wist niet of hij nu een gat in de lucht moest springen omdat het ernaar uitzag dat hij in de finale zat, of mdedeleven moest voelen omdat zijn tegenstander niets anders had gekund dan naar de verboden middelen te grijpen.
‘Stick II, u wordt uit de wedstrijd gezet op beschuldiging van doping, in de vorm van regelmatig gebruik van opbeurende en oppeppende middelen zoals Prozac en andere vormen van anti-depressiva.’
Toen Roland V samen met Mr. Kin in zijn hotelkamer al zijn overwinning aan het vieren was, kwam hij nog te weten dat Stick II al het hele tornooi zo uitzonderlijk presteerde en alles kon verdragen omdat hij gewoonweg geen hart meer had. De man had een kunsthart laten plaatsen en daarbovenop had hij zich geregeld suf en gevoelloos gesnoven dat het hem allemaal niets meer uitmaakte. Wat er nu te gebeuren stond, wist Roland V niet, aangezien het de eerste keer was dat iemand uit het Tornooi was gezet.
‘Wat nu?’ vroeg Mr. Kin toostend. ‘Moet je hem nu niet doden?’
‘Ik weet het niet,’ zei Roland V. ‘Ze hebben hem meegenomen voor ondervraging. Hij zal al zijn premies, sponsordeals en medailles terug moeten inleveren, denk ik. Dat op zich is al een stuk erger dan de dood, neem ik aan. Ik bedoel, hij zal aan de schandpaal worden genageld.’
‘Ja, maar op die manier komt hij er makkelijk vanaf. Het reglement wordt nu niet toegepast.’
Maar er was iets anders dat Roland V bezighield. Zijn vrouw. Door deze plotse onderbreking en opgave, hadden ze die factor nog niet aangewend. Het zou dus iets worden voor in de finale. Tenzij ze met nog iets beters op de proppen konden komen. Zonder het zelf te willen bleef Roland V zich afvragen in welke vorm ze zijn vrouw als obstakel hadden ingeschakeld. Het prikkelde hem; het zette hem aan het denken en vooral: hij werd ongelooflijk nieuwsgierig. Meer nog: een tweede opgave in de finale zou hij niet aankunnen. Hij moest het weten. Natuurlijk zouden ze nooit het risico willen nemen om een finale zonder spanning en actie af te leveren.
Toen Roland V dus die dag uit het hokje van de officials kwam, waarbij een vorm van hersenvliesontsteking bij hem werd ingeplant en ze hem als vrijwilliger hadden aangemeld voor een geheime oorlogsmissie op Venus, keek hij vooral uit naar dé ingreep: zijn vrouw. Hij kon bijna niet wachten om zijn opwachting te maken in de finale. Als een bokser stond hij als het ware in zijn hoekje touwtje te springen, klaar om met alles en iedereen de grond aan te vegen.
Maar nog voor Roland V zijn tegenstander in de finale voor het eerst te zien kreeg, wist hij hoe laat het was. Hij wist hoe ze zijn vrouw hadden ingeschakeld. Hij liep het spiegelgebouw binnen, uitgerust met de elektronische sabel aan zijn heup, op weg naar een kamer waar hij een eerste game zou uitvechten. Maar halverwege de lobby zag hij haar. Zijn vrouw! Ze was op post. Ze hadden haar inderdaad in de strijd geworpen, alleen niet zoals Roland V het verwacht had. Ze stond namelijk in de groep van de volgende deelnemers!
‘Mijn god, neen!’ riep Roland V uit.
Hij liep op haar af en tikte haar op de schouder.
‘Lana VII!’
‘Liefje, wat doe jij hier? Moet jij je niet voorbereiden op de finale?’
‘Wat doe jij hier? Zeg me niet dat je… je hebt ingeschreven?’
Ze keek hem beneveld en angstig aan.
‘Jawel.’
‘Neen!’
Hij nam haar stevig vast en drukte haar boezem tegen zijn borst aan, alsof hij nu al naar dat gevaarlijke oorlogsfront moest vertrekken. Alsof hij haar nu al had verloren, of liever: alsof zij hem nu al had verloren. Maar het was zo. Hij had de finale al verloren. Dit zou hij nooit te boven komen, dacht hij. Ze hadden hem genekt. Deze achterstand zou hij in geen week meer kunnen ophalen. Hij voelde zijn hart wegteren. Hij was op. Hoe kon ze hem dit aandoen? Wat stond er haar allemaal niet te wachten? Haar leed zou het zijne worden. Het zou zijn ondergang worden. Het zou hem de hoofdprijs kosten.
‘Waarom?’
‘Ik had een nachtdroom waarin…’
Maar Roland V hoorde de rest al niet meer. Hij wist genoeg. Een nachtdroom. Zo hadden ze het dus gedaan. Hij wist natuurlijk ook wel dat er opperste geheimhouding werd verreist van de deelnemers. Lana VII kon hem dus niet hebben ingelicht over haar inschrijving. Hij liet haar los en zag haar bezorgde blik.
‘Liefje, je kunt dit nog altijd winnen, hoor!’
‘Vergeet het,’ zei hij hoofdschuddend. ‘Ik heb verloren. Ik heb jou verloren! Aan dit ellendige spel!’
‘Niet waar! Je kan het!’
‘Ach, hou op.’
Hij gaf haar een laatste kus en keek haar nog een laatste maal aan. Net toen hij op het punt stond er de brui aan te geven en in de witte kamer tegenover zijn tegenstander op de grond neer te zakken en om genade te smeken, keek hij op. Verrek: ze had gelijk. Hij was geen loser. Hij was een winnaar. Hij mocht één zaak niet vergeten. De hoofdprijs. De beloning.
‘Je kan het, liefje. Ik geloof in je!’
Hij knikte en zocht daarna de weg doorheen de drummende massa van reporters naar de bovenste verdieping. Toen hij in kamer 365 aankwam, stond zijn tegenstander, een gebroken oude man, al op hem te wachten. Roland V kende zelfs zijn naam niet. Misschien maakte dat ook allemaal niet meer uit. Het voornaamste was dat de oude man amper nog op zijn benen kon staan. Hém hadden ze helemaal leegeplunderd, dacht Roland V. En tegelijk dacht hij: dit kan ik nooit winnen. Een oude man die ondanks al dat leed nog altijd de moed vindt om me hier te staan opwachten, moet wel een heel bijzondere sportman zijn.
‘Ik ben Roland V,’ stelde hij zichzelf voor.
‘Ik… ik ben niemand meer,’ stamelde de oude man. ‘Ik ben een nietsnut. Ik heb geen enkele betekenis meer in dit leven. Ik heb niets meer.’
‘Je hebt bijna deze wedstrijd gewonnen,’ zei Roland V en op dat moment dacht hij er zelfs aan om hem de finale te schenken. Misschien zou hij dan niet gedood worden en konden hij en Lana VII toch nog ontsnappen en op een lang verdiende vakantie gaan. En zo hoefde zij ook niet deel te nemen aan de volgende aflevering van dit tornooi. Maar toen dacht hij aan de beloning, de prijs, de beker.
‘Ik denk niet dat ik het haal,’ pruttelde het mannetje tegen. ‘Ik kan niet meer. Ik heb kanker, alle mogelijke ziektes en ze hebben me ook nog eens halfdood bestraald met radioactief materiaal. Het maakt eigenlijk niet uit of ik nu win of niet; dood ga ik toch. Ik ben eigenlijk al blij dat ik het gehaald heb. Met de centen en het prijzengeld van de finale kunnen mijn vrouw, mijn kinderen en kleinkinderen een tijdje verder leven. Ik heb tenminste niet voor niets geleefd, geleden en gevochten.’
Roland V had niets meer. Hij kon niets meer zeggen. Het was zoals het was. Het was de waarheid. Wat restte hem ook nog? Maar nog voor hij zelf door de knieën kon gaan, stuikte het mannetje al tijdens hun eerste kamp neer. Het was niet zozeer een bewuste beslissing, dacht Roland V. Het was eerder een kwestie van niet meer kunnen. De handdoek werd in de ring gegooid.
‘Wat doe je nu?’ vroeg Roland V bijna met spijt.
‘Ik geef op. Je hebt gewonnen. Jij hebt het grootste tornooi van de wereld gewonnen. Ik gun het je. Je hebt het verdiend!’
‘Maar ik wil niet winnen,’ jammerde Roland V ineens.
Maar terwijl hij het zei, was hij toch trots op zichzelf dat hij had volgehouden. Een of twee seconden langer dan deze oude, gebroken man. Dat wilde toch iets zeggen. In gedachten zag hij zijn vrouw Lana VII al een gat in de lucht springen, net als de reporters die live verslag zouden uitbrengen.
‘We hebben een winnaar! Roland V heeft deze week de zesendertigste editie van het Tornooi op zijn naam geschreven! Na zijn schitterende overwinningen in de achtste en kwartfinales moest hij het opnemen tegen de topfavoriet Stick II, maar ook daar ging hij losjes overheen. In de finale werd een keiharde, gemene bikkelharde strijd verwacht, maar de kijkers bleven wat op hun honger zitten want al tijdens de eerste kamp hing Rolands tegenstander in de touwen…’
Roland V nam de uitgestoken hand van de oude man aan en trok hem op.
‘Ik zal er je eeuwig dankbaar voor zijn, jongeman,’ smeekte de man met een blik op de sabel.
‘Ik weet niet of…’
‘Je moet het doen!’
‘Ik dacht dat de verliezende finalist geen troostprijs kreeg, maar gratie?’
‘Ik wil geen gratie! Ik wil die troostprijs en wel nu! Doe het!’
‘Neen.’
Maar met het laatste restje moed en wanhoop hees de oude man zich omhoog en nam hij de punt van de elektronische sabel vast terwijl hij met zijn andere hand, worstelend met Roland V die hem van zich af wilde houden, de stroom aanschakelde. Roland V wilde nog ingrijpen, maar het was te laat. Het oude ventje greep de arm die niet de zijne was en bracht de sabel in één beweging tot bij zijn voorhoofd. Zonder nog iets te zeggen, drukte hij de punt als een askruisje tegen zijn huid en werd hij dood geëlektrocuteerd.
‘Proficiat!’ klonk het van overal uit de boxen en de schermen in de kamer. Roland V keek naar buiten door het grote, brede raam en zag een gigantisch scorebord voorbijdrijven in de lucht. Hij las zijn eigen score en uitslag ervan af en liet de verliezende namen allemaal stuk voor stuk aan zich voorbijgaan. De top tien kon hij nog bijhouden, maar de rest van het peloton was hij allang vergeten. Toen hij naar beneden keek, zag hij de menigte op straat, voor het grootste deel om hem te feliciteren, maar er waren ook een paar portestgroepen bij die dit hele verderfelijke spel een gebrek aan normen verweten.
‘Het is tijd voor de prijsuitreiking, Roland V!’
Als een koning daalde de winnaar door de gangen, de trappen en de lobby over een rode loper naar buiten waar de beker hem al stond te wachten. Zijn hart klopte dubbel zo hard.
‘Nog een geluk dat ik geen speech hoef te geven,’ dacht hij nog.
Ergens halverwege passeerde hij zijn vrouw Lana VII die naar hem knipoogde en gebaarde dat ze van hem hield en altijd wel van hem zou houden. Roland V kreeg het moeilijk en verloor bijna de controle over zijn spieren. Maar hij moest volhouden. Hij moest als een echte gladiator het hoofd hoog houden en zijn eer in ontvangst nemen. Dus liep hij gestadig door en genoot van de schouderklopjes, de handtekeningen die hij onderweg uitdeelde en de bombastische fanfare die hem muzikaal begeleidde tot het kleine, in elkaar gebokste podium waarop de grote beker met de grote oren stond. Het was een gouden beker waarin de vijfendertig namen van de vorige winnaars in stonden gegraveerd. Daar aangekomen schudde Roland V de hand van de notoire organisator en bedenker van het spel. Hij keek de massa in en merkte zijn coach op. Jammer dat hij die niet meer zou kunnen bedanken.
Toen kreeg hij de beker overhandigd. Hij nam hem met beide handen beet en stak hem als een krijger de lucht in. Het publiek barstte los in luid applaus en gefluit. Roland V besefte dat dit zijn gloriemoment was. Hij kuste de beker en dacht aan de eeuwige roem die hem dit alles zou opleveren.
Toen hield hij de beker voor zich uit en keek hij nog één keer naar zijn vrouw Lana VII.
‘Mijn god,’ stond het hem ineens bij. ‘Dat ze dit moet aanzien maakt niet deel uit van mijn ongeluk, het maakt deel uit van haar voorbereiding! Mij aan het werk zien en de hoofdprijs zien krijgen, is een test en haar eerste handicap voor haar eerste ronde!’
Het werd hem ineens allemaal duidelijk. Er zouden bij Lana VII geen injectiespuiten aan te pas komen bij de aanvang van haar eerste ronde van het Tornooi. Dit volstond.
‘Oké, dan,’ besloot hij achteloos. ‘Als het zo moet, dan is het maar zo.’
En met gesloten ogen zette Roland V, winnaar van het Grootste Tornooi, zijn lippen aan de gouden kelk en dronk in één teug het vergif op. Een paar momenten later kreeg hij zijn beloning en hoofdprijs.
‘Het is jouw beslissing. Jij hebt de keuze.’
‘Ik wil dat het ophoudt! Ik wil ermee stoppen!’
‘Ik kan ervoor zorgen dat het stopt.’
De twee mannen stonden tegenover elkaar in een witte kamer op de zesenzestigste verdieping van het spiegelgebouw. Als ratten in de val of witte muizen in een labyrint van een laboratorium waren ze doorheen de gangen en de liften van kamer tot kamer gevlucht om uiteindelijk op dat moment in deze ruimte te belanden: kamer 322.
Roland V rook zijn kans. Hij zag dat de overwinning binnen zijn bereik lag. Nog even volhouden en hij was er. Hij keek de man voor zich bedroefd aan, en bedacht hoe ver het was gekomen. De man kroop in een hoekje en zakte in elkaar, de armen voor zijn gezicht geslagen, als een gek die de dwangbuis afwacht.
‘Ik dacht dat ik zou winnen,’ zei hij. ‘Ik ben een winnaar. Een geboren winnaar. Ik ben geen verliezer. Ik heb nog nooit in mijn leven een spel verloren.’
Hij bleef het maar opdreunen en begon zich de haren uit het hoofd te rukken.
‘Er kan maar één dit spel winnen, vriend,’ zei Roland V.
‘Een spel? Je noemt dit nog een spel? Het is een ramp! Het is mijn leven!’
‘Je kende de regels en de reglementen toen je je inschreef.’
‘Ja, maar dit is niet meer menselijk.’
Roland V zweeg en ontweek de smachtende blik van zijn tegenstander. Hij kende de regels maar al te goed. Hij had er drie weken over gedaan om ze te laten bezinken en ten slotte toch toe te happen. En er was nog geen seconde voorbijgegaan waarop hij zijn keuze niet had beklaagd.
‘Het is nu eenmaal zo. Je weet wat je te wachten staat.’
De man begon te huilen, wierp de handen ten hemel en riep:
‘Ze hebben mijn kleine jongen suikerziekte gegeven! Mijn kindje! Ze hebben hem opzettelijk geïnjecteerd met een ziekte! De monsters!’
Roland V dacht aan zijn eigen obstakels die hij en cours de route in dit spel had moeten overwinnen. Het gaf hem om een of andere, ziekelijke reden moed om ermee door te gaan en zijn schouders niet te laten hangen.
‘Dat is de grens! Meer kan ik niet aan. Ik moest al op mijn tanden bijten toen ze vorige week mijn huis zomaar verkochten! Een mens kan maar een bepaalde hoeveelheid pijn en leed aan!’
‘Je mag nog van geluk spreken dat ze niet nog een stapje verder zijn gegaan, makker. Je vergeet dat je hier in de kwartfinale zit. Je bent hier niet voor niets geraakt, maar het echte spel moet nog beginnen.’
‘Wel, ik geef me over. Ik geef op,’ jammerde de man. ‘Ze mogen mijn naam nu al in de beker graveren, want hier houdt het voor mij op. Ik ga mijn eigen kinderen niet laten lijden voor deze stomme wedstrijd.’
‘Het zij zo,’ zei Roland V en hij haalde zijn wapen boven, een elektrische schoksabel. ‘Ben je zeker van je zaak? Ben je er zeker van dat dit is wat je wilt?’
Roland V zag de sabel in zijn hand trillen. Hij gaf de tegenstander voldoende tijd om zijn beslissing te herzien. Meer nog; hij wilde dat de man zijn beslissing herzag want hij had niet veel zin om te doen wat hem te doen stond. Het zou de vierde keer zijn en net zoals in de vorige ronden zou zijn maag hem parten spelen en net zoals in de voorronden zou hij de kamp winnen, maar opgezadeld worden met een bijkomende handicap voor de halve finales. Roland V zuchtte luid en hield de sabel op de man gericht. Hij kwam dichterbij. Nog een metertje en het contact zou plaatsvinden en de man zou in rook en as opgaan. Roland V zei:
‘Je hebt nog steeds tijd om je te bedenken. Je kan nog steeds proberen winnen. Je kan nog een comeback maken.’
Beneden, in de gigantische lobby van het sporthotel, waren de reporters, de cameraploegen en de verslaggevers verzameld rond de al even gigantische balie. Achter de balie bevond zich het grote, immense scorebord, een elektronisch bord en plattegrond van de hele stad. Er waren nog een paar opflikkerende lichtjes te zien die zich voortbewogen. Twee van de lichtjes bevonden zich momenteel in één en dezelfde kamer. Tijd voor een confrontatie en een wedstrijd dus. De rest van de wedstrijd en de kwartfinales lieten nog wat op zich wachten en waren verspreid over de rest van de stad.
‘Het ziet ernaar uit dat Ben III het zal begeven, mensen,’ riep een stem door een microfoon. ‘We hebben een wedstrijd!’
Meteen lieten de verslaggevers hun koppen koffie staan, onderbraken de ordinaire gewone gesprekken en bestormden ze het plattegrondpaneel. In afwachting van het wedstrijdpunt staarden ze af en toe naar de jonge vrouw die de lobby was binnengewandeld om zich al in te schrijven voor het volgende tornooi. Het ging om een verzorgd en levendig meisje, met op het eerste gezicht geen problemen. Je zag de mannen en vrouwen denken: wat komt zo’n lief schepsel hier doen?
Lana VII trok zich weinig aan van het tumult in de lobby en had eigenlijk ook nog niet echt een idee wat er gaande was. Ze negeerde het enorme elektronische bord alsof het een uurrooster in een vliegtuighaven of lanceerbasis was, en stapte resoluut naar het hokje waar de inschrijvingen gebeurden. Daar trof ze een oudere vrouw aan die op de goeie, ouderwetse manier, een fiche opstelde van de verschillende deelnemers.
‘Goeie middag, komt u voor een inschrijving?’
‘Ik denk het wel,’ zei Lana VII.
‘Gaat u zitten. Let u alsjeblief niet op het tumult. We zitten net in een spannende fase in de kwartfinales. Hoe heeft u gehoord van het Tornooi?’
‘Ik heb een reclame gezien tijdens een nachtdroom.’
‘De klassieke manier dus,’ zei de oudere vrouw terwijl ze notities nam.
Nadat ze de meest belangrijke gegevens van Lana VII had genoteerd zoals naam, geboortedatum, maten, hersencapaciteit, protheses, implantaten, houdbaarheidsdatum en toekomstbeeld, ging de dame over tot de werkelijke vragenlijst met betrekking tot het Tornooi:
‘Heeft u kinderen?’
‘Ja, twee.’
‘Goed. Ze zijn nog in goeie gezondheid?’
‘Ja, allebei.’
‘Goed. U bent getrouwd?’
‘Ja.’
‘Goed. Een goed huwelijk?’
‘Zo goed als een huwelijk dat toestaat.’
‘Goed. U bent dus, mag ik stellen, vrij gelukkig?’
Lana VII keek op en fronste de wenkbrauwen.
‘Natuurlijk. Dat is de reden waarom ik hierheen ben gekomen, toch? Dat is de reden waarom ik me wil inschrijven in dit tornooi. Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest in mijn hele leven. Alles zit mee. Een leuke man, een nieuw huis, twee gezonde kinderen, een goedbetaalde baan en bovendien ook nog eens een gezond lichaam.’
‘Goed,’ resumeerde de dame. ‘Dan bent u inderdaad klaar om deel te nemen. U hebt geluk want er is net een plaats vrijgekomen. Het beste bewijs dat het u inderdaad allemaal meezit. We hebben een reservelijst met deelnemers, maar als u wil kan ik wel een plekje reserveren.’
‘Dat zou prachtig zijn!’
‘Wel, dan volstaat het gewoon de kleine lettertjes in het contract nog even na te lezen en het dan te ondertekenen. Daar, helemaal onderaan, met inkt en bloed.’
Lana VII kreeg het document onder de neus geschoven. Ze werd even afgeleid door het rumoer in de lobby. Een paar reporters waren aan het jouwen, een paar supporters waren de twee spelers in de kamer aan het steunen. Ze stonden in twee clans elk aan één kant van de lobby, opgedirkt met elektronische sjaals en borden, en riepen hen moed in:
‘Je kan het, Ben! Volhouden! Je bent er bijna!’
‘Komaan, Roland! Je bent nu al zover geraakt. Jij bent de winnaar. Jij gaat die medaille halen!’
Lana VII richtte zich tot het document voor zich. Ze las en herlas de laatste paragraaf waarin stond dat elke deelnemer nadrukkelijk afstand deed van zijn of haar rechten, en de organisatie of wedstrijdleiders de macht en volledige vrijheid gaf om haar leven in de war te sturen, te verpesten en zelfs te beëindigen. Er stond ondermeer in dat alles zeer geleidelijk zou gebeuren, stap per stap, ronde per ronde op de kwalificatietabel en dat de echte, pijnlijke en serieuze regels pas werden toegepast vanaf de kwartfinales. Lana VII nam de pen en aarzelde voor ze de punt in haar duim zou prikken en het hele ding met haar eigen bloed zou ondertekenen.
‘Is er iets?’ vroeg de dame. ‘U kan er nog steeds onderuit, hoor.’
‘Neen, helemaal niet,’ zei Lana VII, ‘Ik wilde gewoon nog even denken aan het moment waarop ik besloot mee te doen.’
Lana VII had voor het eerst over deze nationale competitie gehoord in een nachtdroom die werd bestuurd vanuit de overheid. Op een nacht werd haar normale nachtrust onbewust verstoord door een boodschap van hogere rang. Daarin werd, in de vorm van een soort reclamespot, het nieuwe spel of Tornooi aan het brede publiek kenbaar gemaakt. Een stille, fluisterende stem sprak haar in:
‘Leven is lijden en lijden… is een sport.’
Die ene zin had Lana VII volledig uit haar eigen droom losgemaakt en gaf de onbekende stem de mogelijkheid om het concept verder uit te leggen:
‘Wie de hele tijd ontzettend gelukkig is, is op zich niet meer zo gelukkig want geluk begint na een tijdje te roesten. Het leven van een mens is nu eenmaal gemaakt om op en neer te gaan, heen en weer. Het Tornooi gaat ervan uit dat een mens geboren wordt om enkele noodgedwongen beproevingen te doorstaan. Helaas wordt niet elke mens geconfronteerd met zulke barrières. Er bestaan mensen die fluitend door dit leven trekken, in tegenstelling tot anderen die van de ene mislukking naar de andere strompelen. Some folks lives roll easy, some folks stumble and fall. Wel, wie zich inschrijft voor het Tornooi zal een ander mens worden. Een rijker mens, een interessanter mens en vooral… een gelukkiger mens. Want: geluk bestaat enkel en alleen door ongeluk.’
Lana VII was die ochtend wakker geworden en had onmiddellijk beseft dat de stem in haar hoofd gelijk had. Meer dan zes jaar al leed ze een ongelooflijk gelukkig bestaan. Ze had nergens over te klagen gehad. Alles zat haar mee. Bovendien was Lana VII vroeger altijd al een competitor geweest. Ze blonk altijd en overal uit in diverse sporten zoals slasherball, virtueel jagen en goocheltennis. Altijd zocht ze wel de uitdagingen op. En in dat echte geluk dat haar omringde, zocht Lana VII altijd wel ergens een kleine wedstrijd. Of het nu ging om het zuiverste bloed bestellen of het ging om de verste virtuele reisbestemming, altijd maakte ze zich op voor een wedstrijd tegen haar man, haar kinderen en de rest van haar familie.
‘Zo, u bent nu officieel ingeschreven in het Tornooi,’ besloot de dame terwijl ze het ondertekende formulier van Lana VII weer aannam.
‘Ik heb nog een paar vragen,’ vroeg Lana VII.
‘Ja?’
‘Hoe bereid ik me het beste voor? Ik bedoel, hoe bereidt een deelnemer zich het beste voor om te winnen?’
Buiten het hokje was de spanning te snijden. De lichtjes flikkerden nog altijd op het paneel. De dame klasseerde het inschrijvingsformulier en glimlachte wrang.
‘Er zijn verschillende manieren om je voor te bereiden. Je hebt mensen die op hoogtestage gaan in het Zuiden van Afrika om daar aan den levende lijve de gruwel van het alledaagse bestaan te beleven en zich daartegen, als een test, verzetten. Maar je hebt evenzeer mensen die in hun eigen huishouden zelf barstjes in hun geluk gaan veroorzaken. Ze zoeken ruzies op, misdragen zich op hun werk of zorgen ervoor dat ze voor hun eerste wedstrijd begint, al geconfronteerd worden met een paar fikse tegenslagen. Ik ken een man die bijvoorbeeld opzettelijk een collega zwartmaakte zodat hij uiteindelijk werd ontslagen. Dat was een fikse tegenslag. Eigenlijk was het ook een geluk bij een ongeluk want daardoor kon hij zich met man en macht volledig concentreren op zijn eerste ronde in de tabel, maar tegelijk had het hem al wat sterker gemaakt.’
‘Ik weet niet of ik wel bestand ben tegen zulke tegenslagen.’
‘Dat weet je pas als je aan de wedstrijd begint, liefje,’ zei de dame. ‘En laat ons eerlijk zijn: dat is eigenlijk ook de reden om deel te nemen. Iedereen wil toch weten wat zijn of haar ultieme pijngrens is, nietwaar?’
Op datzelfde moment stond de dame op en nam ze haar nieuwste rekruut mee naar de lobby. In de kamer stonden de twee mannen, Roland V en Ben III nog steeds tegenover elkaar. De laatste was rechtop gekropen en bereidde zich voor op de laatste punten.
‘Hoe ben jij hier geraakt?’ vroeg hij Roland V. ‘Heb je geluk gehad in de achtste finales of heb je echt moeten knokken?’
‘Je zou kunnen zeggen dat ik geluk gehad heb,’ zei Roland V. ‘Ik moest het opnemen tegen een vent die ze echt bij de lurven hadden genomen. In de zestiende finales hadden ze hem al bijna helemaal murw geslagen door zijn vrouw vreemd te laten gaan met een besmette gigolo. En in de achtste finales, voor hij mij bevocht, kreeg hij af te rekenen met de sterilisatie of onvruchtbaarheid van zijn eigen dochter. Je ziet: hij kwam eigenlijk al gehandicapt aan de aftrap.’
‘En jij?’ vroeg de man tegenover Roland V bijna jaloers.
‘Ik heb mijn portie wel al gehad in de vorige ronden,’ verzekerde hij hem. ‘Wees daar maar zeker van. Ik heb al heel wat verloren. Je vergeet trouwens de kopstoten die je te verwerken krijgt bij het winnen van elke ronde.’
‘Ja, ik denk dat ik wel weet wat je bedoelt. En trouwens, nu we daar toch over bezig zijn, ik denk dat je het best, zowel voor mijn als voor jouw eigen goed, zo snel mogelijk afhandelt.’
‘Je bent er zeker van?’
‘Ja, doe het! Doe het nu! Ik heb tenminste de kwartfinales gehaald, nietwaar?’
Roland V nam de elektronische sabel weer op en schakelde het devies aan dat aan de riem rond zijn middel hing. Het zette de punt van het wapen op stroom. Er was zelfs een minusuul klein vonkje te zien. Behoedzaam trad hij naar voren en nam hij de ouderwetse schermershouding aan. Sierlijk stak hij de sabel naar voren en liet hij zijn pols gracieus hangen. Zachtjes ging hij door de knieën en wachtte af tot zijn tegenstander, Ben III, uiteindelijk het hoofd zou laten hangen. Toen dat gebeurde en hij zijn kin op zijn borst liet rusten, zei Roland V:
‘En garde!’
En met één steek raakte hij de verliezende kwartfinalist pal op de borst. Er klonk een dof en onheilspellend geluid waarna de onfortuinlijke een meter verder werd weggeslingerd en op de grond viel. Hij was op slag dood. Doodgeëlektrocuteerd. Meteen schakelde Roland V de sabel uit. Er ging een koude rilling over zijn rug en niet lang daarna was het zijn beurt om de hoek in te kruipen. Hij kotste er alles uit en kreeg af te rekenen met de zoveelste hindernis in het parcours naar de ultieme overwinning. Maar hij moest en zou kampioen worden. Hij was onoverwinnelijk.
In zijn hoofd zette hij een zoveelste streepje bij op zijn eigen, inwendige scorebord dat het ongeluk in zijn leven opsomde. De strijd, hij had ze bijna gewonnen. Hij had bijna de hoofdprijs binnengehaald!
‘Je ziet,’ zei de dame beneden in de lobby tegen Lana VII, ‘dat dit eigenlijk al een beetje een voorbereiding is voor je.’
Lana VII keek hoe hoe het lichtje op het paneel stopte met flikkeren. Een paar momenten later was ze getuige hoe het verkoolde lijk van de verliezende kwartfinalist naar beneden werd gebracht en werd afgevoerd doorheen de lobby. Vlak daarna verscheen Roland V ten tonele. Hij werd onmiddellijk belaagd door de horde reporters, fotografen en supporters. Hij moest ze als vliegen van zich afstaan. Ondertussen legde zijn coach, een zekere Mr. Kin, een handdoek in zijn hals.
‘Hoe voelt u zich, meneer Roland?’
‘Had u deze overwinning verwacht?’
‘Wat was uw tactiek? Een eerste reactie?’
Roland V bleef even staan en liet de menigte bedaren. Toen stak hij een hand op en zei:
‘Ik kan alleen maar mijn tegenstander feliciteren. Hij heeft een prima wedstrijd gespeeld. Het was kantje boordje, hij had evengoed kunnen winnen, maar uiteindelijk ging het om wie het meeste geduld had en wie het koelbloedigst was. Vandaag was ik de beste, maar dat wil niets zeggen. Ik heb goed gespeeld, maar ik ben bekaf. Dank u wel.’
Roland V probeerde met dit persbericht de massa achter zich te laten, maar ze bleven hem bestoken. Halverwege botste hij tegen Lana VII aan. De twee keken elkaar een moment lang aan, maar meer werd hen niet gegund, want er werd alweer aan zijn mouw getrokken en voor hij het besefte, werd Roland V tegen de glazen deur geduwd en onderworpen aan een tweede reeks vuurvragen.
‘Meneer Roland V, nog één vraag graag.’
‘Ik heb mijn verklaring gegeven, jongens…’
‘Hoe schat u uw kansen in in de halvefinale, meneer Roland V?’
‘Ziet u zich de finale halen en misschien dit hele tornooi winnen?’
Roland V besefte dat hij er niet onderuit kon. Hij manoeuvreerde zich tussen een paar mannen en antwoordde:
‘Dat kan ik echt niet inschatten, jongens. Ik speel dit spel van dag tot dag. Van ronde tot ronde. Ik kijk echt niet verder dan de volgende wedstrijd. Maar ik moet toegeven: het vooruitzicht op de hoofdprijs die alsmaar dichterbij komt, geeft me vertrouwen en energie. Ik denk dat ik dit kan winnen. Maar het komt er nu op aan om voldoende en snel genoeg te recupereren. Echt waar.’
Op dat moment vond Mr. Kin, de coach, het meer dan genoeg. Hij trad naar voren als een soort bodyguard en maakte de weg vrij.
‘Laat hem even wat op adem komen, jongens,’ riep hij. ‘Jullie hebben hem gehoord. Hij heeft een zware wedstrijd gespeeld. En hij moet weer klaar staan voor morgen. Bovendien moet hij nu eerst naar de check-up.’
Voor Roland V zich mocht verheugen op een lekker, warm bad, een shot amnesia en een diepe slaap, werd hij eerst nog opgewacht in de kelders van het spiegelgebouw. Daar stonden de officials hem in een kamer van twee op twee op te wachten, met naald en spuit. Een bloedcontrole.
‘Hallo jongens,’ zei Roland V opmerkelijk luchtig na zijn zware wedstrijd. ‘Wat wordt het vandaag?’
‘Je begint het al wat gewoon te worden, nietwaar Roland V?’
‘Het hoort bij de routine, zeker? Serieus, wat hebben jullie dit keer voor me?’
Een van de officials, gekleed in een zwart maatpak, haalde een spuit tevoorschijn en liet een paar druppels ontsnappen. Hij hield het vocht tegen het licht en zei:
‘Wat dacht je van een portie hepatitis A, B, C en D?’
‘Ik denk er het mijne van, maar ik hou me aan de regels. Waar willen jullie het?’
Zonder de vraag af te wachten, ging Roland V zelfverzekerd zitten op een krukje, sloofde zijn mouw op en wachtte af tot hij de prik zou voelen. Hij glimlachte. Het hoorde allemaal bij het voorspel, een beetje zoals boksers vroeger op persconferenties stoer bleven en elkaars oor afbeten. Het was een kwestie van uitdagen, zelfvertrouwen uitstralen en de wedstrijd al op voorhand beslechten. Roland V had nog geen idee wie zijn volgende tegenstander zou zijn, maar door zo bereidwillig en moedwillig zijn mouw op te stropen, had hij al een streepje voor. De eerste set leek al gewonnen. Roland V beet zelf niet eens op zijn tanden toen de prik kwam en de hepatitis een baan zocht in zijn bloed. Hij kon het allemaal wel hebben. Integendeel: het leek hem zelfs nog maar weinig uit te maken. De eerste injectie bij de aanvang van de eerste ronde had hem natuurlijk misselijk gemaakt. Hij had er drie nachten niet van kunnen slapen want wie liet zich nu opzettelijk uit vrije wil injecteren met de meest vreselijke ziektes? Wie haalde het in zijn hoofd om uit vrije wil te gokken op een beursgenoteerd bedrijf waarvan de aandelen in één dag tijd gekelderd waren tot amper 2 euro? Wie zou zoals Roland V alles op het spel zitten om een stomme wedstrijd te winnen, alleen maar omdat hij ervan droomde die hoofdprijs weg te kapen? Alleen: nu was het moment gekomen dat hij altijd al had gevreesd. Hij zat in de halve finale. De mietjes waren naar huis gespeeld. Het was tijd voor het echte spel. En Roland V wist het.
‘Die hepatitis is maar een opwarmertje, nietwaar?’
‘Goed geraden, Roland V. Je bent bij de les.’
‘Je begint de kneepjes van het vak al wat te kennen, he?’
Toch behield de kersverse halvefinalist zijn goed humeur. Wat kon hij anders doen?
‘Ik dacht het al. Waarmee gaan jullie me opzadelen? Mijn arme vader uit zijn lijden verlossen? Me laten verlammen zodat ik de kamp moet vechten vanuit een rolstoel?’
Er kwam geen antwoord.
‘Ik zit er nog niet eens dichtbij, he?’
De officials keken elkaar aan, tot er eentje zei:
‘Je beseft toch dat je in de halve finale zit, he Roland V? Dat is hier geen kinderspel meer, makker.’
‘Oké, wat is het dan?’
‘Je vrouw.’
‘Mijn vrouw? Wat is er met haar? Wat gaan jullie doen?’
In één ruk was Roland V opgestaan. Hij liet het niet onmiddellijk merken maar hij was in paniek. Voor het eerst sinds dit spel van start was gegaan, begon hij ervan te zweten. Hij wist dat ze alles konden doen. Hij had het contract getekend, inclusief de kleine lettertjes die beweerden dat ze hem vanalles en nog wat konden aandoen, alsook zijn nabije omgeving, familie en echtgenote.
‘Je wist dat dit moment er ooit zat aan te komen, Roland V.’
‘Je hebt het zelfs aan jezelf te wijten. Je had maar niet tot in de halve finale moeten geraken.’
Roland V keek om zich heen. Het zag ernaar uit dat hij geen hulp zou krijgen. Hij had zichzelf te verwijten. Hij had ervoor gezorgd dat het tot dit punt zou komen. Waarom had hij het gedaan? Die hoofdprijs…? Langzaam ging hij weer zitten en liet de gedachte tot zich doordringen dat hij nu niet enkel zichzelf, maar ook zijn vrouw in deze wedstrijd had betrokken. Een soort ziekelijk dubbelpartijtje. Al die tijd dat hij zich gespaard waande omdat de tegenslagen en injecties nog niet overdreven waren, wist Roland V dat ze alles hadden opgespaard voor deze halve finale. Zijn vrouw.
‘Wat… wat zijn jullie van plan met haar?’
‘Dat kunnen we helaas nog niet zeggen, Roland V. Het zou de verrassing bederven en het zou zijn effect niet hebben mocht je het nu al weten.’
‘Je kan toch iets zeggen!’ begon Roland V zijn stem te verliezen.
‘Het spijt me.’
‘Je kan niet zomaar zeggen dat je mijn vrouw iets zal aandoen en dan weer je staart intrekken. Ik heb het recht om…’
‘Je hebt geen rechten in dit spel, Roland V. Dat weet je.’
‘Ja, maar, ik moet toch weten wat het zal zijn.’
‘Wat wil je dat we zeggen, Roland V? We kunnen zeggen dat het gruwelijk en mensonterend zal zijn. Is het dat wat je wilt?’
Zonder het zelf te willen barstte Roland V in snikken uit. Het was sterker dan hemzelf. Als een hoopje stuikte hij in elkaar. Hij schaamde zich niet voor zijn tranen. Ook dat hoorde weer bij de voorbereiding, de trainingen voor de halve finales. De tranen, zijn maag die samenkromp, de hoofdpijn, de steken in zijn zij; de officials hadden er alles voor over om de deelnemer zo goed mogelijk te laten voorbereiden, zodat de toeschouwers een leuke halve finale zouden krijgen.
‘Kun je me dan ten minste inlichten wie ik moet bekampen?’ zei Roland V terwijl hij zijn tranen droogde.
‘Waarom wil je dat weten?’
‘Ik wil het weten! Oké?’
‘Goed. Zoals je wil. Hij heet Stick II en hij staat tweede op de wereldranglijst. Je kent hem wel.’
‘Jezus, Stick II?’
Hij kon het niet geloven. Dé Stick II! De man die in elke ronde van dit tornooi zowat ten dode opgeschreven was en al zeven ronden lang, van bij de preselecties, geconfronteerd werd met de meest waanzinnige voorbeelden van ongeluk, smart en leed. Stick II had zowat alles verloren wat er te verliezen was: zijn huisdieren, zijn ouders, zijn grootouders, zijn huis, zijn hypotheek, zijn zicht, zijn gehoor, zijn rechterarm en zelfs een paar organen. De man was verdomme een wandelend lijk, ten dode opgeschreven. En daar moest Roland V het dus tegen opnemen! Hij had geen schijn van een kans, dacht hij. Hij moest zelf niet eens aan de wedstrijd beginnen.
‘Je meent het,’ herhaalde hij. ‘Stick II! Jullie hebben erom gedaan, nietwaar?’
‘Waarom?’
‘Omdat het een finale avant-la-lettre is!’
‘Het is de loting, Roland V. We hebben niet gefoefeld of iets veranderd. Het is gewoon zo uit de bus gekomen.’
Hij zuchtte en stond op.
‘Hier stopt de rit dus voor mij.’
Een van de officials, een grappenmaker wellicht, liep naar de deur om hem buiten te laten.
‘Wie zegt dat? Een beetje zelfvertrouwen, he makker. In elk tornooi is er wel een verrassing. In elk tornooi sneuvelt er wel een reekshoofd. Je bent de underdog en underdogs liggen goed in de markt. Je zal alvast het publiek aan je kant hebben. Succes!’
En met deze aanmoediging verliet Roland V het gebouw.
Later die avond lag hij in bed, terwijl zijn coach Mr. Kin hem masseerde, of liever de huid zowat kapot kneep en hem een naalden- en spijkersessie gaf, en besloot hij maar half te trainen voor de halve finales. Tegen de muur hing een groot scherm waarop het nieuws van de dag te zien was: gruwelbeelden van kapotgeschoten soldaten in veertien verschillende oorlogen, zes nieuwe ziektes die waren overgewaaid van Mars, een honderdtal doden bij een natuurramp en nog meer van dat moois. Maar het hielp niet veel. Roland V wist dat dit alles hem niet zou kunnen voorbereiden op datgene wat de tornooileiding van plan was te ondernemen tegenover zijn eigen vrouw. Hij draaide zich op zijn rug en verzocht zijn coach er even mee op te houden zodat hij haar ten minste op de hoogte kon brengen. Het was nog niet te laat om een dagconnectie aan te vragen en dus zag Roland V zijn vrouw even later voor zijn geest verschijnen. Een interlokaal bewustzijnsgesprek.
‘Ja, lieverd?’
Haar stem klonk vertwijfeld en opgelucht tegelijkertijd.
‘Ik ben het. Je hebt me toch niet gezien in de kwartfinale?’
‘Neen, ik heb niet durven kijken,’ gaf ze toe.
‘Goed,’ zei hij opgelucht. ‘Je weet wat we hebben afgesproken…’
‘Maar toen ik hoorde dat je het had gehaald, heb ik naar de replay gekeken.’
‘Godver… ik wil niet dat je me ziet in de wedstrijd,’ zei Roland V omdat hij wist hoe pijnlijk het voor haar wel niet moest zijn om haar man zo te zien afzien. Daarom ook had hij haar opzettelijk nog niet ingelicht over alle gruwel die ze niet te zien had gekregen. De injecties achter de schermen, de vernederingen, de innerlijke kwellingen, de leugens, al de rest.
‘Ik…ik weet niet hoe ik je dit moet zeggen,’ begon hij te stamelen.
‘Wat is er, Roland V?’
‘Ik… heb het verknald.’
‘Waar heb je het over? Je hebt de halve finale gehaald! Nog even en je hebt de hoofdvogel afgeschoten.’
‘Ze gaan jou aanpakken, liefje,’ zei hij onzeker en voor de tweede keer die dag kon hij zijn tranen niet de baas. Hij zag hoe zijn coach, Mr. Kin hem misprijzend zat aan te kijken terwijl hij voorbereidingen trof om zijn pupil nog voor het slapengaan een korte kotssessie te ondergaan.
‘Mij? Waarom?’
‘Ze willen me treffen waar het het meest pijn gaat doen.’
‘Maar… wat zijn ze dan van plan?’
‘Ik weet het niet. Dat wilden ze niet zeggen. Ik weet alleen dat ze jou zullen gebruiken om mij te treffen. Jij bent mijn handicap voor de halve finale.’
Ze zweeg.
‘Je hebt nog niets vreemds gemerkt?’ vroeg hij voor de zekerheid.
‘Neen, ik denk het niet.’
‘Dan zal het nog moeten komen.’
Nadat ze voor die nacht afscheid hadden genomen van elkaar, kwam Mr. Kin weer op het bed afgestapt, met in zijn hand een soort spalk. Roland V kende de trucs al allemaal uit het hoofd. Om de eerste games van de volgende rondes zonder kleerscheuren door te komen zou de coach een lichamelijk letsel toebrengen zodat de pijn een essentieel onderdeel zou vormen en Roland V zich op een hoger niveau niet kon druk maken over wat er met zijn vrouw zou gebeuren. Ook het nieuws dat hij vanaf vandaag met alle mogelijke hepatitissen besmet was, zou naar de achtergrond verdwijnen door die oude truc van Mr. Kin.
‘God neen, Kin,’ bood Roland V weerstand. ‘Niet weer.’
‘Een primitieve pijn verdringt de echte pijn,’ zei de coach op zijn Oosters.
‘Oké, maar doe me een plezier. Neem een arm dit keer. Ik wil op mijn benen blijven staan.’
Zonder waarschuwing nam de coach de rechterarm vast, legde die op de rand van het bed en zette er toen zijn voet op. In één beweging brak hij met zijn volle gewicht twee botten in de arm. Roland V schreeuwde het uit, maar huilde voor het eerst die dag van blijdschap omdat hij wist dat hij de volgende uren meer aan die pijn zou denken dan aan zijn volgende wedstrijd.
De volgende week speelde Roland V zijn halve finale op diverse plekken en diverse tijdstippen. Men verloor hem geen seconde uit het oog en een paar keer ontmoette hij zijn tegenstander, Stick II, in het winkelcentrum bijvoorbeeld of bij de ombudsman. Wie van de twee de ander uitnodigde voor een ‘confrontatie’ in een van de vele kamers van het spiegelgebouw, had de beste papieren want die stond het sterkst, of beter gezegd: die had het meeste meegemaakt. Wie dan in die kamer het onderspit zou delven, stond de troostprijs te wachten: de dood, wat op zich de winnaar als een spoetnik naar de finale zou schieten.
Het zag ernaar uit dat Roland V uiteindelijk toch de finale zou missen. Stick II was een doordrijver, meer nog: de man leek een olifantenhuid te hebben en was letterlijk niet uit het veld te slaan.
Tot er een anonieme tip binnenkwam die aantoonde dat de man in kwestie doping gebruikte. Temidden van een ontmoeting in een café waar de twee mannen hun ongeluk trachtten te verdringen, gebeurde het.
‘Hoe staan de zaken ervoor?’ vroeg Stick II gespeeld luchtig. ‘Nog altijd niet van plan om op te geven?’
‘Ik ben geen opgever,’ zei Roland V maar onder het oog van de miljoenen kijkers wist hij dat hij zwart aan het liegen was.
‘Neen? Bewonderenswaardig,’ antwoordde Stick II. ‘Ik heb nochtans gehoord dat ze je vrouw in het spel hebben betrokken.’
‘Jij bent toch niet met haar vreemdgegaan?’ vroeg Roland V opkijkend.
‘God, neen! Dat niet, maar het zal wel erg zijn, neen?’
‘Ik weet niet. Ik heb er nog niets van gemerkt.’
Het was zo. Een week lang was Roland V opgezadeld met kleine ongemakken en tegenslagen, maar die grote klip, in de vorm van zijn vrouw, was nog niet aan hem verschenen. Ze leken het nog even uit te stellen. Terwijl Stick II, uit goeie bron vernomen, wel al twee gigantische opdoffers te verwerken had gekregen.
‘Hoe zit het met die beschuldiging van pedofilie, Stick?’ vroeg Roland V op zijn beurt luchtig.
‘Het is beter dan die geruchten die over mij de ronde doen over doping.’
‘Ach ja,’ zei Roland V en net toen hij wilde beginnen over de vermeende dopingaffaire werden de geruchten in daden omgezet toen zonder waarschuwing een paar officials en scheidsrechters bij hen kwamen staan met de mededeling dat Stick II werd gediskwalificeerd.
‘Hoe bedoel je, man? Laat los! Laat me spelen!’
Maar het had geen zin meer. Roland V wist niet of hij nu een gat in de lucht moest springen omdat het ernaar uitzag dat hij in de finale zat, of mdedeleven moest voelen omdat zijn tegenstander niets anders had gekund dan naar de verboden middelen te grijpen.
‘Stick II, u wordt uit de wedstrijd gezet op beschuldiging van doping, in de vorm van regelmatig gebruik van opbeurende en oppeppende middelen zoals Prozac en andere vormen van anti-depressiva.’
Toen Roland V samen met Mr. Kin in zijn hotelkamer al zijn overwinning aan het vieren was, kwam hij nog te weten dat Stick II al het hele tornooi zo uitzonderlijk presteerde en alles kon verdragen omdat hij gewoonweg geen hart meer had. De man had een kunsthart laten plaatsen en daarbovenop had hij zich geregeld suf en gevoelloos gesnoven dat het hem allemaal niets meer uitmaakte. Wat er nu te gebeuren stond, wist Roland V niet, aangezien het de eerste keer was dat iemand uit het Tornooi was gezet.
‘Wat nu?’ vroeg Mr. Kin toostend. ‘Moet je hem nu niet doden?’
‘Ik weet het niet,’ zei Roland V. ‘Ze hebben hem meegenomen voor ondervraging. Hij zal al zijn premies, sponsordeals en medailles terug moeten inleveren, denk ik. Dat op zich is al een stuk erger dan de dood, neem ik aan. Ik bedoel, hij zal aan de schandpaal worden genageld.’
‘Ja, maar op die manier komt hij er makkelijk vanaf. Het reglement wordt nu niet toegepast.’
Maar er was iets anders dat Roland V bezighield. Zijn vrouw. Door deze plotse onderbreking en opgave, hadden ze die factor nog niet aangewend. Het zou dus iets worden voor in de finale. Tenzij ze met nog iets beters op de proppen konden komen. Zonder het zelf te willen bleef Roland V zich afvragen in welke vorm ze zijn vrouw als obstakel hadden ingeschakeld. Het prikkelde hem; het zette hem aan het denken en vooral: hij werd ongelooflijk nieuwsgierig. Meer nog: een tweede opgave in de finale zou hij niet aankunnen. Hij moest het weten. Natuurlijk zouden ze nooit het risico willen nemen om een finale zonder spanning en actie af te leveren.
Toen Roland V dus die dag uit het hokje van de officials kwam, waarbij een vorm van hersenvliesontsteking bij hem werd ingeplant en ze hem als vrijwilliger hadden aangemeld voor een geheime oorlogsmissie op Venus, keek hij vooral uit naar dé ingreep: zijn vrouw. Hij kon bijna niet wachten om zijn opwachting te maken in de finale. Als een bokser stond hij als het ware in zijn hoekje touwtje te springen, klaar om met alles en iedereen de grond aan te vegen.
Maar nog voor Roland V zijn tegenstander in de finale voor het eerst te zien kreeg, wist hij hoe laat het was. Hij wist hoe ze zijn vrouw hadden ingeschakeld. Hij liep het spiegelgebouw binnen, uitgerust met de elektronische sabel aan zijn heup, op weg naar een kamer waar hij een eerste game zou uitvechten. Maar halverwege de lobby zag hij haar. Zijn vrouw! Ze was op post. Ze hadden haar inderdaad in de strijd geworpen, alleen niet zoals Roland V het verwacht had. Ze stond namelijk in de groep van de volgende deelnemers!
‘Mijn god, neen!’ riep Roland V uit.
Hij liep op haar af en tikte haar op de schouder.
‘Lana VII!’
‘Liefje, wat doe jij hier? Moet jij je niet voorbereiden op de finale?’
‘Wat doe jij hier? Zeg me niet dat je… je hebt ingeschreven?’
Ze keek hem beneveld en angstig aan.
‘Jawel.’
‘Neen!’
Hij nam haar stevig vast en drukte haar boezem tegen zijn borst aan, alsof hij nu al naar dat gevaarlijke oorlogsfront moest vertrekken. Alsof hij haar nu al had verloren, of liever: alsof zij hem nu al had verloren. Maar het was zo. Hij had de finale al verloren. Dit zou hij nooit te boven komen, dacht hij. Ze hadden hem genekt. Deze achterstand zou hij in geen week meer kunnen ophalen. Hij voelde zijn hart wegteren. Hij was op. Hoe kon ze hem dit aandoen? Wat stond er haar allemaal niet te wachten? Haar leed zou het zijne worden. Het zou zijn ondergang worden. Het zou hem de hoofdprijs kosten.
‘Waarom?’
‘Ik had een nachtdroom waarin…’
Maar Roland V hoorde de rest al niet meer. Hij wist genoeg. Een nachtdroom. Zo hadden ze het dus gedaan. Hij wist natuurlijk ook wel dat er opperste geheimhouding werd verreist van de deelnemers. Lana VII kon hem dus niet hebben ingelicht over haar inschrijving. Hij liet haar los en zag haar bezorgde blik.
‘Liefje, je kunt dit nog altijd winnen, hoor!’
‘Vergeet het,’ zei hij hoofdschuddend. ‘Ik heb verloren. Ik heb jou verloren! Aan dit ellendige spel!’
‘Niet waar! Je kan het!’
‘Ach, hou op.’
Hij gaf haar een laatste kus en keek haar nog een laatste maal aan. Net toen hij op het punt stond er de brui aan te geven en in de witte kamer tegenover zijn tegenstander op de grond neer te zakken en om genade te smeken, keek hij op. Verrek: ze had gelijk. Hij was geen loser. Hij was een winnaar. Hij mocht één zaak niet vergeten. De hoofdprijs. De beloning.
‘Je kan het, liefje. Ik geloof in je!’
Hij knikte en zocht daarna de weg doorheen de drummende massa van reporters naar de bovenste verdieping. Toen hij in kamer 365 aankwam, stond zijn tegenstander, een gebroken oude man, al op hem te wachten. Roland V kende zelfs zijn naam niet. Misschien maakte dat ook allemaal niet meer uit. Het voornaamste was dat de oude man amper nog op zijn benen kon staan. Hém hadden ze helemaal leegeplunderd, dacht Roland V. En tegelijk dacht hij: dit kan ik nooit winnen. Een oude man die ondanks al dat leed nog altijd de moed vindt om me hier te staan opwachten, moet wel een heel bijzondere sportman zijn.
‘Ik ben Roland V,’ stelde hij zichzelf voor.
‘Ik… ik ben niemand meer,’ stamelde de oude man. ‘Ik ben een nietsnut. Ik heb geen enkele betekenis meer in dit leven. Ik heb niets meer.’
‘Je hebt bijna deze wedstrijd gewonnen,’ zei Roland V en op dat moment dacht hij er zelfs aan om hem de finale te schenken. Misschien zou hij dan niet gedood worden en konden hij en Lana VII toch nog ontsnappen en op een lang verdiende vakantie gaan. En zo hoefde zij ook niet deel te nemen aan de volgende aflevering van dit tornooi. Maar toen dacht hij aan de beloning, de prijs, de beker.
‘Ik denk niet dat ik het haal,’ pruttelde het mannetje tegen. ‘Ik kan niet meer. Ik heb kanker, alle mogelijke ziektes en ze hebben me ook nog eens halfdood bestraald met radioactief materiaal. Het maakt eigenlijk niet uit of ik nu win of niet; dood ga ik toch. Ik ben eigenlijk al blij dat ik het gehaald heb. Met de centen en het prijzengeld van de finale kunnen mijn vrouw, mijn kinderen en kleinkinderen een tijdje verder leven. Ik heb tenminste niet voor niets geleefd, geleden en gevochten.’
Roland V had niets meer. Hij kon niets meer zeggen. Het was zoals het was. Het was de waarheid. Wat restte hem ook nog? Maar nog voor hij zelf door de knieën kon gaan, stuikte het mannetje al tijdens hun eerste kamp neer. Het was niet zozeer een bewuste beslissing, dacht Roland V. Het was eerder een kwestie van niet meer kunnen. De handdoek werd in de ring gegooid.
‘Wat doe je nu?’ vroeg Roland V bijna met spijt.
‘Ik geef op. Je hebt gewonnen. Jij hebt het grootste tornooi van de wereld gewonnen. Ik gun het je. Je hebt het verdiend!’
‘Maar ik wil niet winnen,’ jammerde Roland V ineens.
Maar terwijl hij het zei, was hij toch trots op zichzelf dat hij had volgehouden. Een of twee seconden langer dan deze oude, gebroken man. Dat wilde toch iets zeggen. In gedachten zag hij zijn vrouw Lana VII al een gat in de lucht springen, net als de reporters die live verslag zouden uitbrengen.
‘We hebben een winnaar! Roland V heeft deze week de zesendertigste editie van het Tornooi op zijn naam geschreven! Na zijn schitterende overwinningen in de achtste en kwartfinales moest hij het opnemen tegen de topfavoriet Stick II, maar ook daar ging hij losjes overheen. In de finale werd een keiharde, gemene bikkelharde strijd verwacht, maar de kijkers bleven wat op hun honger zitten want al tijdens de eerste kamp hing Rolands tegenstander in de touwen…’
Roland V nam de uitgestoken hand van de oude man aan en trok hem op.
‘Ik zal er je eeuwig dankbaar voor zijn, jongeman,’ smeekte de man met een blik op de sabel.
‘Ik weet niet of…’
‘Je moet het doen!’
‘Ik dacht dat de verliezende finalist geen troostprijs kreeg, maar gratie?’
‘Ik wil geen gratie! Ik wil die troostprijs en wel nu! Doe het!’
‘Neen.’
Maar met het laatste restje moed en wanhoop hees de oude man zich omhoog en nam hij de punt van de elektronische sabel vast terwijl hij met zijn andere hand, worstelend met Roland V die hem van zich af wilde houden, de stroom aanschakelde. Roland V wilde nog ingrijpen, maar het was te laat. Het oude ventje greep de arm die niet de zijne was en bracht de sabel in één beweging tot bij zijn voorhoofd. Zonder nog iets te zeggen, drukte hij de punt als een askruisje tegen zijn huid en werd hij dood geëlektrocuteerd.
‘Proficiat!’ klonk het van overal uit de boxen en de schermen in de kamer. Roland V keek naar buiten door het grote, brede raam en zag een gigantisch scorebord voorbijdrijven in de lucht. Hij las zijn eigen score en uitslag ervan af en liet de verliezende namen allemaal stuk voor stuk aan zich voorbijgaan. De top tien kon hij nog bijhouden, maar de rest van het peloton was hij allang vergeten. Toen hij naar beneden keek, zag hij de menigte op straat, voor het grootste deel om hem te feliciteren, maar er waren ook een paar portestgroepen bij die dit hele verderfelijke spel een gebrek aan normen verweten.
‘Het is tijd voor de prijsuitreiking, Roland V!’
Als een koning daalde de winnaar door de gangen, de trappen en de lobby over een rode loper naar buiten waar de beker hem al stond te wachten. Zijn hart klopte dubbel zo hard.
‘Nog een geluk dat ik geen speech hoef te geven,’ dacht hij nog.
Ergens halverwege passeerde hij zijn vrouw Lana VII die naar hem knipoogde en gebaarde dat ze van hem hield en altijd wel van hem zou houden. Roland V kreeg het moeilijk en verloor bijna de controle over zijn spieren. Maar hij moest volhouden. Hij moest als een echte gladiator het hoofd hoog houden en zijn eer in ontvangst nemen. Dus liep hij gestadig door en genoot van de schouderklopjes, de handtekeningen die hij onderweg uitdeelde en de bombastische fanfare die hem muzikaal begeleidde tot het kleine, in elkaar gebokste podium waarop de grote beker met de grote oren stond. Het was een gouden beker waarin de vijfendertig namen van de vorige winnaars in stonden gegraveerd. Daar aangekomen schudde Roland V de hand van de notoire organisator en bedenker van het spel. Hij keek de massa in en merkte zijn coach op. Jammer dat hij die niet meer zou kunnen bedanken.
Toen kreeg hij de beker overhandigd. Hij nam hem met beide handen beet en stak hem als een krijger de lucht in. Het publiek barstte los in luid applaus en gefluit. Roland V besefte dat dit zijn gloriemoment was. Hij kuste de beker en dacht aan de eeuwige roem die hem dit alles zou opleveren.
Toen hield hij de beker voor zich uit en keek hij nog één keer naar zijn vrouw Lana VII.
‘Mijn god,’ stond het hem ineens bij. ‘Dat ze dit moet aanzien maakt niet deel uit van mijn ongeluk, het maakt deel uit van haar voorbereiding! Mij aan het werk zien en de hoofdprijs zien krijgen, is een test en haar eerste handicap voor haar eerste ronde!’
Het werd hem ineens allemaal duidelijk. Er zouden bij Lana VII geen injectiespuiten aan te pas komen bij de aanvang van haar eerste ronde van het Tornooi. Dit volstond.
‘Oké, dan,’ besloot hij achteloos. ‘Als het zo moet, dan is het maar zo.’
En met gesloten ogen zette Roland V, winnaar van het Grootste Tornooi, zijn lippen aan de gouden kelk en dronk in één teug het vergif op. Een paar momenten later kreeg hij zijn beloning en hoofdprijs.