Steven Dupré (1967) is een fenomeen. Bijzonder weinig striptekenaars hebben zijn professionele combinatie van talent en goede ideeën. Vandaag kent hij veel succes met de reeksen ‘Midgard’ en ‘Kaamelott’, maar voor mijn generatie – de kinderen van de jaren negentig – zal zijn naam altijd synoniem staan met ‘Sarah & Robin’, zonder twijfel de mooiste, warmste en eerlijkste kinderstrip die België ooit heeft voortgebracht. Onderstaand interview focust zich dan ook voornamelijk op dat meesterwerk.
Steven Dupré staat ons vriendelijk te woord op de jaarlijkse ‘F.A.C.T.S.’-beurs te Gent, maar af en toe worden de antwoorden onderbroken omdat een verwoede fan een opdracht of tekening in zijn favoriete album wilt. En zo hoort het ook! |
In 1993 was u amper 26 toen u in het Suske & Wiske-weekblad mocht publiceren. Ik vermoed dat menig jeugdig auteur u toen benijdde. Hoe hebt u die job destijds te pakken gekregen?
Dupré: “Op een receptie! Ik had toen al zes jaar gepubliceerd in de krant Het Volk. Die publicatie was gestopt en ik was op zoek naar ander werk. Op een receptie kwam ik de toenmalige uitgever van Standaard Uitgeverij tegen die mijn werk al kende. Hij zei me dat ze kortverhalen zochten voor een weekblad dat toen opgestart werd. “Maak eens iets! Stel eens iets voor!” vertelde hij me. Dat heb ik gedaan, met als resultaat Sarah & Robin.”
Was er enige inmenging van de redactie of de uitgeverij?
Dupré: “Ik schreef mijn scenario’s eerst uit en legde die voor aan de redactie. Op sommige momenten stelden ze zich wel vragen, genre “Is het niet te abstract? Gaat het wel ‘marcheren’?”. Ik zei elke keer dat het uiteraard ging ‘marcheren’, want anders zou ik het zo niet geschreven hebben! (lacht) Dat bleek ook te kloppen. Bij Standaard Uitgeverij hadden ze de neiging om hun publiek te onderschatten, terwijl ik redeneerde dat kinderen wel meer gewend waren. Met “kinderen” bedoelde ik dan nog die van ondertussen bijna 20 jaar geleden; nu zijn de kinderen al helemaal van alles op de hoogte. De reeks werd destijds zo positief onthaald omdat ze haar publiek niet voor een stel domoren versleet.”
De meeste interviews focussen graag op het feit dat “Sarah & Robin” het commercieel net iets minder goed deed dan gehoopt of verwacht werd door de uitgeverij. Uw frustratie wordt dan ook graag uitvergroot. Wat mij veel meer interesseert: wat is de oorsprong van de reeks?
Dupré: “Dat weet ik niet! Ik heb een ideeënschuif, die dicht blijft tot ik inspiratie nodig heb. Op het moment dat ik de opdracht kreeg, heb ik mijn schuif opengetrokken om te zien of er een bruikbaar concept was om kortverhaaltjes rond te maken.”
U bent nadien met de langere verhaalvorm gaan experimenteren, maar de aanvankelijke bedoeling was kortverhalen?
Dupré: “Jazeker. Maar ik wilde wel meteen een rode draad in de kortverhalen, zodat er uiteindelijk een langer verhaal kon ontstaan. Dat is niet helemaal gelukt; in het eerste album merk je dat ook. Het eerste volume legt uit wie Robin is, waarom hij onzichtbaar is en wie hem wel of niet kan zien.”
Dupré: “Op een receptie! Ik had toen al zes jaar gepubliceerd in de krant Het Volk. Die publicatie was gestopt en ik was op zoek naar ander werk. Op een receptie kwam ik de toenmalige uitgever van Standaard Uitgeverij tegen die mijn werk al kende. Hij zei me dat ze kortverhalen zochten voor een weekblad dat toen opgestart werd. “Maak eens iets! Stel eens iets voor!” vertelde hij me. Dat heb ik gedaan, met als resultaat Sarah & Robin.”
Was er enige inmenging van de redactie of de uitgeverij?
Dupré: “Ik schreef mijn scenario’s eerst uit en legde die voor aan de redactie. Op sommige momenten stelden ze zich wel vragen, genre “Is het niet te abstract? Gaat het wel ‘marcheren’?”. Ik zei elke keer dat het uiteraard ging ‘marcheren’, want anders zou ik het zo niet geschreven hebben! (lacht) Dat bleek ook te kloppen. Bij Standaard Uitgeverij hadden ze de neiging om hun publiek te onderschatten, terwijl ik redeneerde dat kinderen wel meer gewend waren. Met “kinderen” bedoelde ik dan nog die van ondertussen bijna 20 jaar geleden; nu zijn de kinderen al helemaal van alles op de hoogte. De reeks werd destijds zo positief onthaald omdat ze haar publiek niet voor een stel domoren versleet.”
De meeste interviews focussen graag op het feit dat “Sarah & Robin” het commercieel net iets minder goed deed dan gehoopt of verwacht werd door de uitgeverij. Uw frustratie wordt dan ook graag uitvergroot. Wat mij veel meer interesseert: wat is de oorsprong van de reeks?
Dupré: “Dat weet ik niet! Ik heb een ideeënschuif, die dicht blijft tot ik inspiratie nodig heb. Op het moment dat ik de opdracht kreeg, heb ik mijn schuif opengetrokken om te zien of er een bruikbaar concept was om kortverhaaltjes rond te maken.”
U bent nadien met de langere verhaalvorm gaan experimenteren, maar de aanvankelijke bedoeling was kortverhalen?
Dupré: “Jazeker. Maar ik wilde wel meteen een rode draad in de kortverhalen, zodat er uiteindelijk een langer verhaal kon ontstaan. Dat is niet helemaal gelukt; in het eerste album merk je dat ook. Het eerste volume legt uit wie Robin is, waarom hij onzichtbaar is en wie hem wel of niet kan zien.”
Dat eerste deel eindigt dan ook perfect: het laatste verhaaltje herenigt Robin met zijn bedenker. Waren er andere namen in de running dan “Sarah” en “Robin”?
Dupré: “Aanvankelijk zouden ze “Fred” en “Freya” heten. Maar dat deed iets teveel aan “Suske” en “Wiske” denken. Het is “Sarah” en “Robin” geworden, omdat die namen moeilijk verkeerd uit te spreken zijn in andere talen. Helaas zijn er nooit vertalingen verschenen.”
Zou u Robin de jonge versie van Steven Dupré kunnen noemen?
Dupré: “Nee, dat denk ik niet.”
Sarah dan, misschien?
Dupré: “Evenmin.”
Auteurs smokkelen vaak onbewust invloeden uit het eigen leven in hun werk …
Dupré: “Het huis van Sarah is het huis van mijn ouders. De school van Sarah is mijn oude lagere school. Op die manier zitten er wel invloeden in, maar persoonlijker dan dat wordt het niet.”
Het lijkt me moeilijk om de humor zowel voor kinderen als volwassenen toegankelijk te maken …
Dupré: “Als er grappen inzitten, dan zijn het grappen die ik zelf geslaagd vind. Als dat geen al te moeilijke geintjes zijn, zullen kinderen ze wel snappen. Als de mopjes iets “intelligenter” zijn (proest het uit), dan zullen volwassenen het oppikken. Ik zit nooit te denken dat iets onbegrijpelijk of te vergezocht is.”
Wat denkt u van de stelling dat “Sarah & Robin” een beetje lijkt op “Calvin & Hobbes”, omdat beide hoofdpersonages een imaginair vriendje hebben – en omdat beide reeksen de kinderlijke onschuld willen bewaren in een koude, harde en cynische wereld?
Dupré: “Die vergelijking is wel vaker gemaakt, maar alles bestaat al en alles is reeds gedaan. Momenteel teken ik “Midgard” en dan zeggen de mensen mij dat “Thorgal”, door de combinatie van “vikingen” en “aliens”, niet veraf is. Nee! Het uitgangspunt is misschien hetzelfde, maar de uitwerking is compleet anders. Wat dat betreft, houdt de vergelijking met “Calvin & Hobbes” ook meteen op.”
Van “Calvin & Hobbes” gesproken: auteur Bill Watterson is erg tegen merchandising gekant. Ook van “Sarah & Robin” zijn er zo goed als geen afgeleide producten verschenen. Was dat uw bewuste keuze?
Dupré: “Nee, daar is gewoon nooit vraag naar geweest. Merchandising begint als de reeks commercieel succes heeft. Dan pas wordt het interessant voor bedrijven om hun product aantrekkelijker te maken met figuren uit een reeds bestaande serie. Zolang dat niet het geval is, staat quasi niemand te springen om zijn geld te steken in items waarvan men niet weet of ze wel zullen verkopen.”
Dupré: “Aanvankelijk zouden ze “Fred” en “Freya” heten. Maar dat deed iets teveel aan “Suske” en “Wiske” denken. Het is “Sarah” en “Robin” geworden, omdat die namen moeilijk verkeerd uit te spreken zijn in andere talen. Helaas zijn er nooit vertalingen verschenen.”
Zou u Robin de jonge versie van Steven Dupré kunnen noemen?
Dupré: “Nee, dat denk ik niet.”
Sarah dan, misschien?
Dupré: “Evenmin.”
Auteurs smokkelen vaak onbewust invloeden uit het eigen leven in hun werk …
Dupré: “Het huis van Sarah is het huis van mijn ouders. De school van Sarah is mijn oude lagere school. Op die manier zitten er wel invloeden in, maar persoonlijker dan dat wordt het niet.”
Het lijkt me moeilijk om de humor zowel voor kinderen als volwassenen toegankelijk te maken …
Dupré: “Als er grappen inzitten, dan zijn het grappen die ik zelf geslaagd vind. Als dat geen al te moeilijke geintjes zijn, zullen kinderen ze wel snappen. Als de mopjes iets “intelligenter” zijn (proest het uit), dan zullen volwassenen het oppikken. Ik zit nooit te denken dat iets onbegrijpelijk of te vergezocht is.”
Wat denkt u van de stelling dat “Sarah & Robin” een beetje lijkt op “Calvin & Hobbes”, omdat beide hoofdpersonages een imaginair vriendje hebben – en omdat beide reeksen de kinderlijke onschuld willen bewaren in een koude, harde en cynische wereld?
Dupré: “Die vergelijking is wel vaker gemaakt, maar alles bestaat al en alles is reeds gedaan. Momenteel teken ik “Midgard” en dan zeggen de mensen mij dat “Thorgal”, door de combinatie van “vikingen” en “aliens”, niet veraf is. Nee! Het uitgangspunt is misschien hetzelfde, maar de uitwerking is compleet anders. Wat dat betreft, houdt de vergelijking met “Calvin & Hobbes” ook meteen op.”
Van “Calvin & Hobbes” gesproken: auteur Bill Watterson is erg tegen merchandising gekant. Ook van “Sarah & Robin” zijn er zo goed als geen afgeleide producten verschenen. Was dat uw bewuste keuze?
Dupré: “Nee, daar is gewoon nooit vraag naar geweest. Merchandising begint als de reeks commercieel succes heeft. Dan pas wordt het interessant voor bedrijven om hun product aantrekkelijker te maken met figuren uit een reeds bestaande serie. Zolang dat niet het geval is, staat quasi niemand te springen om zijn geld te steken in items waarvan men niet weet of ze wel zullen verkopen.”
Mogen we ooit een zesde “Sarah & Robin” verwachten?
Dupré: “Hmm, nee. Ik heb in ieder geval geen plannen in die richting. Ik ben ondertussen te druk bezig met andere zaken. Ik vraag me ook af of ik dezelfde verteltoon nog zou kunnen … “vangen”.”
Denkt u dat u de 26-jarige Steven Dupré niet meer kan oproepen?
Dupré: “De Steven Dupré wel, maar dat soort verhaaltjes misschien niet meer! (lacht)”
Vergelijkbaar met “Sarah & Robin” is “Sam” van Jan Bosschaert. Tevens een reeks die nooit de hoogste commerciële toppen heeft geschoren, maar die wel door de auteur als “labour of love” wordt beschouwd. Bosschaert zegt ook vaak: “Sam is mijn kindje, mijn meisje”. Hij zal haar altijd blijven steunen, zelfs na een langere periode van inactiviteit. Ik zou denken dat u af en toe de nood voelde om “Sarah & Robin” een nieuw duwtje in de rug te geven …
Dupré: “Nee, want ik voel niet echt die nood. Wat ik wel voel, is dat mensen na al die jaren nog altijd zeggen: “Sarah & Robin, dat was goed!” …”
Wij zijn er mee opgegroeid!
Dupré: “Wel, dat vind ik erg raar. Ik heb dat in een klein kamertje gemaakt en dat blijkt bijna 20 jaar later een levendige herinnering van veel lezers. Zelf weet ik geregeld niet meer waarover de verhalen gingen!”
Op de achterkant van album 1 staat het tweede deel aangekondigd als “Lutra Lutra”. Waarom is het uiteindelijk onder de naam “Suzanna” verschenen?
Dupré: “Dat weet ik niet meer. Ik had verschillende mogelijke titels. Deel twee bestaat uit twee afzonderlijke avonturen, namelijk “Lutra Lutra” en “Suzanna”. Vermoedelijk was ik, bij de release van het eerste album, nog bezig met “Lutra Lutra” en had ik geen idee wat het tweede verhaal zou worden.”
Ik gokte dat de Latijnse titel door de uitgeverij als te weinig commercieel werd bevonden …
Dupré: “Ja, maar ik vind dergelijke titel beter klinken dan “Suzanna”. Enfin.”
U bent een geweldig tekenaar, geen twijfel mogelijk. Ik herinner me enkele covers die u maakte voor het “Suske & Wiske”-weekblad, bijvoorbeeld bij de start van een nieuw jaar. Dat waren telkens pareltjes, maar vreemd genoeg lukte het u precies niet zo goed om Marcel Kiekeboe treffend te tekenen!
Dupré: “Dat is een verschrikkelijk moeilijk figuur om te tekenen! Hoe minder lijnen erop staan, hoe minder makkelijk het is om het figuur te tekenen. Kijk maar naar “The Simpsons” of “South Park”. Marcel Kiekeboe is voor mij ook zo’n personage dat nauwelijks te reproduceren is. Ook al ziet het er schijnbaar vrij eenvoudig uit.”
Dupré: “Hmm, nee. Ik heb in ieder geval geen plannen in die richting. Ik ben ondertussen te druk bezig met andere zaken. Ik vraag me ook af of ik dezelfde verteltoon nog zou kunnen … “vangen”.”
Denkt u dat u de 26-jarige Steven Dupré niet meer kan oproepen?
Dupré: “De Steven Dupré wel, maar dat soort verhaaltjes misschien niet meer! (lacht)”
Vergelijkbaar met “Sarah & Robin” is “Sam” van Jan Bosschaert. Tevens een reeks die nooit de hoogste commerciële toppen heeft geschoren, maar die wel door de auteur als “labour of love” wordt beschouwd. Bosschaert zegt ook vaak: “Sam is mijn kindje, mijn meisje”. Hij zal haar altijd blijven steunen, zelfs na een langere periode van inactiviteit. Ik zou denken dat u af en toe de nood voelde om “Sarah & Robin” een nieuw duwtje in de rug te geven …
Dupré: “Nee, want ik voel niet echt die nood. Wat ik wel voel, is dat mensen na al die jaren nog altijd zeggen: “Sarah & Robin, dat was goed!” …”
Wij zijn er mee opgegroeid!
Dupré: “Wel, dat vind ik erg raar. Ik heb dat in een klein kamertje gemaakt en dat blijkt bijna 20 jaar later een levendige herinnering van veel lezers. Zelf weet ik geregeld niet meer waarover de verhalen gingen!”
Op de achterkant van album 1 staat het tweede deel aangekondigd als “Lutra Lutra”. Waarom is het uiteindelijk onder de naam “Suzanna” verschenen?
Dupré: “Dat weet ik niet meer. Ik had verschillende mogelijke titels. Deel twee bestaat uit twee afzonderlijke avonturen, namelijk “Lutra Lutra” en “Suzanna”. Vermoedelijk was ik, bij de release van het eerste album, nog bezig met “Lutra Lutra” en had ik geen idee wat het tweede verhaal zou worden.”
Ik gokte dat de Latijnse titel door de uitgeverij als te weinig commercieel werd bevonden …
Dupré: “Ja, maar ik vind dergelijke titel beter klinken dan “Suzanna”. Enfin.”
U bent een geweldig tekenaar, geen twijfel mogelijk. Ik herinner me enkele covers die u maakte voor het “Suske & Wiske”-weekblad, bijvoorbeeld bij de start van een nieuw jaar. Dat waren telkens pareltjes, maar vreemd genoeg lukte het u precies niet zo goed om Marcel Kiekeboe treffend te tekenen!
Dupré: “Dat is een verschrikkelijk moeilijk figuur om te tekenen! Hoe minder lijnen erop staan, hoe minder makkelijk het is om het figuur te tekenen. Kijk maar naar “The Simpsons” of “South Park”. Marcel Kiekeboe is voor mij ook zo’n personage dat nauwelijks te reproduceren is. Ook al ziet het er schijnbaar vrij eenvoudig uit.”
Ik las ooit een strippagina genaamd “Max en Mummie” in een Nederlands weekblad, overduidelijk van uw hand. Jaren later zijn die cartoons gebundeld in een album. Eenmalig, op amper 500 exemplaren. Schandalig, en nu natuurlijk onmogelijk te vinden. Waarom is het niet op een gewone oplage verschenen, zodat stervelingen als ik het kunnen kopen?
Dupré: “Er zijn er niet veel meer van verkocht. Vijfhonderd exemplaren is een kleine, maar ook een realistische oplage.”
Wat zou u maken als u morgen financiële vrijheid krijgt?
Dupré: (resoluut) “Midgard”. Mijn huidige reeks, inderdaad, maar dan “constant”. Nu moet ik afwisselen met “Kaamelott”. “Midgard” is veel meer van mezelf: ik schijf het ook zelf en de persoonlijke betrokkenheid is veel groter. Wat niet wegneemt dat het heel prettig is om “Kaamelott” te tekenen. Je geeft een stuk van het werk weg door het niet zelf te moeten schrijven, zodat je je volledig kan concentreren op het tekenen. Afwisseling tussen twee reeksen is uiteraard artistiek gezien ook gezond. Maar voor het soort strip dat “Midgard” is, zou het beter zijn dat er meer dan een deel per jaar kan verschijnen. Door omstandigheden lukt dat niet.”
Waar staat uw Bronzen Adhemar?
Dupré: “Op mijn boekenkast! (lacht)”
Bedankt voor uw tijd. Ik wens u nog alle succes toe en ik blijf natuurlijk hopen op een zesde “Sarah & Robin”! Als pensioenfonds, bijvoorbeeld.
Dupré: “Aah, je weet nooit.”
Dupré: “Er zijn er niet veel meer van verkocht. Vijfhonderd exemplaren is een kleine, maar ook een realistische oplage.”
Wat zou u maken als u morgen financiële vrijheid krijgt?
Dupré: (resoluut) “Midgard”. Mijn huidige reeks, inderdaad, maar dan “constant”. Nu moet ik afwisselen met “Kaamelott”. “Midgard” is veel meer van mezelf: ik schijf het ook zelf en de persoonlijke betrokkenheid is veel groter. Wat niet wegneemt dat het heel prettig is om “Kaamelott” te tekenen. Je geeft een stuk van het werk weg door het niet zelf te moeten schrijven, zodat je je volledig kan concentreren op het tekenen. Afwisseling tussen twee reeksen is uiteraard artistiek gezien ook gezond. Maar voor het soort strip dat “Midgard” is, zou het beter zijn dat er meer dan een deel per jaar kan verschijnen. Door omstandigheden lukt dat niet.”
Waar staat uw Bronzen Adhemar?
Dupré: “Op mijn boekenkast! (lacht)”
Bedankt voor uw tijd. Ik wens u nog alle succes toe en ik blijf natuurlijk hopen op een zesde “Sarah & Robin”! Als pensioenfonds, bijvoorbeeld.
Dupré: “Aah, je weet nooit.”