1 Alle mensen op aarde spraken één taal en gebruikten dezelfde woorden. 2 Nadat ze uit het oosten weggetrokken waren, vonden ze een vlakte in Sinear en vestigden zich daar. 3 Zij zeiden tegen elkaar: ‘Kom, laten wij tegels maken en ze harden in het vuur.’ De tegels gebruikten zij als bouwstenen, met asfalt als specie. 4 Nu zeiden ze: ‘Laten wij een stad bouwen met een toren, waarvan de spits tot in de hemel reikt; dan krijgen wij naam en worden wij niet over de aardbodem verspreid.’ 5 Toen de HEER neerdaalde om de stad en de toren die de mensen bouwden, te zien, 6 zei Hij: ‘Nu zijn ze één volk en spreken zij allen dezelfde taal. Wat zij nu doen is nog maar een begin; later zal geen enkel plan van hen meer te stuiten zijn. 7 Laten Wij neerdalen en verwarring brengen in hun taal, zodat de een niet meer verstaat wat de ander zegt.’ 8 En de HEER dreef hen vandaar naar alle kanten de hele aardbodem over, en er kwam een einde aan de bouw van de stad. 9 Daarom noemt men die stad Babel, want de HEER heeft daar verwarring gebracht in de taal van alle mensen, en hen vandaar over de hele aardbodem verspreid. (Bron: Willibrordvertaling, herziene editie 1995). MORE...